Door de dienst van mensen (8)


“Christus, die als Hoofd van de kerk zit aan de rechterhand van God de Vader, regeert en verzorgt zijn gemeente op aarde. Hij wil daarvoor de dienst van mensen gebruiken. Daarom schenkt Christus ambtsdragers aan zijn gemeente.” (Formulier voor de bevestiging van ouderlingen en diakenen, pag. 550 Gereformeerd Kerkboek).

Twee woorden


We willen in dit artikel nu allereerst kijken naar de taak van ouderlingen. In het formulier voor de bevestiging van ouderlingen en diakenen wordt die taak omschreven als “regeren en herderlijk verzorgen”:
“ Over de taak van de ouderlingen spreekt het Nieuwe Testament op meer dan één plaats. Aan hen is met de dienaren des Woords toevertrouwd de gemeente te regeren en herderlijk te verzorgen.” (pag. 551 Geref. Kerkboek).

Daarbij wordt in de kantlijn verwezen naar I Petrus 5:
“De oudsten onder u vermaan ik dan als medeoudste en getuige van het lijden van Christus, die ook een deelgenoot ben van de heerlijkheid, welke zal geopenbaard worden: hoedt de kudde Gods, die bij u is, niet gedwongen, maar uit vrije beweging, naar de wil van God, niet uit schandelijke winzucht, maar uit bereidwilligheid, niet als heerschappij voerend over hetgeen u ten deel gevallen is, maar als voorbeelden der kudde.” (I Petrus 2:1-3).

Hoedt de kudde Gods. Regeren en herderlijk verzorgen. We lazen ergens de typering “leiden en weiden”. Het zegt eigenlijk allemaal hetzelfde. In het Nieuwe Testament worden voor het ambt van ouderling twee woorden gebruikt, “presbyter” en “episkopos”. Presbyter betekent oudste en episkopos zoiets als opziener. Ook in het gebruik van die woorden zien we wat de taak van ouderlingen is. In het Oude Testament zijn oudsten mannen die De Wet van God moeten bekend maken aan het volk van God, en die Gods Wet in de gemeente moeten handhaven, die Gods recht moeten uitvoeren. Dat is in het Nieuwe Testament niet anders. En opzieners betekent dat de ouderlingen moeten toezien op de gemeente, op leer en leven.
Regeren en herderlijk verzorgen. Twee woorden voor wat in wezen één taak is; dezelfde taak. Twee woorden toch, om duidelijk te maken wat die taak nu eigenlijk is.

Regeren


Wat wil dat regeren dan zeggen? Letterlijk betekent ons Nederlandse woord regeren zoveel als beheersen, besturen, bedwingen, doen gehoorzamen. Maar dat moeten we niet verkeerd opvatten. Het regeren van ouderlingen betekent niet dat ze als politieagenten moeten optreden in de gemeente. Het betekent niet dat ze erop moeten letten dat alle regels en regeltjes worden nageleefd. Het betekent niet dat ze steeds bezig moeten zijn met het maken van nieuwe regels en structuren. Het betekent al helemaal niet dat ze als een college van regenten, vanuit de hoogte van hun ouderlingschap, naar hun inzicht de gemeente sturen.
Nee, dat regeren van de ouderlingen gaat veel dieper en is veel mooier. Ten diepste is regeren bewust werken aan de bouw van Christus´ gemeente. Bouwen aan het lichaam van Christus. Werken aan de volmaking van de geroepen heiligen. Leiding geven aan het proces van voortgaande heiliging.
”En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars, om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, tot opbouw van het lichaam van Christus, totdat wij allen de eenheid des geloofs en der volle kennis van de Zoon Gods bereikt hebben, de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus.” (Ef.4:11-13).

Zo is het regeren van de ouderlingen (en daar is de predikant nu bij inbegrepen) voluit meewerken met de Heilige Geest. Om de gemeente verder te brengen op de weg naar Christus. Om de gemeente te bewaren en te bouwen bij het Woord. Om de gemeente toe te rusten om het ambt van alle gelovigen te vervullen. Om profeten, priesters en koningen te zijn. Om de bruid van de Koning van de Kerk klaar te maken voor haar Heer.

