De heerlijkheid van de man (1)

"Ik wil echter, dat gij dit weet: het hoofd van iedere man is Christus, het hoofd der vrouw is de man, en het hoofd van Christus is God. (...) hij (de man) is het beeld en de heerlijkheid Gods, maar de vrouw is de heerlijkheid van de man. Want de man is niet uit de vrouw, maar de vrouw uit de man. De man is immers niet geschapen om de vrouw, maar de vrouw om de man".(1 Kor.11:1-9)

In de wereld, niet van de wereld

De positie van de vrouw in de kerk leeft niet alleen in de Nederlandse Gereformeerde kerken, waar dit jaar de ambten van ouderling en diaken zijn opengesteld voor de vrouw en het principebesluit gevallen is ook het ambt van predikant voor de vrouw open te stellen. Het is al jarenlang een gevoelige zaak in de kerken. Dat heeft te maken met het feit dat in de westerse wereld waarin wij leven ons een levenspatroon opgedrongen is dat uitgaat van gelijke rechten voor de vrouw. En als mensen van deze tijd klinkt ons dat misschien volstrekt billijk en logisch in de oren. Toch staat dit levens- en denkpatroon in meerder opzicht haaks op wat Gods Woord ons daarover leert. Voordat we hierover meer willen schrijven, is het goed om na te gaan waar we staan met betrekking tot onze meningsvorming. Wat zijn onze denkkaders? Dan moeten we bedenken dat we ons vaak nog zo weinig bewust zijn van de enorme zuigkracht die de wereld met zijn alledaagse 'gewoonten' op ons denken uitoefent. Hoe wij daardoor o zo gemakkelijk aanpassingen maken aan Gods Woord. Aanpassingen die het leven voor ons in deze maatschappij gewoon wat gemakkelijker en - in onze zondige beleving - aangenamer maken. Dat hoeft niet eens te betekenen dat we Gods Woord op onderdelen openlijk willen tegenspreken. Maar we leven dan niet meer zo dicht en hartelijk uit Gods Woord, niet meer in alles in een echte verbondsrelatie met de Here. Dat kan onbewust gebeuren.
Het kan ermee beginnen dat we Gods woorden verdringen, door er niet aan te denken. Bijvoorbeeld wanneer van ons gevraagd wordt openlijk op te komen voor Gods Naam wanneer deze gelasterd wordt. Of wanneer we in het openbaar zouden moeten bidden voor het eten. Dan kan er van daaruit zo maar een overgang zijn naar een leven, bijv. een uitgaansleven, dat zich met de heiligheid van de Here niet verdraagt, omdat - zo zeggen we dan - wij dat wel aan kunnen. Of het de Here aangenaam is, vragen we ons dan liever maar niet af.
Het kan ook zijn, dat er gewoon geen of onvoldoende kennis is van Gods Woord met betrekking tot zijn wil voor ons leven. Wat het laatste betreft, hebben we een enorme achterstand in te halen waar de Woordbediening en het gereformeerde onderwijs het zo heeft laten afweten, waardoor het onderscheidingsvermogen van velen van ons, jong en oud, ondermijnd is. Natuurlijk zal veel van onze aanpassingen "bedekt" gebeuren, zonder dat het veel mensen opvalt. Maar sommige gevolgen van deze aanpassingen, die we scharen onder de "synthese" of het "compromis" met de wereldgeest, is schrijnend openbaar geworden in de huwelijken, ook in Gereformeerde Kerken.

Het is verbijsterend om te zien op welke schaal het kwaad van ontwrichte huwelijken en echtscheidingen onder ons zijn sporen heeft nagelaten. Dit moet voor ons allen een teken aan de wand zijn, en ons leren hoe gemakkelijk zelfs bij kerkleden de duivel zijn ontbindende krachten kan uitoefenen. Wij hebben in dit alles een gemeenschappelijke schuld.
Maar nu we ons hebben vrijgemaakt tot eerbiedige gehoorzaamheid aan Gods Woord en we weer naar al zijn geboden willen leven, zullen wij ons daadwerkelijk moeten bekeren, door ons hele leven te toetsen en ons te blijven beproeven. Daarvoor is de geestelijke wapenrusting van God nodig! Die moeten we dan wel aantrekken en aangetrokken houden. Want er is geen terrein waar we de strijd wel denken te kunnen ontvluchten. Ook ons denken met betrekking tot de goede verhoudingen tussen man en vrouw in ons huwelijksleven en ons kerkelijk leven, moeten we onderwerpen aan Gods Woord.

