Weerlegging 12: Onderwerping aan het gezag


In het vorige artikel schreven we over het gezag van de ouderlingen.
Daar is onlosmakelijk aan verbonden de roeping om zich aan dat door Christus verleende gezag te onderwerpen. We passen dat toe op de zaak van de kerkgrenzen.

Gehoorzamen en zich onderwerpen


In de toespraak tot de gemeente na de bevestiging wordt zij vermaand:
Gehoorzaamt uw voorgangers en onderwerpt u aan hen, want zij zijn het die waken over uw zielen, daar zij rekenschap zullen moeten afleggen, Hebr.13:17

Dat is dus duidelijk een zaak van het vijfde gebod, waar de HEERE gehoorzaamheid aan de ouders eist en daarmee ‘aan allen die gezag over mij hebben ontvangen’.
In de vereisten voor ouderlingen wordt gesteld dat hij zijn eigen huisgezin goed moet regeren.
Want als iemand zijn eigen huis niet weet te regeren, hoe zal hij dan voor de gemeente Gods kunnen zorgen? 1 Tim.3:4-5.


Daarmee wordt het gezag van de ouderlingen vergeleken met en afgemeten aan de uitoefening van het ouderlijk gezag, zoals onder 4.2 is uiteengezet.
Dat zich onderwerpen aan de voorgangers is een ernstige zaak. Het gaat om het waken over de zielen van de gelovigen en daarbij wordt dan speciaal genoemd de ernst van het ook daarin eenmaal rekenschap moeten afleggen van de ambtsdragers.
Dit alles moet ook in rekening gebracht worden met betrekking tot de zaak van de regeling van de kerkgrenzen.

Wij geloven overeenkomstig de Schriften dat de Heere Jezus Christus als het Hoofd van Zijn Christelijke kerk de Zijnen ieder afzonderlijk en gezamenlijk hun plaats toewijst.
Hij wordt onze overste Leidsman genoemd, een militaire titel die betekent: aanvoerder in de strijd. De Schrift geeft ook veel beelden van die strijd. In die strijd heeft ieder zijn eigen orde, zijn eigen plaats in de gelederen. Wij zullen alleen dan voorspoedig kunnen zijn in de strijd als wij ons onze plaats laten wijzen door Hem.

Op welke wijze is het dat de HEERE ons onze plaats wijst?
Dat is niet een zaak van eigen keus of willekeur. Hij gebruikt daar mensen voor, kerkelijke organen, meerdere vergaderingen. De kerkorde spreekt daar heel uitvoerig over in verschillende artikelen. Daarin wordt steeds weer het gezag van de kerkelijke vergaderingen aangewezen.

In het verleden van de kerken kwamen praktisch op elke synode wel een of meer appels inzake de kerkgrenzen voor en dat was dan bijna altijd het eindpunt van een verschil van mening over grensgevallen. Dat waren dan ook echt grenskwesties, het vaststellen van de juiste grenzen. Maar vrijwel nooit ging het om duidelijke onwilligheid om de eenmaal vastgestelde grenzen te eerbiedigen. En zeker niet om uit eenzelfde woonplaats toch lid te willen zijn van een verschillende plaatselijke kerk.
Dat laatste heeft met grenskwesties niets meer te maken, maar is een zaak van wat is gaan heten: perforatie van de kerkgrenzen. Perforatie betekent: ergens gaatjes in knippen, openingen in een afsluiting, in een grens maken. Kerkleden kregen toestemming om in een andere plaats kerklid te worden.

Dat gaat niet slechts om ‘regeltjes’ door mensen vastgesteld. Vóór onze Vrijmaking in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt werd die perforatie van de gemeentegrenzen steeds meer toegelaten in navolging van de praktijk van de Christelijke Gereformeerde Kerken.
Dat was een onkerkelijke, onschriftuurlijke praktijk, waartegen wij ons altijd verzet hebben, omdat wij geloven dat het niet mensen zijn die de kerk vergaderen, maar dat dat het werk is van de Heere Jezus Christus. De kerk mag niet verworden tot een club van gelijkgezinde mensen, die een kerk uitzoeken naar hun eigen smaak of ligging. Maar overeenkomstig art. 27 NGB geloven wij dat de kerk de vergadering en samenkomst is van de ware gelovigen, die in de eenheid van het ware geloof vergaderd worden door de Zoon van God. Hij wijst ons de plaats waar wij ons moeten “voegen tot deze vergadering, hetzij op wat plaats God ze gesteld heeft”, art. 28 NGB.

