Door de dienst van mensen (13)


“Christus, die als Hoofd van de kerk zit aan de rechterhand van God de Vader, regeert en verzorgt zijn gemeente op aarde. Hij wil daarvoor de dienst van mensen gebruiken. Daarom schenkt Christus ambtsdragers aan zijn gemeente.” (Formulier voor de bevestiging van ouderlingen en diakenen, pag. 550 Gereformeerd Kerkboek).

De liefde van Christus


In het vorige artikel zagen we dat de Here, al direct aan het begin van het volksleven van Israël, wetten gaf om er voor te zorgen dat niemand in gebrek en armoede zou leven. Niemand mag ook uitgesloten zijn van de gemeenschap. In de gemeenschap der heiligen is er niet alleen de dienst aan de Here maar ook de dienst aan elkaar. Dienst der barmhartigheid, liefdedienst, gegrond op Gods liefde die toen al heen wees naar de openbaring van die liefde van God in het offer van zijn eniggeboren Zoon.
In het bevestigingsformulier lezen we daarover:
“Over de dienst der barmhartigheid leert de Schrift, dat deze voortvloeit uit de liefde van Christus. Hij kwam in de wereld om te dienen en ontfermde Zich over velen die in nood waren.”

Van die ontferming van Christus is ons ook in het Nieuwe Testament veel overgeleverd.
“En het geschiedde, toen Hij in een van de steden was, zie, daar was een man vol melaatsheid. Toen hij Jezus zag, wierp hij zich op zijn aangezicht en smeekte Hem, zeggende: Here, indien Gij wilt, kunt Gij mij reinigen. En Hij strekte de hand uit, raakte hem aan en zeide: Ik wil het, word rein. En terstond verliet hem de melaatsheid. (Lucas 5:12 en 13).

En:
“ En Hij ging wederom een synagoge binnen en daar was een mens met een verschrompelde hand; en zij letten op Hem, of Hij hem op de sabbat genezen zou, om Hem te kunnen aanklagen.
En Hij zeide tot de mens met de verschrompelde hand: Kom in het midden staan. En Hij zeide tot hen: Is het geoorloofd op de sabbat goed te doen of kwaad te doen, een leven te redden of te doden? Maar zij zwegen stil. En nadat Hij hen, zeer bedroefd over de verharding van hun hart, rondom Zich met toorn had aangezien, zeide Hij tot de mens: Strek uw hand uit! En hij strekte haar uit en zijn hand werd weder gezond.” (Markus 3:1- 6).

Of, in Mattheüs:
“En toen Hij uit het schip ging, zag Hij een grote schare, en Hij werd met ontferming over hen bewogen en genas hun zieken.” (Matth.14:14).

En even verder in dat hoofdstuk:
“Bij het vallen van de avond kwamen de discipelen tot Hem en zeiden: De plaats hier is eenzaam en de tijd is reeds verstreken; zend dan de scharen weg, dan kunnen zij naar de dorpen gaan om spijzen voor zich te kopen. Maar Jezus zeide tot hen: Zij behoeven niet weg te gaan, geeft gij hun te eten. Zij zeiden tot Hem: Wij hebben hier niets dan vijf broden en twee vissen. Hij zeide: Brengt Mij die hier. En Hij beval de scharen, dat zij in het gras zouden gaan zitten, nam de vijf broden en de twee vissen, en Hij zag op naar de hemel, sprak de zegen uit, brak de broden en gaf ze aan zijn discipelen en de discipelen gaven ze aan de scharen. En zij aten allen en werden verzadigd en zij raapten het overschot der brokken op, twaalf manden vol. (Matth.14:15-20).