Gelijke rechten?

Zo moeten we ook nagaan of wij wel in praktijk brengen, wat we misschien nog wel met de mond willen belijden met betrekking tot de rol van de vrouw in de kerk en in het huwelijk.
We komen er niet onderuit dat ook onder ons vaak de wens bestaat volop te willen profiteren van de gelijke kansen en ontplooiingsmogelijkheden voor een ieder, man en vrouw. En, zo zou onze reactie kunnen zijn, wie zou daar iets kwaads van zeggen? We mogen toch gebruik maken van het goede in deze wereld, ook al deugt misschien de achtergrond van het streven naar gelijke rechten niet, zoals in geval van goddeloze "alternatieve samenlevingsvormen". Trouwens, zo zeggen we al snel, is in dit geval niet sprake van ons rentmeesterschap? En moet het meisje of de vrouw ook niet ten volle kunnen deelnemen aan opleidingen tot beroepen die zij gewoon leuk vindt? Zij mag en moet toch haar gaven ontwikkelen?
Maar we vergeten daarbij vaak dat onze dagelijkse taken en onze beroepskeuze, ook geheiligd moeten zijn in de Here. Is het een keuze voor Hèm, onze God en Heiland, of voor ons eigen leventje, voor het geld en het genot?

En wat de man betreft, die moet toch ook wat meer bijdragen aan het huishouden en het gezin in de opvoeding (oppas?) van de kinderen. Vroeger liet hij dit allemaal maar aan z'n vrouw over, maar daarin schoot de man toch ook tekort? Je kan tegenwoordig toch allebei een deeltijdbaan nemen? Het gezin is toch een gemeenschappelijke zaak?
In deze zin is het huwelijksformulier in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKv) aangepast: geen onderscheiden rollen meer voor man en vrouw, maar nadruk op de gezamenlijkheid in de taken en verantwoordelijkheden in het gezin.
We willen aan deze vragen later nog aandacht besteden. We laten het nu even bij een korte schets van wat er zoal op dit punt leeft, misschien ook in ons eigen gezin.

Emancipatie in de kerk

Menig kerkgenootschap is intussen bezweken onder de druk die werd uitgeoefend vanuit de emancipatiebeweging, het streven naar gelijke rechten voor de vrouw in alles. In de zestiger jaren gingen de kansels van de Gereformeerde kerken synodaal (GKN) en die van de Nederlandse Hervormde kerk (NHK) open voor vrouwelijke predikanten. Deze ontwikkelingen ontstonden niet uit het niets. In 1930 werd het recht om te stemmen nog onthouden aan Gereformeerde vrouwen, maar in 1952 ging men in de GKN om, met in 1967 eerst vrouwelijke diakenen en ouderlingen, en tenslotte in 1969 ook vrouwelijke predikanten. Voor de NHK gebeurde dit achtereenvolgens in 1923, 1958 en 1966. Dit jaar zijn ook de NGK overstag gegaan. Wie volgt?
Heel opmerkelijk is het dat de synodale theoloog, dr. D. van Keulen, in 2003 het verband heeft gelegd tussen de vrouw in het ambt, het toestemmen van de Schriftkritiek, en de brede oecumene: het toetreden van de GKN tot de wereldraad van kerken. Hij citeert daarbij met instemming een ander die schrijft:
Wie toestaat dat vrouwen spreken in de gemeente, gaat tegen letterlijke teksten van Paulus in. De toelating van vrouwen tot het kerkelijk ambt betekende daarom een erkenning, dat waarheid van buiten de Schrift soms zwaarder telt dan de letter van de Schrift.