We kunnen daarbij denken aan de bekende regel uit een lied, dat dit gegeven aldus verwoordt:
Gij hebt, o albestierend Koning,
de plaats bestemd voor ieders woning,
de kring waarin hij werken moet.

Dat is dan in elk geval ook: de plaats waarin hij kerken moet! En verder in couplet 2:
Laat ons aan U geen wetten stellen.

Laten we daarin toch vooral niet onze eigen zin doorzetten en onszelf tot een wet zijn. Dat wordt dan steeds meer een eigenwillig dienen van de HEERE.

De vraag wordt vaak gesteld of niet eerder de liefde moet regeren in plaats van het recht. Kan de kerk daarin dan niet soepel zijn, om kerkleden te behouden? Het is toch niet zo als een oud spreekwoord zegt: gerechtigheid moet geschieden, al zou de wereld erbij ondergaan (fiat justitia, pereat mundus)?
Prof. K. Schilder leerde ons dat het juist andersom is: het recht moet zijn loop hebben, anders vergaat de wereld. Juist het handhaven van Schriftuurlijke regels is het behoud van de wereld. Die gerechtigheid is niet in strijd met de liefde.
De kerkorde stelt de regels juist om de kerk, het Jeruzalem dat uit de hemel neerdaalt, te bewaren bij de vrede van die godsstad. Het recht moet gehandhaafd worden, anders gaat de kerk ten onder!

Hoe men zich moet gedragen in het huis van God – 1 Tim.3:15


In verband met de handelwijze van de minderheid van de kerkenraad schrijven we nu over wat de HEERE daarin vraagt van de ambtsdragers.
Stel dat je als ambtsdrager artikelen van je predikant leest in DE BAZUIN, waarbij je grote vraagtekens hebt. Ja zelfs zo groot dat het idee bij je postvat dat je hiermee te maken hebt met een dwaalleer inzake de kerk.
Is het dan je opdracht, functionerend binnen hetzelfde college van de kerkenraad, om je predikant daarover te bevragen, desnoods tijdens een kerkenraadsvergadering, of moet je dan, één front vormend met mede-ambtsdragers, de kerkenraad direct oproepen tot bekering van een kerkistische dwaling en hoogmoedige kerkvisie?

Het antwoord op die vraag lijkt ons toch niet zo moeilijk. Wat ons betreft geldt hier: Wie een oproep tot bekering aan zijn kerkenraad laat uitgaan in verband met een vermeende dwaling van de eigen predikant en een emeritus predikant, zonder eerst het gesprek te zoeken op een goede, christelijke manier, die snijdt welbewust de band der broederliefde door.
Of roept de Schrift ons niet op, zie o.a. Gal.6:1, om tot het uiterste te gaan als we een medebroeder op de verkeerde weg zien gaan?

Dit klemt des temeer als we zien tot welke lichtvaardige conclusies de Verklaring en oproep d.d. 24 nov. en 12 dec. 2009, het geschrift dat de ambtsdragers hebben verspreid ten tijde van de scheuring, komt. Daarin worden de beide predikanten, ds. P. van Gurp en ds. S. de Marie, immers beschuldigd van een oudtestamentisch, rooms kerkbegrip. Op pag. 8 van dit geschrift lezen we:
Erger nog: door de manier waarop onder ons geclaimd wordt de 'enige ware kerk' te zijn binden we de kerk aan personen en plaatsen op een manier die vreemd is aan het Schriftuurlijk onderwijs in onze belijdenissen. Daardoor wordt het kerkvergaderend werk van Christus opgesloten binnen het in 2003 ontstane instituut van De Gereformeerde Kerken (hersteld). Er is maar één ware kerk en dat zijn wij.