Koninkrijksdienst


Kinderen van de Here, kerkleden, burgers van het Koninkrijk der Hemelen, moeten het voorbeeld van hun Koning navolgen. Wie gelovig Christus wil dienen, die kan niet om de dienst der barmhartigheid heen. De Here Jezus heeft het zijn discipelen en ook ons heel duidelijk gemaakt, dat geloof in Hem, en Hem navolgen in de omgang met de naaste niet van elkaar te scheiden zijn.
“ Dan zal de Koning tot hen, die aan zijn rechterhand zijn, zeggen: Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af. Want Ik heb honger geleden en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik heb dorst geleden en gij hebt Mij te drinken gegeven, Ik ben een vreemdeling geweest en gij hebt Mij gehuisvest, naakt en gij hebt Mij gekleed, ziek en gij hebt Mij bezocht; Ik ben in de gevangenis geweest en gij zijt tot Mij gekomen.
Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden, zeggende: Here, wanneer hebben wij U hongerig gezien en hebben wij U gevoed, of dorstig en hebben wij U te drinken gegeven? Wanneer hebben wij U als vreemdeling gezien en hebben U gehuisvest, of naakt, en hebben U gekleed? Wanneer hebben wij U ziek of in de gevangenis gezien en zijn tot U gekomen?
En de Koning zal hun antwoorden en zeggen: Voorwaar, Ik zeg u, in zoverre gij dit aan een van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan. Dan zal Hij ook tot hen, die aan zijn linkerhand zijn, zeggen: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, naar het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bereid is. Want Ik heb honger geleden en gij hebt Mij niet te eten gegeven, Ik heb dorst geleden en gij hebt Mij niet te drinken gegeven; Ik ben een vreemdeling geweest en gij hebt Mij niet gehuisvest, naakt en gij hebt Mij niet gekleed, ziek en in de gevangenis en gij hebt Mij niet bezocht.
Dan zullen ook zij Hem antwoorden en zeggen: Here, wanneer hebben wij U hongerig gezien, of dorstig, of als vreemdeling, of naakt of ziek, of in de gevangenis, en hebben wij U niet gediend?
Dan zal Hij hun antwoorden en zeggen: Voorwaar, Ik zeg u, in zoverre gij dit aan een van deze minsten niet gedaan hebt, hebt gij het ook aan Mij niet gedaan.” (Matth. 25:34 – 45).

De discipelen hebben de woorden van de Here Jezus ook in praktijk gebracht. En na de Hemelvaart van de Here Christus en de uitstorting van de Heilige Geest werd de barmhartigheid van Christus voor heel Jeruzalem zichtbaar.

Niet één behoeftige


In de jonge kerk van Jeruzalem waren geen behoeftigen! Alle kerkleden deelden de gaven die ze van de Here kregen met elkaar. Zo lieten ze aan elkaar de liefde en de barmhartigheid van Christus zien.
“ En de menigte van hen, die tot het geloof gekomen waren, was een van hart en ziel, en ook niet een zeide, dat iets van hetgeen hij bezat zijn persoonlijk eigendom was, doch zij hadden alles gemeenschappelijk. En met grote kracht gaven de apostelen hun getuigenis van de opstanding des Heren Jezus, en er was grote genade over hen allen. Want er was ook niet een behoeftig onder hen; want allen, die eigenaars waren van stukken grond of van huizen, verkochten die en brachten de opbrengst van de verkoop en legden die aan de voeten der apostelen; en aan een ieder werd uitgedeeld naar behoefte. (Hand.4:32-35).

Heel Jeruzalem kreeg het te zien en te horen. Heel het volk zag hoe zij die tot geloof kwamen in Christus hun leven lieten vernieuwen en hun koninkrijksdienst vervulden. Dat kan ook niet anders. Dat hoort bij elkaar: geloof en liefde voor elkaar; geloof en barmhartigheid; geloof en de bereidheid gekregen goed te delen met hen die het nodig hebben.

Gebod


We zien dat later, als de Kerk zich uitbreidt over de wereld, ook in het contact als kerken onderling de dienst der barmhartigheid wordt beoefend.
“Maar thans ben ik op reis naar Jeruzalem ten dienste van de heiligen. Want Macedonië en Achaje hebben goedgevonden een handreiking te doen aan de armen onder de heiligen te Jeruzalem.
Zij hebben het immers goedgevonden, maar zijn het ook jegens hen verplicht, want indien de heidenen aan hun geestelijke goederen deel hebben gekregen, behoren zij ook met hun stoffelijke goederen hen te dienen.”

