Het verbond


God sloot een verbond met zijn volk Israël. Met heel het volk. Met Abraham, Isaäk en Jakob. Maar ook met Esau die zich van God afkeerde. Ook met het volk Israël dat door de woestijn trok, maar die door hun ongehoorzaamheid toch niet de rust mochten ingaan (Hebr.3). Hoorden Esau en het ongehoorzame volk dan wel echt bij Gods verbond? Kun je Gods beloften krijgen en toch niet behouden worden?

Reformatorisch


In sommige reformatorische kerken gaan er heel weinig mensen aan het Avondmaal. De mensen moeten dan eerst een ervaring gehad hebben, waaruit blijkt dat ze bij God horen. Dan zingen ze bijvoorbeeld een psalm en dan voelen ze dat die speciaal voor hen gezongen wordt. Ze zijn er dan zeker van dat ze bij God horen en dan durven ze ook aan het Avondmaal te gaan. Je noemt dat wel bevindelijk. Dan zoeken mensen (in zichzelf naar) een gevoel of ervaring die zekerheid geeft dat zij bij het verbond horen. Ze zeggen dat Esau niet bij het verbond hoorde. Want hoe kan dat? God heeft Esau zijn verbondsbeloften gegeven van vergeving en eeuwig leven en toch kiest Esau voor een leven (en dus voor een toekomst) zonder God. Zij geloven dus dat niet iedereen die gedoopt wordt ook een verbondskind is. Of iemand een verbondskind is, moet in de toekomst duidelijk worden. Hier ging het ook over in 1944 bij de Vrijmaking.

Uitverkiezing


Eigenlijk geloven die mensen dit: Alleen de kinderen die uitverkoren zijn, zijn ook verbondskinderen. Alle kinderen van gelovige ouders zijn gedoopt, maar alleen als de HERE de kinderen ook nog uitverkoren heeft, zijn ze echt verbondskinderen. De vraag is dan: Ben ik uitverkoren? Dat klinkt misschien logisch. Want God kan zijn beloften niet verbreken.

Wat we moeten onthouden is dit. God heeft het verbond met ons gesloten van zijn kant. Dat heeft God alleen bedacht. Dat kwam van één kant. We zeggen: Het verbond is eenzijdig in ontstaan. Maar God vraagt wel onze liefde voor Hem en onze naaste. Hij vraagt van ons verbondsdienst. Hij geeft daarvoor zelf alles wat we nodig hebben, alle krachten, maar we moeten wel doen wat Hij zegt. We noemen dat: Het verbond is tweezijdig in bestaan. God en de mens gaan beiden in verbondenheid met elkaar om. Aan de ene kant staat de HERE die de mensen roept tot zijn verbond en ze uitkiest. Aan de andere kant zijn de mensen, die moeten luisteren naar God die roept. Wij als verbondskinderen zijn geroepen tot het leven met de HERE. En daar moeten wij op reageren door Gods Geest. Wij mogen niet in een hoekje zitten afwachten en naar onszelf kijken of God ons wel heeft uitverkoren. Dat is Gods zaak. God roept ons. Wij moeten reageren. Dat is onze zaak. Daar moeten wij mee bezig zijn.

Ook voor de kinderen


De HERE sluit het verbond met Abraham en zijn zaad. Niet alleen zijn uitverkoren zaad, maar al het zaad. In Gen.17:9 staat: Voorts zeide God tot Abraham: En wat u aangaat, gij zult mijn verbond houden, gij en uw nageslacht, in hun geslachten. Dit is mijn verbond, dat gij zult houden tussen Mij en u en uw nageslacht: dat bij u al wat mannelijk is besneden worde.
Met Pinksteren belooft God vergeving en de Heilige Geest aan ouders én aan al hun kinderen. In Hand. 2:38-39 staat: En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des heiligen Geestes ontvangen. Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal.
Petrus roept de mensen op om tot geloof te komen, zoals een zendeling doet. En wanneer een vader en moeder dan tot geloof komen, dan mag Petrus hen en ook de kinderen dopen. De belofte is ook voor de kinderen. Zij horen ook bij het verbond.

