Weerlegging 11: De ambten - de weg van de roeping


De Vijverhoeve-brochure geeft als laatste onderdeel van de beschuldiging van deformatie van De Gereformeerde Kerken aan, dat wij een onschriftuurlijke ambtsvisie zouden huldigen.
Wij zullen hier (opnieuw) moeten aantonen dat De Gereformeerde Kerken zich gewoon houden aan wat Schrift en belijdenis en ook de Formulieren voor de bevestiging van ambtsdragers over het ambt leren. Daarbij zullen we dan de schrijvers willen wijzen op hun eigen dwaalgedachten inzake het ambt.

Rechtstreeks regeren?


De Vijverhoeve-brochure geeft als onderdeel van de deformatie, waarvan De Gereformeerde Kerken worden beschuldigd, haar eigen opvattingen over het ambt.
Hierover worden twee paragrafen geschreven:
C. Over ambt en kerkelijke vergaderingen, pag. 33-42 en
D. Grenzen aan de erkenning van het ambt, pag. 42-43.
Van de tien pagina’s zijn er niet minder dan zeven gevuld met allerlei citaten van anderen, waarvan bijna twee pagina's gewijd zijn aan een omschrijving in een artikel in DE BAZUIN, die al lang middels een publieke rectificatie teruggenomen is.
Wij zijn van mening dat dit al met al een schamele basis is om als argument te dienen voor de zware aanklacht van deformatie. Het is onthutsend om in een officiële verantwoording van deze gemeenschap daarvoor zulke minieme pogingen tot bewijs te lezen.

Als eerste is te noemen dat op de pagina’s 31 en 33 wordt gesteld dat
Christus zijn gemeente rechtstreeks regeert door zijn Geest en Woord. Hij maakt daarbij gebruik van kerk en ambt om door middel van de genademiddelen (prediking en sacrament) zijn volk te vergaderen, te beschermen en te onderhouden.

Merkwaardig is dat de brochure enerzijds met nadruk stelt dat Christus Zijn gemeente rechtstreeks regeert door Zijn Geest en Woord en anderzijds dat Hij daarbij gebruik maakt van kerk en ambt. Met dat tweede neemt men terug dat Christus Zijn gemeente rechtstreeks regeert. Want rechtstreeks is nu eenmaal rechtstreeks, dus zonder tussenkomst/bemiddeling van anderen.
In de brochure wordt het rechtstreeks nog tweemaal benadrukt door onderstreping, op de pagina’s 39 en 62. In het eerste geval betreft het een citaat van prof. P. Deddens, in het tweede geval een citaat van prof. H. Bouwman.
In beide citaten gaat het echter om de rechtstreekse band die de gelovigen aan Christus hebben en dus niet met een hiërarchie als noodzakelijke tussenschakel. Dat is uiteraard wat anders dan dat Christus zijn kerk rechtstreeks regeert.

Dat is ook duidelijk te maken met dit citaat van ook Bouwman uit zijn Gereformeerd Kerkrecht deel 2 waar hij schrijft op pag. 202 over de generale synode en haar leden:
Leden der synode zijn de vertegenwoordigers van de kerk, die afgevaardigd zijn om de zaken der kerk te behartigen. Christus is de Koning der kerk, die zelf zijne gemeente regeert door zijn Woord en Geest. Hij zou zijne kerk ook wel rechtstreeks hebben kunnen regeeren, zonder eenig hulpmiddel, maar Hij wilde zich neerbuigen tot ons, ons door zijn Woord onderwijzen, en zich van menschen bedienen, opdat deze in zijn Naam en naar zijn Woord de gemeente zouden leeren en leiden, opdat zij toebereid zouden worden tot de lof des Heeren.


We zien hier de nauwe aansluiting bij Calvijn en zijn spreken over de regering van de kerk, waartoe Christus de dienst van mensen aanwendt, zie De Institutie Boek 4, hoofdstuk 3, paragraaf 1.