Zo laat Paulus het weten aan de Romeinen (Rom.15:25-27). Wie deel krijgt aan de geestelijke goederen, aan de gaven van Christus, die mag ook aanspraak maken op stoffelijke goederen. Wie de rijkdom van het evangelie kent, die mag er op rekenen dat hij, als hij dat nodig heeft, door de broeders en zusters ook van de stoffelijke rijkdom meegedeeld krijgt.
En in Galaten 2:10 lezen we:
“ Alleen moesten wij de armen blijven gedenken, en ik heb mij dan ook beijverd dat vooral te doen.”

In de gemeente van de Here mag geen gebrek en honger zijn zolang andere leden overvloed hebben. De dienst van de barmhartigheid is niet een vrijblijvende dienst, niet een vrijwillige dienst, in die zin dat we zelf kunnen kiezen of we die dienst willen vervullen of niet. Nee,de Here gebiedt het! Het is een uitvloeisel van het grote gebód van de liefde.

Diakenen



Dat gebod kwam in het gedrang in de eerste gemeente te Jeruzalem. Het woord van God werd veronachtzaamd, zo stelden de apostelen vast (Hand.6:2). Wat die bediening in Handelingen 6 precies inhield, daarover bestaan verschillende meningen. In de grondtekst wordt het woord “diakonia” gebruikt. Dat betekent gewoon “dienst”. Verschillende Bijbeluitleggers verbinden deze bediening met Handelingen 2:46. Daar gaat het over het dagelijks leven van de jonge kerk. De gemeenteleden komen voortdurend samen in de tempel, vieren het Avondmaal en eten bij elkaar aan huis. Weduwen hebben in die tijd meestal geen inkomen. Ze zijn afhankelijk van hun kinderen, of, als die hen niet kunnen of willen verzorgen, afhankelijk van barmhartigheid. In Handelingen 6 lezen we hoe er onvrede ontstaat rond die weduwen. De weduwen van buitenlandse afkomst zouden bij die dagelijkse dienst niet genoeg betrokken worden. Kregen ze te weinig voedsel? Werden ze soms niet uitgenodigd? Of, wat ook een mogelijkheid is, kregen ze niet de kans om mee te helpen bij de gezamenlijke maaltijden? En werd al het werk gedaan door weduwen van Joodse afkomst? Hoe dat ook geweest is, in beide gevallen komen die Grieks sprekende weduwen als het ware buiten de gemeente te staan. In beide gevallen komt de liefdedienst niet meer tot zijn recht. Er vallen in de gemeente zusters tussen de wal en het schip.
En om dat kwaad, om die zonde te weren, om de liefdedienst weer mogelijk te maken,stellen de apostelen zeven mannen aan om zich juist met die dagelijkse `diakonia`, die dagelijkse bediening, bezig te houden. Mannen die wij vanaf die tijd `diakenen` noemen.
Ze krijgen duidelijk een andere taak dan de apostelen. Waar de apostelen zich blijven bezighouden met de geestelijke leiding van de gemeente, met de bediening van het Woord, met de evangelieverkondiging en het voorgaan in de diensten, daar worden die zeven speciaal aangestelde broeders verantwoordelijk voor die `dagelijkse bediening`. En eigenlijk maakt het dan niet zoveel uit of het nu ging om het uitdelen van eerste levensbehoeften en het goed regelen van de maaltijden of over een eerlijke verdeling van taken. Misschien moeten we daar wel geen verschil tussen maken. Als het gaat over de dienst der barmhartigheid, dan heeft dat op beide zaken betrekking. Dan gaat het over eerste levensbehoeften en stoffelijke zaken maar dan gaat het ook over zaken als eenzaamheid, achterstelling, verdriet en ziekte.
Zo lezen we dat ook in het bevestigingsformulier:
?De Here roept ook nu tot het betonen van gastvrijheid, offervaardigheid en barmhartigheid, om zwakken en hulpbehoevenden volop te laten delen in de vreugde van Gods volk. In de gemeente van Christus mag niemand ongetroost leven onder de druk van ziekte, eenzaamheid of armoede.?
(Gereformeerd Kerkboek pag.552).

