Het Verbond


De vorige keer hebben we gezien dat de HERE een verbond sloot met de mens. Ook hebben we gezien dat de mens dat Verbond aanneemt. De mens heerste over de aarde voor God en hield van God. Toen koos de mens tegen God. De mens hield zich niet aan het Verbond. Als een man vreemd gaat met een andere vrouw, dan verbreekt hij zijn huwelijksverbond. Hoe zit het nu met de zondeval? Is dat ook het einde van de verbondenheid tussen de HERE en zijn volk?

Het verbond in verschillende fases


Door Gods genade is de zondeval niet het einde geweest voor het Verbond. De zondeval heeft er wel voor gezorgd dat er verschillende fases van het Verbond kwamen. Voor de zondeval noemen we het verbond een ‘werkverbond’. We bedoelen daarmee dat de mens toen door zijn eigen werk het eeuwige leven kon ingaan. Zo had de HERE het bedacht. De mens was goed en deed wat de HERE van Hem vroeg en kon zo eeuwig leven. De Here hoefde de goede mens niet te straffen met de dood. Toch is het ook genade. Genade van God dat Hij de mens het eeuwige leven als loon wilde geven. Want de mensen waren verplicht God te dienen, zo had God hen gemaakt. Ze hadden daarom helemaal geen recht op loon. Maar God gaf het uit genade. En wat voor loon: eeuwig leven!

Door de zondeval komt dit Verbond in een andere fase. Dan noemen we het een ‘genadeverbond’. Doordat de mens zich niet houdt aan het proefgebod, hij eet namelijk wel van de boom van kennis van goed en kwaad, breekt hij van zijn kant het verbond. Hij wordt schuldig en krijgt als straf de dood. Door deze zonde is de mens innerlijk ook onrein geworden. Hij kan de eis van het Verbond niet meer volbrengen. Toch wil God van Zijn kant het Verbond houden. Hij wil dat de mensen eeuwig leven. Maar dat kan Hij zomaar niet doen. Hoe zou God gemeenschap kunnen hebben met een zondig mens? God is toch heilig? Hoe zou Hij zomaar het eeuwige leven kunnen geven aan een mens die de doodstraf verdiende? God is toch juist rechtvaardig?
Toch wil Hij het Verbond als weg naar het eeuwige leven met de mens blijven houden. Daarom brengt Hij nu in dat Verbond Christus. De Middelaar van het Verbond.
Voortaan zal Hij Zijn Verbond met de mens hebben in Christus, die de schuld van de mensen betaalt. Die met Zijn heiligheid de onreinheid van de mensen bedekt. Die door Zijn werk voor de mens het eeuwige leven verdient.
In Christus blijft Hij met de mens in verbondsrelatie verkeren met nog steeds belofte en eis.
Voor de mens verandert de verbondseis nu. Hij moet Christus als Verbondsmiddelaar aannemen. Geloven dat Christus voor hem gestorven is omdat het nodig was door de zonde die wij mensen doen. De mens moet geloven dat Christus de dood heeft overwonnen, die wij verdienden, en dan mag de christen geloven dat hij ook deel heeft aan het eeuwige leven, dat Christus voor hem heeft verdiend. En dan dankbaar leven voor deze genade en uit dank en liefde Gods geboden proberen te volbrengen.

We mogen God weer dienen!


Wij zien het als genade, dat God ons het eeuwige leven geeft. We zien het ook als genade dat God met ons wil omgaan zoals een vader met zijn kind. Maar we hebben vaak niet door dat het ook genade is, dat God ons Zijn geboden geeft. Toch is ook dat genade. Een voorbeeld.
Er is een vader, die zijn kind een opdracht geeft. Hij zegt telkens: „Kind, doe dat nu voor mij." Maar het kind weigert steeds. Na een tijdje zegt vader: „Nu hoef je het niet meer te doen, ik zal het zelf wel doen."
Dan zegt dat kind snel: „Nee, vader, laat mij het nu toch doen." Het kind voelt zich toch slecht dat hij dat niet doet voor zijn vader. Als zijn vader dan blijft zeggen: „Nee, die gelegenheid is nu voorbij", zal het kind dat voelen als straf. Maar als vader dan zegt: „Nou mijn kind, doe het dan toch nog maar", dan voelt dat voor dat kind als goedheid van vader.
Zo is het hier ook. God laat de mens Hem toch dienen, terwijl de mens het VOORRECHT van leven in dienstbetrekking met de HERE verspeelde. Het is genade dat God de mens toch nog instructies en kracht geeft om de dienst aan Hem uit te voeren. Wat een genade!

Bij dit artikel is gebruik gemaakt van het boekje Verbond en Belijdenis van ds. D. Van Dijk