De oorzaak van de verwarring


Waar komt die verwarring uit voort? Ook hier zien we weer dat zich wreekt de fout van het uitgangspunt, als zou de reformatie van de kerk vooreerst en voornamelijk moeten zijn de terugkeer tot het evangelie van vrije genade, als zou dat het enige ijkpunt zijn voor het al of niet kerk zijn. Maar de brochure verwart hier de rechtstreekse band die de gelovigen met Christus hebben en de weg die Christus gebruikt om Zijn genade en heil mee te delen.

In de Roomse kerk wordt de kerkleden (de ‘leken’) geleerd dat het de ‘geestelijken’ (de ‘clerus’) in de kerk zijn die de genade uitdelen door middel van de sacramenten, met name door de doop, de mis, de absolutie na de biecht, het sacrament van de stervenden.
Daartegenover belijdt de kerk dat er geen mens staat tussen de gelovigen en Christus.
De band die zij van Christus hebben, werkt rechtstreeks en mag niet door het bijzondere ambt worden gehinderd’

een citaat van Bouwman door de brochure zelf gegeven, pag. 62.

Maar dat is iets totaal anders dan te zeggen dat Christus Zijn gemeente rechtstreeks regeert.
Hij is het Die de ambtsdragers aan Zijn gemeente geeft als geschenken bij Zijn hemelvaart, Ef.4:8-11. Hij is het Die door middel van die ambtsdragers, door de prediking en de bediening van de sacramenten en de kerkelijke tucht, Zijn beloften vastmaakt en verzegelt en daardoor ons Zijn genade meedeelt. Zelfs door de vermaningen wordt de genade meegedeeld, belijdt de kerk in de Dordtse Leerregels.
Daarom belijdt de kerk de vergeving van zonden als het werk van de Heilige Geest in de kerk, want de HEERE wijst ons voor het ontvangen van Zijn heil naar de kerk. Het zijn niet alleen mijn zonden, die vergeven worden. Zelfs thuis bidden we in de gemeenschap met de broeders en zusters: vergeef ons onze zonden! Niet alleen anderen, maar ook mij wordt vergeving van zonden geschonken, Zondag 7 Heidelbergse Catechismus – in die volgorde.
De Heilige Geest belooft dat Hij ons levende leden wil maken. En van ieder van ons is eens gebeden of de HEERE ons eens in het eeuwige leven volkomen rein in de gemeente van de uitverkorenen een plaats wil geven.

Door middel van de ouderlingen


Uit dat alles blijkt duidelijk dat Christus Zijn kerk regeert door middel van de ambtsdragers. De ambtsdragers moeten de gemeenten regeren zonder heerschappij te oefenen. Christus noemt Zichzelf de overste Leidsman en de Opziener (Bisschop), Hebr.2:10,12:2.
En de ambtsdragers krijgen van Hem ook daarvan afgeleide namen: opzieners en oudsten.
We noemen enkele Schriftplaatsen.
1 Tim.5:17:
De oudsten, die goede leiding geven (Statenvertaling: die wel regeren), komt dubbel eerbewijs toe, vooral hun, die zich belasten met prediking en onderricht.

1 Thess. 5:12:
Wij verzoeken u, broeders, hen, die onder u zich moeite getroosten, die u leiden in de Here en u terechtwijzen, te erkennen.

De Kanttekeningen verklaren dat ‘leiden’ als volgt: in de regering van de gemeente en in de uitoefening van de tucht. De Nieuwe Bijbelvertaling vertaalt dat ‘in de Here’ met: ‘op gezag van de Here’. Het woord voor ‘leiding geven’ betekent letterlijk: leiden, aan het hoofd staan. Rom.12:8:
wie leiding geeft in ijver.

Voor dat woord leidinggeven gebruikt de Schrift een woord, dat betekent: als hoofd van een bestuur optreden, aan het hoofd staan. De Kanttekeningen gebruiken in hun verklaring ook hier weer het woord regeren:
opzicht om de gemeente te regeren en in christelijke vrede en eendracht te houden.