Dit is wat volgens de Verklaring en oproep door de beide predikanten wordt gedaan: het kerkvergaderend werk van Christus opsluiten binnen het in 2003 ontstane instituut.
Stel nu eens dat je echt denkt dat dit de leer is van deze beide predikanten op basis van een paar artikelen. Zou het dan niet eerlijk en broederlijk zijn om ook eens na te gaan wat zij op andere plaatsen hierover geschreven hebben?
In dit verband willen we aanhalen wat ds. S. de Marie heeft geschreven met betrekking tot het kerkvergaderend werk van Christus op 1 april 2009 in DE BAZUIN in reactie op student L. Heres.
De in dit verband van belang zijnde zinnen hebben we vet gedrukt.
Het loskoppelen van plaatselijke kerk en kerkverband werd ook na de vrijmaking van 1944 verdedigd. We lezen daarover in het bovengenoemde boek De Kerk III, waarin opgenomen is een antwoord van prof. K. Schilder op het schrijven van ds. B.A. Bos, pag. 231-238. Ds. Bos bepleitte in 1948 om te spreken van een overgangstijd. Er zouden volgens hem ook na de vrijmaking van 1944 ware plaatselijke kerken kunnen bestaan in een vals kerkverband.

Maar daar tegenin brengt prof. Schilder in stelling de afspraak van art. 31 K.O. Door voor vast en bondig te houden wat tegen Gods Woord indruist, heeft een plaatselijke kerk in een onwettig kerkverband, de kenmerken van de ware kerk niet bewaard. Dat wil niet zeggen dat daar geen gelovigen zijn. En dat wij niet hartelijk moeten bidden of de Here hen met ons wil verenigen.

We zullen ook niet mogen zeggen dat de Here niet met hen bezig is om hen bij Zijn ene kudde te brengen. Christus’ vergaderwerk is nooit statisch: Hij is niet gebonden aan één bepaald kerkinstituut. Niet aan de Gereformeerde Kerken van vóór 1944, niet aan de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), maar ook niet aan De Gereformeerde Kerken (hersteld).
Dat moet ons blijven aansporen om nu steeds goed te blijven luisteren naar Zijn stem, en Hem metterdaad te volgen waar Hij ook gaat. Dat heeft de recente vrijmaking ons weer geleerd. Onze bede moet zijn of zij die van de kerk zijn, maar nog achtergebleven zijn, dit ook mogen aanvaarden.


Hieruit blijkt overtuigend dat ds. De Marie Christus’ kerkvergaderend werk niet opgesloten ziet binnen De Gereformeerde Kerken. Ook dát heeft hij geschreven. Is het dan niet eerlijk en christelijk bovenal, om heel het schrijfwerk in rekening te brengen van onze predikanten alvorens zulke harde en onterechte oordelen te vellen zoals in de Verklaring en oproep gebeurt?

Daar komt nog bij dat ds. P. van Gurp, lid van de gemeente te Zwolle, emeritus predikant van de gemeente te Emmen is, en aan die kerk dus ambtelijk verbonden. Bij dwaalleer en daarmee gepaard gaande tuchtoefening moeten dan de twee kerken onder wiens toezicht hij staat, de kerken te Emmen en te Zwolle dus, zich met elkaar in verbinding stellen om te trachten gezamenlijk tot een eenparige beslissing te komen, (zie Generale Synode Amsterdam 1936, art. 213).
Maar niets van dit alles voor de vijf broeders. In hun Verklaring en oproep worden de beide predikanten, zonder voorafgaand gesprek over hun vermeende dwaalleer, aan de schandpaal genageld en de kerkenraad van Zwolle voor het blok geplaatst.

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
* Uitgave onder verantwoordelijkheid van de kerkenraad van De Gereformeerde Kerk te Zwolle e.o. met medewerking van A. Admiraal, A. van Egmond en dr. P. van Gurp.