Een wissel omgezet

Laten we niet vergeten dat ons denken op het punt van de plaats van de vrouw in de kerk beïnvloed is door wat er ook op dit punt in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKv) aan gedachtegoed ontwikkeld is. Zo werd nu al weer meer dan 10 jaar geleden in de GKv de tijd rijp geacht om het vrouwenstemrecht in te voeren. Was er na 1930 in 1958 op de Synode van Bunschoten-Spakenburg en in 1978 op de Synode van Groningen-Zuid opnieuw een afwijzend besluit genomen, de Synode van Ommen 1993 besloot anders. Zij heropende op ondeugdelijke kerkrechtelijke gronden deze zaak en ging over tot de historische daad om zusters van de kerken stemrecht te verlenen. Dat was een historische daad. Immers tot 1993 had de kerk van alle eeuwen dit altijd aan hen onthouden. Maar de synode voerde aan dat er nieuw Schriftbewijs was, nieuw inzicht in Gods Woord. Dit leidde tot een verwarrende situatie. Hoe overtuigend was dit bewijs? Bezwaarschriften hiertegen richting de Synode van Berkel in 1996 werden allen afgewezen. De gewetens werden belast met bezwaren en velen van ons deden niet aan de stemming door vrouwen mee, sommige mannen hebben zelf sindsdien ook niet meer gestemd. Anderen legden zich er al dan niet met gemengde gevoelens bij neer, en deden mee. Het besluit met zijn niet overtuigende gronden, heeft sterk bijgedragen tot de al aanwezige algemene verontrusting over de koers in de GKv. Want het bange gevoel overheerste dat hierdoor, en door een aantal andere besluiten, door de GKv in 1993 een wissel was gepasseerd en een nieuwe, verkeerde richting was ingeslagen: het luisteren naar de tijdgeest en niet naar Gods Woord. Door ongefundeerde besluiten te nemen, zou immers gemakkelijk leervrijheid volgen. Bovendien leek hiermee ook in de GKv de weg vrij te komen naar het op termijn openstellen van de ambten voor de vrouw. Ik herinner mij nog goed de waarschuwende toespraak van dr. P. van Gurp op de REFORMANDA vergadering in 1993 onder de veelzeggende titel: Mode of Synode (REFORMANDA 22 december 1993,Jg46:pag.536v).

Nu we hier als nieuw vrijgemaakten op terugkijken, lijkt het vermoeden van destijds bevestigd te zijn. Alleen is alles met nog grotere snelheid van de helling gekomen dan wij toen konden voorzien. Intussen wordt de openstelling van de ambten voor vrouwen hard voorbereid. In de REFORMANDA van 28 juli en van 6 oktober j.l. heeft dr. Van Gurp over de voorstellen tot een nieuwe ambtsleer geschreven, die ook ruimte moet maken voor de prekende vrouw. In Kampen worden meisjes tijdens hun studie theologie getraind om te preken. En op het rapport van de Nederlands Gereformeerde Kerk waarin werd voorgesteld om alle ambten officieel open te stellen voor de vrouw werd door de deputaten kerkelijke eenheid van de GKv geen principiële veroordeling uitgesproken. Kritiek was er slechts op de onderbouwing van het voorstel.
Aan waarschuwingen binnen de GKv heeft het niet ontbroken, tot deze taak heeft REFORMANDA zich zo lang het blad bestaat, geroepen geweten. Maar ook ontbrak het niet aan waarschuwingen van buiten de GKv. Die kwamen allereerst van de kant van afgevaardigden van buitenlandse zusterkerken. Maar er waren ook woorden van een hoogleraar uit de GKN, prof. dr. G. Dekker die nu, tien jaar later, nog herinnerd worden en zijn weergegeven door Reina Wiskerke in haar situatieschets van de GKv, 60 jaar na de vrijmaking van 1944 (ND, 7 augustus 2004). Zij schrijft:
Boven de markt hangt nog een bekende voorspelling, tien jaar geleden verwoord door de godsdienstsocioloog G. Dekker: de 'vrijgemaakten' gaan de 'synodalen' achterna. Het hellende vlak dreigt echt, zei hij bij de herdenking van vijftig jaar Vrijmaking. Gereformeerden staan van oudsher met beide benen in de wereld, legde hij uit. En daarom zijn ze niet immuun voor die wereld, zoals de synodaal-gereformeerden (inmiddels opgegaan in de Protestantse Kerk in Nederland) al hebben laten zien. Dat vrijgemaakt-gereformeerden kort daarvoor vrouwen in de kerk stemrecht hadden gegeven, vond hij tekenend. Bij de synodaal-gereformeerden leidde dat tot toelating van de vrouw tot alle ambten.

