Weerlegging 8: Het gezag van de meerdere vergaderingen


De afvaardiging volgens de kerkorde


Vanwege ons kleine getal is het niet mogelijk Particuliere Synodes in te richten. Er zijn slechts twee classes, die als regel viermaal per jaar vergaderen. Elke kerk zendt twee afgevaardigden naar de classis, te weten een predikant (als de kerk zo rijk is er één te hebben) en een ouderling. De Generale Synode vergadert daarom nu eenmaal per twee jaar.

Volgens artikel 46 van de kerkorde stuurt elke Particuliere Synode twee predikanten en twee ouderlingen als afgevaardigden naar de synode. Daarvoor in de plaats is nu geregeld dat elke classis zes afgevaardigden zendt naar de generale synode. Overeenkomstig de regels van artikel 46 evenveel predikanten (indien aanwezig) als ouderlingen.
De enige predikant, die in de classis Zuid-West dient, wordt dus vanwege die regel telkens naar de Generale Synode gezonden. En hoewel dat voor hem een zware belasting is, is het toch zaak, juist als het om personen gaat, zich strikt aan de afgesproken regeling te houden.

De Vijverhoeve-brochure: geen gezag van een meerdere vergadering


Welk gezag hebben de meerdere vergaderingen? Daarover wordt heel wat gediscussieerd en in de Vijverhoeve-brochure worden er verscheidene bladzijden aan gewijd. We geven in het kort weer hoe er door de vijf voormalige ambtsdragers over gedacht wordt en hoe die gedachte scherpe kritiek bevat op de kerkrechtelijke praktijk in De Gereformeerde Kerken:
Laten we het hier duidelijk mogen stellen: een meerdere vergadering heeft geen ambtelijk gezag. Dat heeft alleen een kerkenraad. Een meerdere vergadering heeft ook geen gezag over een mindere vergadering; laat staan over een kerkenraad. (Vijverhoeve brochure, editie 2.00, pag. 46; onderstrepingen in origineel).

Dit is inderdaad een duidelijke uitspraak, zodat iedereen weet hoe het voortaan in de Vijverhoeve-gemeenschap toegaat en welk ‘recht’ daar geldt.

Ons antwoord daarop is allereerst dat in die kritiek nog steeds doorwerkt de opvatting als zou de inrichting van het kerkverband van de meerdere vergaderingen een zaak van minder betekenis zijn en het eigenlijk alleen zou aankomen op het ambtelijk gezag van de ouderlingen met het oog op de prediking van het evangelie van vrije genade.

Afgeleid gezag


In de tijd van de Vrijmaking van 1944, toen men zich moest verzetten tegen het heerschappijvoeren van de synodes, verscheen een brochure van de hand van de hoogleraren K. Schilder en P. Deddens onder de titel Eerste- en Tweedehands Gezag. Het gezag van de kerkenraad is eerstehands gezag, dat van de meerdere vergaderingen tweedehands. Maar: wel gezag!
Daarin werd duidelijk uiteengezet dat het hoogste gezag ligt bij de kerkenraad. Zo schreef ook T.L. Bruinius in het door de brochure geciteerde en bekritiseerde artikel in REFORMANDA.
De kerkenraden delegeren een deel van hun gezag naar de meerdere vergaderingen.
Dat is blijkbaar een struikelblok voor degenen, die niets moeten hebben van het gezag van de synode. Echter in de oude versie van de kerkorde staat (sinds de synode van Middelburg 1581) in art. 35:
’t Zelfde zeggen heeft de classis over de kerkeraad, ’t welk de Particuliere Synode heeft over de Classis en de Generale Synode over de Particuliere.

Dat woordje ‘zeggen’ betekent: zeggenschap, gezag. Omdat het ouderwets is, heeft men dat hele artikel vervangen door het huidige art. 36 waarin de ‘bevoegdheid’ van de classis omschreven wordt ten opzichte van de kerkenraad. En ook hier wordt de lijn doorgetrokken naar de Particuliere Synode ten opzichte van de Classis en de Generale Synode ten opzichte van de Particuliere Synode. Dus wordt hier duidelijk gesproken over gezag.

Ouderlingen hebben gezag in de plaatselijke kerk. Wanneer de kerkeraad broeders naar de classis afvaardigt geeft zij hen een geloofsbrief mee. Daarin verklaart zij deze broeders last en volmacht te hebben gegeven om namens de kerkeraad en als was deze zelf in zijn geheel in de classis tegenwoordig ... te helpen handelen en besluiten.
De kerkeraad verklaart voorts dat hij, overeenkomstig art. 31 KO, de uitspraken die bij meerderheid van stemmen zijn gedaan als bindend zal aanvaarden.
De afgevaardigden maken dus deel uit van de classis krachtens hun opdracht, niet krachtens hun ambt.

Daarom spreken we van een gedelegeerd of afgeleid gezag of ook wel ‘tweedehands gezag’.


Beperkt gezag


Dat gezag is wel beperkt. Zo is het gezag van prediking en sacramentsbediening en tucht niet overdraagbaar aan een meerdere vergadering. Dat blijft voorbehouden aan de ouderlingen die daartoe door Christus aangesteld zijn over de plaatselijke gemeente.

Verder is het beperkt, doordat in de geloofsbrief de bepaling is opgenomen dat de bevoegdheid van de afgevaardigden alleen van kracht is wanneer er wordt besloten volgens het Woord van God en in gebondenheid aan de Drie Formulieren van Eenheid van de Gereformeerde Kerken in Nederland en in overeenstemming met de geldende gereformeerde kerkorde.

Voetius, in zijn tijd als hoogleraar een autoriteit op het gebied van het kerkrecht, zei dan ook van dat gezag van de meerdere vergaderingen dat dat voorwaardelijk is,
indien namelijk de naleving of het dulden ervan niet in strijd komt met het Woord van God...evenals de geloovigen zich onderwerpen aan de beslissingen van particuliere Kerk en Kerkeraad. Maar indien zij bevonden worden ermee strijdig te zijn, moet hun verbetering of niet-uitvoering worden geëischt.

Maar dit alles neemt niet weg dat de besluiten van de meerdere vergaderingen, die aan al deze voorwaarden voldoen, rechtsgeldig zijn en bindend voor alle kerkelijke vergaderingen.

De brochure van de vijf voormalige ambtsdragers oefent dan ook geheel ten onrechte zware kritiek op het genoemde artikel in REFORMANDA, namelijk dat wat daarin en ook hierboven geschreven staat over het gezag van de meerdere vergaderingen, dat dit in strijd is met wat vroeger beleden is, terwijl het toch het gewone gereformeerde begrip van het gezag van de meerdere vergaderingen verwoordt.
Maar aan het eind van deze kritiek wordt die toch weer verzacht met de uitspraak ‘dat wat daarin geschreven staat aanleiding kan geven tot groot misverstand’. Meer niet.
Mogen wij daaruit afleiden dat men toch wel open staat voor het gereformeerde standpunt inzake het gezag van de meerdere vergaderingen, zoals dat verwoord is in de kerkorde?
Zou dat verder nog kunnen betekenen dat men gaat inzien dat men moet terugkeren van de eigen uitspraken en vooral van de vergaande consequenties die men daaruit heeft getrokken en waarin men nog steeds volhardt – terugkeren tot het eenvoudige gereformeerde kerkrecht en dat men de gewone gereformeerde kerkelijke orde weer gaat betrachten?


* Uitgave onder verantwoordelijkheid van de kerkenraad van De Gereformeerde Kerk te Zwolle e.o. met medewerking van A. Admiraal, A. van Egmond en dr. P. van Gurp.