Opziener is de naam voor Christus. Hij wordt de grote Opziener genoemd, de Bisschop. Die naam krijgen de ouderlingen ook: opzieners. We staan onder opzicht en tucht van de kerkenraad.

Dat leiding geven mag niet ontaarden in heerschappij. Daarvoor worden de ouderlingen bij hun bevestiging gewaarschuwd uit de Schrift, 1 Petr.5:3. Een vader in zijn gezin wordt ten voorbeeld gesteld, 1 Tim.3:5. Zoals die zijn gezin moet regeren, zo moet de ouderling dat doen met de gemeente. Dat betekent dat het niet best is wanneer een vader tegen een kind, dat om uitleg vraagt over een gebod of verbod van vader, alleen maar zegt: omdat ik het zeg! Hij zal proberen zijn kind te leren vragen wat de HEERE wil. Maar tenslotte zal hij toch moeten zeggen: zo moet het gebeuren.
Zo zullen ook ouderlingen alleen met het Woord van de HEERE regeren. Maar dan ook uiteindelijk met gezag optreden en indien nodig vermanen.

In het formulier voor de bevestiging van ouderlingen en diakenen leest u dan ook dat de naam oudste aanduidt 'een aanzienlijk ambt van regering over anderen’. Het nieuwe formulier luidt: ‘Reeds in het Oude Testament werd met het woord oudste een persoon aangeduid die een regeerambt bekleedde.

Uit deze Schriftplaatsen is het heel duidelijk: Christus de Herder, de Bisschop, regeert Zijn gemeente door middel van de onderherders, de onderopzieners, de ouderlingen.

De roeping tot het ambt


De weg tot het ambt doorloopt verschillende stadia.
Eerst het verzoek aan de gemeente om namen in te dienen van broeders die men geschikt acht voor het ambt van ouderling of diaken. Daarop volgt de talstelling door de kerkenraad. Daarmee beperkt de kerkenraad de keus van de gemeente en dat nog meer wanneer de kerkenraad van oordeel is slechts één kandidaat beschikbaar te hebben voor de vervulling van een vacature.
Daarna komt de verkiezing door de gemeente.
Vervolgens de benoeming van de kerkenraad.
Dat is geen formaliteit - de kerkenraad kan zelf alsnog redenen hebben de verkozenen niet te benoemen of kan tot dit besluit komen op grond van door de gemeente ingebrachte en door de kerkenraad als geldig beoordeelde bezwaren. Ook kan de kerkenraad een benoemde broeder op zijn verzoek ontheffing verlenen na de vaststelling dat zijn bezwaren gegrond zijn om zijn verzoek in te willigen.
Tenslotte komt dan de bevestiging in het ambt.

Het gezag van de kerkenraad


In deze gang van zaken komen wij in aanraking met het gezag van de kerkenraad. Dat is overeenkomstig wat de Schrift ons daarover leert. Ambtsdragers worden aangesteld door Christus, Die daarvoor bepaalde gezagsdragers gebruikt.
In de gemeente te Jeruzalem worden de diakenen wel verkozen door de gemeente, maar ze worden aangesteld door de apostelen, Hand.6:3. Diezelfde uitdrukking aanstellen vindt u ook in Hand.14:23. De apostelen zijn dus de gezagsdragers die de ouderlingen en diakenen aanstellen met medewerking van de gemeente. Zo wordt Titus door de apostel gemachtigd om ouderlingen aan te stellen.

Op grond van deze gegevens is de kerkelijke praktijk geworden dat de gemeente ambtsdragers verkiest en dat zij daarna worden benoemd door de kerkenraad. Ook nu nog handelt het om gezagsdragers, die de ambtsdragers aanstellen.
Van de te bevestigen ambtsdrager wordt gevraagd of hij gelooft door God Zelf door middel van de gemeente geroepen te zijn. Vroeger gebruikte men daarvoor het woordje mitsdien: door de gemeente en mitsdien door God Zelf.