Esau


Het kan zijn dat een verbondskind ongehoorzaam is aan de roepstem van de HERE, zoals Esau. God verbreekt zijn beloften niet. God blijft nog steeds trouw aan zijn verbond. Want Hij heeft mooie en rijke dingen beloofd als je trouw bent, een zegen als je doet wat Hij zegt. Maar Hij dreigt met een vloek als je Hem verlaat.
We hoeven niet wakker te liggen of Gods beloften ook voor ons gelden. God heeft ze beloofd. Mensen die een ervaring willen meemaken of een gevoel willen voelen voordat ze dat geloven stellen meer vertrouwen in zichzelf dan in Gods Woord. Toch is Gods Woord juist onze troost. Want hoe kun je nu zekerheid krijgen als je naar jezelf kijkt? De ene dag voel je je zus en de volgende dag zo. De ene dag leef je dicht bij de HERE en de volgende dag voel je dat helemaal niet zo. Toch mag je ook op die dagen zekerheid hebben. Omdat God het zegt. Je hoeft je dus helemaal niet bezorgd af te vragen of je een kind van God bent. Je hoeft je niet bang te maken met de vraag of Gods beloften wel echt voor jou gelden. Je mag God geloven op Zijn Woord. De uitverkiezing is Gods zaak. Daar hebben wij niets mee nodig. Gods roeping aan ons, daar moeten wij op reageren met Gods kracht.

Samengevat


Als je het samenvat kun je zeggen dat Gods beloften voor gelovige ouders en voor ál hun kinderen zijn. Dat wil niet zeggen dat je dan ook automatisch in de hemel komt, denk maar aan Esau. Maar wij hoeven niet met de armen over elkaar te zitten en te denken: Ik kan er toch niets aan doen, ik ben misschien gewoon niet uitverkoren. Nee, de uitverkiezing is Gods zaak. God roept al zijn verbondskinderen op tot het leven met en voor Hem. Dat is onze kant. Reageren op Gods roepstem. Doen wat Hij vraagt. Dominee van Dijk schrijft in zijn boekje
Verbond en belijdenis
dat wie zegt dat het waar is dat je enige recht op de vergeving en eeuwig leven ligt in Gods gegeven belofte, gelooft. Als je het daarmee eens bent, geloof je. Want geloven is het recht aanvaarden dat je kind van God bent op grond van Gods belofte. Als je jezelf dan gaat afvragen of je wel gelooft, weet je wat je dan eigenlijk doet? Zeggen: Ik geloof wel, maar nu ga ik onderzoeken of ik wel geloof. Hij schrijft dat niemand het recht heeft om te zeggen dat bepaalde dingen in zijn leven (goede daden bijvoorbeeld) vruchten van het geloof zijn. Dat kan pas als je weet/gelooft dat je Gods kind bent. Dat je deel hebt aan het leven. Ongelovigen doen toch ook wel goede dingen? Pas als je gelooft kun je wat je bij jezelf ziet en ervaart, zien als openbaringen van het nieuwe leven dat de Here je geeft. Dat geeft dan blijdschap en dankbaarheid, omdat je het verbondsleven dan zo duidelijk mag zien.

Bid dan de HERE dat Hij je door zijn Geest leiden wil. Dat Hij alles geeft wat je nodig hebt om te leven zoals God dat wil in het verbond. Luister zondags naar de wet. Bekijk je leven. Dan moet je sommige dingen anders doen of niet doen. Dat kan jammer zijn en moeilijk. Maar het leven met de HERE is heerlijk. Zijn beloften zijn schatten. We moeten de verbondseis van de HERE wel serieus nemen. Dan leven we hier in verbondsomgang met de HERE. En straks in de hemel volmaakt.