Weerlegging 10: De kerkelijke weg


In het vorige artikel hebben we duidelijk aangewezen dat art. 31 KO spreekt zowel over het ‘mogen’ en het ‘moeten’ in beroep gaan tegen een besluit van een kerkelijke vergadering waarvan men denkt dat het strijdt met Gods Woord en/of de kerkorde.
In geval van een persoonlijke zaak is het een ‘mogen’- het is namelijk ook heel goed mogelijk en vaak ook wenselijk om zich bij zo’n besluit neer te leggen, ook al moet men onrecht lijden.
Maar als het gaat om een besluit dat tegen Gods Woord of de kerkorde ingaat is het een roeping om de kerk terug te roepen tot het verwerpen van alles wat met Gods Woord strijdt.
Wat deden de bezwaarde broeders met die roeping om revisie te vragen?

De weigering om de kerkelijke weg te gaan


Binnen de kerkenraad van Zwolle bleven de bezwaarde broeders ageren tegen besluiten van de meerdere vergaderingen, echter zonder de kerkelijke weg te gaan door het aanvragen van revisie. Weliswaar werd dat wel in het vooruitzicht gesteld, maar ondanks herhaalde aansporingen om daarmee een begin te maken, kwam er niets van. Op den duur werd door de broeders zelfs ronduit geweigerd om in de kerkelijke weg revisie te vragen. Maar wel bleven zij, zoals boven gememoreerd, zich tegen bepaalde synodebesluiten verzetten.
Voor die weigering gebruikten zij het argument dat de kerkelijke weg zou zijn opgebroken. Dat argument wordt nu nog in het voorlopig kerkverband gebruikt om deze weigering van de geschorste ambtsdragers goed te praten.
‘Het zijn altijd dezelfde personen die recht moeten spreken’ – aldus hun bezwaar tegen het aanvragen van revisie. Dat zou betekenen dat er geen recht meer zou worden gedaan in De Gereformeerde Kerken.

Inderdaad is er een kleine kring van broeders die naar de meerdere vergaderingen kunnen worden afgevaardigd.
Door de synodevergaderingen op zaterdagen te houden is er al voor de classes een ruimere keus voor de afvaardiging naar de Generale Synode.
Verder heeft tot nu toe elke synode alles in het werk gesteld om zoveel mogelijk partijdigheid te voorkomen. Maar vooral moeten we bedenken dat de Heere de mogelijkheid van de kerkelijke weg van appel- en bezwaarschriften in het huidige kerkverband in Zijn goedheid nog aan de kerken heeft geschonken.
De aangewezen vergaderingen zullen daar in de naam van de Heere gebruik van moeten maken, gebonden aan Zijn Woord en ziende op Hem. Zo mogen de kerken de betrokken broeders aanvaarden, die geroepen zijn voor hun taak van rechtspreken,

De kerkelijke weg opgebroken?


Een ander argument voor de weigering om revisie te vragen is dat de broeders zeiden dat het bij voorbaat al vaststaat dat de kerkelijke vergaderingen hun bezwaren zouden afwijzen.
Hieruit blijkt wel dat elk vertrouwen in een zo eerlijk mogelijke rechtsgang binnen De Gereformeerde Kerken onmogelijk werd en wordt geacht, omdat hier kwade trouw wordt verondersteld bij de kerkelijke vergaderingen.
Nog belangrijker is het volgende: het vragen van revisie van een besluit, waarvan men overtuigd is dat het de kerken afvoert van de waarheid van Gods Woord is altijd geboden, ongeacht of het wordt ingewilligd of niet. Als men die arbeid biddend verricht vervult men zijn roeping en mag de uitkomst aan de HEERE worden overgelaten.
In elk geval worden op deze wijze de kerkenraden en kerkleden opgeroepen om mee te strijden voor de reformatie van de kerk.

Tot het laatste toe zijn er in het verleden revisieverzoeken bij de synodes van de Gereformeerde kerken vrijgemaakt ingediend, terwijl de praktijk van verschillende synodes uitwees dat er over die synodes verharding was gekomen. Toch bleef men revisieverzoeken indienen.
Opgebroken was de kerkelijke weg pas toen die uitliep op het ravijn van de voortgezette en bevestigde deformatie. Dat werd werkelijkheid toen twee, soms wel drie, achtereenvolgende synodes niet alleen de revisieverzoeken afwezen, maar zelfs op de weg van de deformatie voortgingen. Toen was inderdaad de tijd gekomen om op te roepen de weg te gaan die art. 28 NGB aanwijst, overeenkomstig de Schrift, de weg van de Vrijmaking. Toen - eerder niet.