En even verder, wanneer de diakenen hun opdracht krijgen:
?Broeders diakenen, weest trouw en ijverig bij het inzamelen en beheren van de gaven en deelt die blijmoedig uit aan hen die hulp nodig hebben. Bemoedigt en helpt allen die in zorg leven of eenzaam zijn. Geeft in dit alles aan de gemeente een goed voorbeeld van het dienstbetoon waartoe Christus ons allen roept."

Het past ook helemaal bij wat de Here Jezus leert in Mattheüs 25 en wat Paulus de Romeinse christenen voorhoudt. Liefdedienst beperkt zich niet tot het uitdelen van geld of van eerste levensbehoeften. Liefdedienst heeft te maken met de gemeenschap der heiligen.

Gemeenschapsdienst


Zo is de dienst van de diakenen gemeenschapsdienst. Diakenen bevorderen de echte gemeenschap in de gemeente. O ja, dat houdt ook nog altijd in bezig zijn met geld en goed. Het beheren van de gaven en het uitdelen van die gaven naar behoefte. Maar het houdt ook in omzien naar broeders en zusters. Troosten en bemoedigen. Vanuit en met Gods Woord. Vaak worden diakenen gezien als mensen die vooral een praktische instelling moeten hebben. En liefst wat verstand van geld en boekhouden. Nu, dat is mooi meegenomen. Maar dat is niet het eerste. Een diaken moet de liefde van Christus in de Kerk kunnen tonen. Hij moet met het evangelie kunnen gaan naar de gemeenteleden om ze Gods barmhartigheid en Gods liefde te laten zien. En de broeders en zusters opwekken om ook die liefde te beoefenen en echt gemeenschap der heiligen te zijn.
De zeven broeders uit Handelingen gingen er juist ook met Gods Woord op uit.
? Ziet dan uit, broeders, naar zeven mannen onder u, die goed bekend staan, vol van Geest en wijsheid, opdat wij hen voor deze taak aanstellen; ....? (Hand.2:3).

En:
?En Stefanus, vol van genade en kracht, deed wonderen en grote tekenen onder het volk.? (Hand.6: 8).

Vooral praktische mensen, economen, financieel deskundigen? Niet in de eerste plaats. Nee, mannen die door de Geest vervuld zijn met wijsheid. Want de liefde van God moet zichtbaar worden in de gemeenschap der heiligen!

Opwekken


Een prachtige rijke dienst, dat werk van de diakenen. Een belangrijke dienst. Onmisbaar. Net als het ambt van de ouderlingen een geschenk van Christus aan zijn Kerk. Broeders die de gemeenteleden opwekken om ernst te maken met liefde en barmhartigheid. Want ook dat moet goed gezien worden: diakenen zijn niet alleen zelf actief in de gemeente. Ze moeten ook de leden van de gemeente opwekken en aansporen om naar hun broeders en zusters om te zien. Ze moeten opwekken en aansporen om echt gemeenschap te zijn. Om echt lichaam van Christus te zijn. Om de verbondenheid die er is in Christus ook echt te laten merken aan elkaar.
In het bevestigingsformulier wordt verwezen naar het werk van de Heilige Geest in de gemeente en de gemeenschap die zichtbaar wordt in de viering van het Heilig Avondmaal. Dat werk en die gemeenschap moeten steeds meer zichtbaar worden. Daar mogen de broeders diakenen zich mee bezig houden.
Zo wil de Heer van de Kerk ook door het ambt van de diakenen zorgen voor heel zijn volk. Opdat er geen ?behoeftigen? zijn in de gemeente van de Here.
Zien we het? Ouderlingen om te regeren en te leiden, te onderwijzen en te waken. Diakenen om het grote gebod van de liefde zichtbaar te doen worden.