Lieve vrede of ware vrede

Dus hebben we hier met een belangrijke, maar ook gevoelige zaak te maken. Het lijkt op scherp te staan. Onder ons zijn er immers niet alleen tegenstanders maar ook voorstanders van het vrouwenstemrecht. We zouden in de verleiding kunnen komen er daarom maar helemaal niet meer over door te spreken en de zaak maar te laten rusten. Het besluit van Generale Synode Ommen 1993 over het vrouwenstemrecht moeten we dan maar (definitief?) afschaffen voor de lieve vrede en daarbij moeten we het dan maar voorlopig laten.
Maar daartegenover wil ik graag stellen dat we ons niet door angst moeten laten leiden. Ook niet als het om keuzes gaat in de kerk en het kerkelijke leven, die moeiten opleveren omdat we er niet gelijk over denken. Want wij hebben ons bij onze principiële keuzes in de eerste plaats te verantwoorden aan de Here. En we zullen dus Zijn wegen terdege moeten kennen en gaan. Met wijsheid en voorzichtigheid maar ook met zorgvuldigheid en duidelijkheid. En de noodzaak om hierover te schrijven en te spreken zal blijven terugkeren tot aan de wederkomst van Christus. Laten we ons in ieder geval niet door ons gevoel laten leiden, maar ons stellen onder het Woord van God. Dat alleen kan de ware vrede dienen, ook op dit punt.
Dit zal de nodige inspanning vragen, maar dat hoort bij de strijd tegen de wereldgeesten, waarin de Here ons als kerk plaatst.

Gods huisregels

Want uit Gods Woord blijkt dat de eerste christelijke gemeenten over de verhouding tussen de man en de vrouw - in en buiten het huwelijk - al dringend extra onderwijs nodig hadden. De apostel Paulus schrijft er meerdere keren over in de brief aan de gemeente te Korinte (1 Kor. 11:2-16 en 14:34-40), en ook aan de gemeenten te Efeze (Ef.5:22-33) en te Kolosse (1 Kol.3:18-19), en aan Timotheüs (1 Tim.2:9-15). Ook Petrus schrijft hier uitvoerig over (1 Petr.3:1-7).
Als Paulus verkeerde ontwikkelingen met betrekking tot de betrokkenheid van de vrouw in het kerkelijk leven aan de kaak stelt, dan benadrukt hij dat de zaak zelf voor alle tijden en alle plaatsen is. Ook wijst hij erop dat het eeuwenoude Woord van God hierover uitsluitsel geeft voor de situatie in de gemeente te Korinte.

Hoe was de situatie in Korinte?
De vrouwen in deze gemeente matigden zich gelijke rechten aan bij het spreken in de gemeente. Dit was, net als dat in onze tijd het geval is, gevolg van een emancipatiestreven in de Griekse wereld van die dagen. Vrouwen moesten gelijke kansen en ontplooiingsmogelijkheden hebben en bovendien gelijke inspraak. Daarentegen wil Paulus dat de gemeente ook op dit punt de Here Jezus Christus blijft navolgen door vast te houden aan de overleveringen, het onderwijs in Gods Woord (1 Kor.11:1vv). Hij stelde eerst vast dat de gemeente te Korinte dat in ander opzicht wel had getoond. En daarvoor prijst hij de gemeente. Maar hij wil gehoorzaamheid óók op het punt hoe de vrouw zich in de gemeente opstelt. Niet als nieuwe regel, maar als het navolgen van Gods Woord in deze zaak, dat Korinte, maar ook de andere gemeenten was overgeleverd. Dat ze dus konden weten. Daarom stelt hij heel nadrukkelijk in 1 Kor. 14:36:
Of is het Woord Gods bij u begonnen. Of heeft het alleen u bereikt?

Paulus wil geen eigenwilligheid toestaan. Het gaat zeker niet om een zaak waarin je elkaar vrij mag laten.
Paulus wil alle indruk vermijden dat het in Korinte slechts zou gaan om een specifieke tijdgebonden kwestie of dat het een persoonlijk advies van hemzelf zou betreffen. Hij wijst erop dat de Here bij het kerkelijk leven orde wil. In de kerk moet men weten dat het hier om een gebod van God gaat. De God die een God van orde en vrede is. Die wil dat alles betamelijk en in goede orde geschiedt (1 Kor.14: 33,40).
Hiermee wil Paulus niet alleen zeggen dat het in de eredienst netjes moet zijn en eerbiedig. Maar vooral ook dat de inrichting van de erediensten en de onderlinge verhoudingen tussen man en vrouw in de kerk, moeten beantwoorden aan zijn wil. De Here woont in de kerk. Het is zijn huis waar wij ook mogen komen. Hìj bepaalt de huisregels. Wij zullen ons dus moeten inspannen om uit Zijn Woord op te maken wat die huisregels zijn, en hoe wij ze moeten toepassen in onze tijd.

Wordt vervolgd