En in de huidige situatie binnen De Gereformeerde Kerken, nu men tot een zogenaamde vrijmaking overgaat zònder revisieverzoeken te hebben ingediend, is er van reformatie geen sprake, maar van het aanrichten van scheuringen (Tit.3:10).
 

Gezag


We moeten nog terugkomen op het slot van 5.4. Daarbij sluiten we aan bij het begin van deze paragraaf, namelijk de boude en ontdekkende uitspraak:
Een meerdere vergadering heeft ook geen gezag over een mindere vergadering; laat staan over een kerkenraad.

De kerkorde stelt overeenkomstig de Schrift als de roeping met betrekking tot synodebesluiten: die moeten als bindend worden aanvaard. Immers, niet alleen een kerkenraad heeft gezag, ook meerdere vergaderingen hebben gezag. Weliswaar afgeleid, tweedehands, gedelegeerd gezag. Maar wel terdege gezag.

Er worden wel redeneringen opgezet met behulp van woordenboeken, alsof er verschil zou zijn tussen bevoegdheid en gezag. De uitdrukking voor het gezag van de classis in de oude versie van art. 36 ('t Zelfde zeggen, dat is ’gezag’) wordt in de nieuwe versie uitgedrukt door het woord ‘bevoegdheid’ van de meerdere vergaderingen:
De classis heeft de bevoegdheid rechtsgeldige uitspraken te doen ten opzichte van de kerkenraad. Dit geldt eveneens voor de particuliere synode ten opzichte van de classis en voor de generale synode ten opzichte van de particuliere synode.

Daaruit blijkt dat het woord ‘bevoegdheid’ hetzelfde uitdrukt als ‘zeggen, gezag, zeggenschap’. Het woordenboek verklaart bevoegdheid als machtsoverdracht, in de rechtsorde, om beslissingen te nemen. Het is het oude ‘zeggen’, dat is zeggenschap: het recht om over iets te beslissen, om rechtsgeldige uitspraken te doen, dat is om wettige uitspraken te doen die van kracht zijn.

Toen Nederland in 1940 door de Duitsers bezet werd en zij hier de dienst uitmaakten heeft prof. K. Schilder in de eerste nummers van DE REFORMATIE na de inval geschreven over macht en gezag. De Duitsers hadden met de brute, niets ontziende kracht van hun legers de macht gegrepen, maar het wettige gezag bleef nog steeds berusten bij Hare Majesteit Koningin Wilhelmina.
In Hand.15 lezen wij dat in de vergadering van apostelen en ouderlingen in Jeruzalem aan alle gemeenten werd voorgeschreven wat ze al of niet mochten doen in hun leven. Dat besluit ging over het evangelie van vrije genade, zonder enige eigen verdienste uit de wetswerken. Dat beginsel werd uitgewerkt in praktische regelingen. Alle kerken binnen het kerkverband (Antiochië, in Syrië en Cilicië) moesten dat besluit als bindend aanvaarden.

Onderwerping aan het gezag


Wij wijzen verder op Rom.13:
1 Ieder mens moet zich onderwerpen aan de gezagsdragers die over hem gesteld zijn, want er is geen gezag dan van God, en de gezagsdragers die er zijn, zijn door God ingesteld,
2 zodat hij die zich verzet tegen het gezag, tegen de instelling van God ingaat, en wie daartegen ingaan, zullen over zichzelf een oordeel halen.
7 Geef dus aan allen wat u verschuldigd bent: belasting aan wie belasting, tol aan wie tol, ontzag aan wie ontzag, eer aan wie eer toekomt. HSV

Voor het woord ‘gesteld’ in vers 1 (SV verordend) staat in het Grieks van het Nieuwe Testament een woord, dat letterlijk betekent: ieder op zijn plaats gezet in de slagorde, namelijk van Gods legers (vgl. 1 Kor.15: 23 – de opwekking van de doden, ieder in zijn eigen orde, op zijn eigen plaats in de slagorde). Dus ook de synode en de classis en de kerkenraad en het kerklid.
Het woord voor ‘onderwerpen’ betekent in het Grieks dan ook letterlijk: je onderwerpen aan de toewijzing van je plaats. Dat betekent: je eigen plaats in Gods orde aanvaarden.
Vandaar de vermaning in vers 7 om ontzag te betonen aan wie ontzag toekomt, dat is eerbied, zich niet verzetten, maar aanvaarden.
Datzelfde woord wordt gebruikt over de houding van de vrouw ten opzichte van de man, 1 Tim.2:11; voor de houding van kinderen tot hun vader; aan de wet van God, 1 Tim.8:7; aan de wil van God, Rom.10:3.