Dienen


Bij zulk regeren past geen politionele of dictatoriale houding. Nee, zulk regeren is juist dienend. Ja, daar hebben we dat woord weer: dienst. De ouderling is bezig met het dienen van zijn Here. En daarin is hij niet heerszuchtig maar juist dienstbaar, ook aan de gemeente. Het gaat niet om hem maar het gaat om de schapen van de grote Herder. Het gaat om het welzijn, om de geestelijke bouw, om het behoud en de volmaking van Christus´ Kerk en van de afzonderlijke leden van die Kerk. En dan mogen, ja, dan móeten ouderlingen zien op hun Meester. Dan moeten ze zien hoe Hij, de Koning van de Kerk, zijn dienst vervuld heeft. Dan moeten ze zich daaraan spiegelen en in hun regeerambt Hem navolgen.
We haalden hierboven een deel van I Petrus 5 aan. Daar lezen we hetzelfde, in vers 3:
”... niet als heerschappij voerend over hetgeen u ten deel gevallen is, maar als voorbeelden der kudde.”

Dat betekent dat ouderlingen hun ambtswerk doen met bescheidenheid. Met geduld. Met begrip. Met afzien van zichzelf. Dat betekent dat ze in hun ambtswerk laten zien de liefde van Christus, die in zijn dienst zichzelf volkómen wegcijferde. Die zoveel liefde opbracht dat Hij zichzelf overgaf aan de dood door het kruis en de vloek van de Vader.

Gezag


Nu moeten we niet de fout maken te denken dat ouderlingen dus alleen maar aardige mannen moeten zijn, die alles goed vinden. Die in hun bescheidenheid en nederigheid wel een voorbeeld aan de gemeente geven maar die niet optreden en geen grenzen stellen. Die accepteren dat gemeenteleden over hen heen kunnen lopen en hun woorden kunnen negeren. Integendeel. Wanneer dat het geval zou zijn is er geen sprake van dienend regeren maar van verwaarlozing en van het weigeren van dienstwerk.
O ja, als alles goed gaat, als er geen problemen zijn, dan is er niets aan de hand. Dan is het niet moeilijk om naar de ouderlingen te luisteren. Maar als er streng lerend of misschien vermanend moet worden gesproken? Luisteren we dan ook nog? En, als we zelf tot het ambt geroepen worden, dringen we er dan ook met klem op aan dat er geluisterd wordt?
Bij het ambtswerk van de ouderlingen, bij het toerusten van de leden van Gods volk onder het Nieuwe Verbond, hoort ook, net als bij het ambtswerk van de oudsten van Israël, dat de Wet van de Here wordt bekend gemaakt. Dat de regels der dankbaarheid, de leefregels van het Verbond, met de eis van geloof en bekering, aan de gemeenteleden worden voorgehouden. En dat het recht van God in de gemeente wordt uitgeroepen en gehandhaafd.
Ouderlingen doen dat met gezag. Met het gezag van de Here Christus, die zich door de ouderlingen laat vertegenwoordigen.
Dat strijdt niet met elkaar, de dienstbaarheid van ambtsdragers en het gezag waarmee ze mogen en moeten spreken. Soms kan dat wel zo lijken. Maar dan ligt dat aan onszelf. Dan zien we niet goed hoe de Here Christus door zijn Geest werkt in de gemeente. Nee, juist in het spreken met gezag, juist ook in het verkondigen van Gods recht, wordt het dienen in liefde zichtbaar. Want Gods Wet en Gods recht is tot behoud. Dat heeft de Here ons op tal van plaatsen in de Bijbel duidelijk gemaakt. Gods Wet spreekt juist van liefde. De Wet is regel der dankbaarheid om zondaren te helpen zo te leven dat het is tot eer van God. Dat er een begin zichtbaar wordt van het níeuwe leven in Christus.
En wanneer ouderlingen dan in de gemeente moeten opkomen voor Gods Wet en Gods recht, dan is dat niet in strijd met de opdracht om te dienen. Maar dan zijn ze júist dienend bezig. Met het oog op de gemeenteleden. Met het oog op hun behoud in Christus.
(We hopen daar later nog iets meer over te zeggen als we spreken over de bediening van de sleutelmacht en de tucht).