Men moet niet de gemeente uitspelen tegen de kerkenraad. Het in Matt.28:16 voorgeschreven: “zeg het aan de gemeente” wordt door de kerk zo uitgelegd: zeg het aan de kerkenraad. De roeping hangt dus af van deze Schriftuurlijke orde.
Het is evenzeer volgens de Schriftuurlijke orde dat de kerkenraad een einde kan maken aan de roeping door God. Dat gebeurt wanneer de kerkenraad tot de overtuiging komt dat de betrokken ambtsdrager moet worden geschorst. Ook dat besluit moet worden aanvaard als een besluit van God Zelf. Hij is het Die iemand in het ambt stelt, Hij is het ook Die iemand van zijn ambtelijke roeping ontheft.

Niet op grond van het geloof van de gemeente


Het is dus beslist niet zo dat deze hele organisatie van de inrichting van de kerk gegrond zou zijn op “het geloof van de gemeente”.
Zo wordt in de Vijverhoeve-brochure wel beweerd, pag. 31:
Het geloof van de gemeente vertaalt zich in een kerkelijke organisatie, wat inhoudt dat de gemeente ambtdragers verkiest die leiding geven aan de gemeente door de prediking van het Evangelie, de bediening van de sacramenten en door de onderlinge en ambtelijke tucht.
Volgens de brochure zijn er dus ambtsdragers in de kerk als gevolg van het geloof van de gemeente. Want dat geloof van de gemeente vertaalt zich volgens de brochure in een kerkelijke organisatie.

Daartegenover zegt onze belijdenis in art. 30 NGB:
Wij geloven dat deze ware kerk geestelijk geregeerd moet worden op de wijze die onze Here ons in zijn Woord geleerd heeft.

Let wel dat hier dus ook in de belijdenis het woord ‘regeren’ wordt gebruikt voor het ambtswerk van de ouderlingen.
Dit houdt in dat de ambten in de kerk niet een gevolg zijn van het geloof van de gemeente, wat zich vertaalt in een kerkelijke organisatie, maar dat de ambten er moeten zijn omdat de HEERE ons dat in Zijn Woord leert. En gehoorzaam aan die geopenbaarde norm voor de regering van de kerk zullen wij hebben te handelen.

Ook hier zien we in de Vijverhoeve-brochure weer de doorwerking van de lutherse idee over de reformatie van de kerk als alleen maar bestaande uit de terugkeer tot de prediking van het evangelie van vrije genade, maar dat met verwaarlozing van de Schriftuurlijke inrichting van de kerk.

De bevestiging in het ambt


Wat de bevestiging betreft: het is opmerkelijk dat de handoplegging, die onder ons alleen in gebruik is bij de bevestiging van een kandidaat als predikant, vroeger ook gebruikt werd bij de bevestiging van ouderlingen.
Op die handoplegging wijst het Griekse woord voor aanstellen in Tit.1:5. En vooral in Tim.4: 14. Daar is sprake van de handoplegging door de gezamenlijke oudsten, anders gezegd: de raad van de ouderlingen.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
* Uitgave onder verantwoordelijkheid van de kerkenraad van De Gereformeerde Kerk te Zwolle e.o. met medewerking van A. Admiraal, A. van Egmond en dr. P. van Gurp.

De brochure WEERLEGGING is digitaal geplaatst op de website www.gereformeerdkerkbladdebazuin.nl onder de rubriek Weerwoord. De brochure is tevens te bestellen door overmaking van €6,00 (incl.verzendkosten) op banknr. 1034.75.850 t.n.v. De Gereformeerde Kerk Zwolle. Zeegravensingel 71 8271 IJsselmuiden. Daarbij s.v.p. vermelden: “Weerlegging” en uw volledige adres.