Het is dan ook een totale vertekening van de werkelijkheid wanneer binnen de Vijverhoeve-gemeenschap beweerd wordt dat wij de waarschuwing tegen heerszucht in art. 83 KO alleen maar geldig zouden achten voor de ene kerk over de andere kerk en de ene ambtsdrager over de andere ambtsdrager, maar niet voor meerdere vergaderingen. Alsof wij zouden beweren dat de meerdere vergaderingen wel mogen heersen, dat is heerschappij voeren.

Heerschappij voeren is: de baas spelen, alleen maar met dwang regeren.
Maar rechtsgeldige uitspraken doen en bevoegdheid en gezag uitoefenen zijn beslist niet op één lijn te plaatsen met heerschappij voeren.
Ook van het gezag van de meerdere vergaderingen geldt dat het wordt uitgeoefend om te dienen. Maar dat betekent beslist niet dat het vrijblijvende uitspraken zijn, die men wel naast zich neer mag leggen, zonder revisie aan te vragen, zonder bewijs aan te voeren inzake de strijdigheid met Gods Woord en de kerkorde, alleen met een beroep op het geweten. Het zijn wettige en rechtsgeldige uitspraken die als bindend moeten worden aanvaard.

Het vijfde gebod

 
Het is wel duidelijk dat hier aan de orde is de gehoorzaamheid aan het vijfde gebod.
Het is heel opmerkelijk dat in de Vijverhoeve-brochure getwijfeld wordt aan de strekking van het vijfde gebod met betrekking tot het gezag van de ambtsdragers.
Op pag.33 wordt beweerd dat binnen De Gereformeerde Kerken de indruk wordt gewekt dat de kerkenraad beslist en de gemeenteleden dan maar gehoorzaam moeten volgen. Daarvoor worden enkele citaten uit DE BAZUIN aangehaald over je ‘onderwerpen aan het gezag van de kerkenraad’.
Dat leidt dan tot de belangrijke vraag van de vijf voormalige ambtsdragers (pag. 34):
Het is daarom de vraag of het vijfde gebod van toepassing is op de ambtsdienst.


Nu geloven wij dat Zondag 39 in zijn uitleg over het vijfde gebod volstrekt helder is over deze zaak. Daar belijden we namelijk dat ik
aan allen die gezag over mij ontvangen hebben, alle eer, liefde en trouw bewijs, mij aan hun goede onderwijzing en tucht met gepaste gehoorzaamheid onderwerp en ook met hun zwakheid en gebreken geduld heb, omdat God ons door hun hand wil regeren.


“Aan allen die gezag over mij ontvangen hebben”, daar horen toch ook de ambtsdragers in de kerk toe? Deze twijfel aan de betekenis van het vijfde gebod voor de verhouding ambtsdragers – gemeente is tekenend en ontdekkend voor de geest van eigenwilligheid die binnen de kring van de Vijverhoeve heerst.
Als inderdaad het vijfde gebod niet van toepassing zou zijn op de ambtsdienst, zouden er heel wat gereformeerde preken over Zondag 39 herschreven moeten worden (zoals B. Holwerda, De dingen die ons van God geschonken zijn, Zondag 39, vanaf pag. 589)
En ook Het Schatboek der verklaringen van de Heidelbergse Catechismus van Zacharias Ursinus zou dan misleidend zijn. Want daarin staat bij de uitleg over het vijfde gebod:
Zij die in het opzichtersambt gesteld zijn, worden begrepen onder de naam “vader” en “moeder”, en het zijn dezen: (1) De ouders, die ons gewonnen hebben, Spreuken 23:22 en 25. (2) De voogden van de wezen, Esth.2:7,10 en 20. (3) De meesters, leraars en dienaars der gemeente, 2 Kon.2:12 en 6:21, en 1 Kor.4:15, Gal.4:19.

Verder verwijzen we naar J. Calvijn, Institutie, III, 8, 35 en J. Douma, De Tien Geboden deel II, serie Ethische Bezinning, vanaf pag. 97.

* Uitgave onder verantwoordelijkheid van de kerkenraad van De Gereformeerde Kerk te Zwolle e.o. met medewerking van A. Admiraal, A. van Egmond en dr. P. van Gurp.

De brochure WEERLEGGING is te bestellen door overmaking van € 6,00 (incl. verzendkosten) op banknr. 1034.75.850 t.n.v. De Gereformeerde Kerk Zwolle. Zeegravensingel 71 8271 IJsselmuiden. Daarbij s.v.p. vermelden: “Weerlegging” en uw volledige adres.