Woord


Regeren is dus ook gezag oefenen in de naam van Christus. Om zo Christus te dienen. En zijn gemeente. En dat gaat heel goed samen met een dienende houding. Met geduld en wijsheid en rust. Ouderlingen hoeven niet met de vuist op tafel te slaan om op te komen voor het recht van hun Heer. Ze hebben geen stemgeweld nodig. Ze hoeven niet fel en heftig op te treden. Juist niet. Ze hebben maar één ding te doen: in alle rust aan de gemeente, aan broeders en zusters, Gods Woord voorhouden. Het Woord moet het doen. En het Woord zŕl het doen. Als in trouw het Woord van God nagesproken wordt, dan blijft dat niet zonder uitwerking.
Daarin, in dat naspreken van het Woord, ligt hun gezag. Als ouderlingen Gods Woord brengen, dan zijn ze gehoorzaam aan hun Zender. Dan is die Zender met zijn Geest bij hen.
Dan mogen broeders en zusters blij zijn want in de aandacht die ze krijgen, in het Woord dat tot hen gesproken wordt, ziet Christus naar hen om. Dan mogen ambtsdragers gerust zijn. Gewone mensen, misschien helemaal geen goede sprekers, misschien wel helemaal niet erg moedig. Maar dat hoeft ook niet. Ouderlingen hoeven niet uit eigen kracht te overtuigen. Ze regeren met het Wóórd.
Dat is het geschenk van Christus aan zijn Kerk: Hij gebruikt mensen om met zijn Woord zijn gemeente te regeren.

Herderlijk verzorgen


Als het goed is, zijn ouderlingen natuurlijk niet alleen met het Woord actief in de gemeente wanneer er aanleiding is voor vermaan. Integendeel. Dan zou het regeren in de naam van Christus te smal, te klein worden opgevat. Dan zou aan het werk van Christus, ja, aan Christus´ eer, ernstig tekort worden gedaan. Daarom is het ook goed dat het bevestigingsformulier twee termen gebruikt om de taak van ouderlingen aan te geven. Regeren is in de Kerk niet iets anders dan herderlijk verzorgen. De Here gebruikt in zijn Woord zelf dat beeld van een herder vaak om aan te geven hoe Hij zijn volk regeert. En hoe de mensen die Hij daarvoor gebruiken wil, moeten regeren.
”..... en Ik zal u herders naar mijn hart geven, die u zullen weiden met kennis en verstand”.
(Jer.3:15).

”Mensenkind, profeteer tegen de herders van Israël, profeteer en zeg tot hen, tot die herders: zo zegt de Here Here: wee de herders van Israël, die zichzelf weiden! Moeten de herders niet de schapen weiden?” (Ez.34:2).

”Wee de nietswaardige herder, die de schapen verlaat: het zwaard over zijn arm en zijn rechteroog! Verdorren zal zijn arm, verduisterd worden zijn rechteroog”. (Zach.11:17).

”Ik ben de goede herder. De goede herder zet zijn leven in voor zijn schapen; maar wie huurling is en geen herder, wie de schapen niet toebehoren, ziet de wolf aankomen, laat de schapen in de steek en vlucht (en de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen) want hij is een huurling en de schapen gaan hem niet ter harte. Ik ben de goede herder en Ik ken de mijne en de mijne kennen Mij, gelijk Mij de Vader kent en Ik de Vader ken, en Ik zet mijn leven in voor de schapen”. (Joh.10:11-15).

”En Hij heeft zowel apostelen als profeten gegeven, zowel evangelisten als herders en leraars, ......” (Ef.4:11).

Een herder zorgt voor zijn schapen. Hij zet zich volledig voor ze in. Als ze weg dreigen te lopen haalt hij ze terug. Als ze aangevallen worden springt hij er tussen. Als ze gewond zijn verzorgt hij ze. Als er niet genoeg voedsel is leidt hij ze naar een andere weideplaats.
Zo is onze Here Christus zelf Herder voor zijn volk. Zo mogen ouderlingen herders zijn in zijn dienst. Om de kudde te weiden.
”Toen zij dan de maaltijd gehouden hadden, zeide Jezus tot Simon Petrus: Simon, zoon van Johannes, hebt gij Mij waarlijk lief, meer dan dezen? Hij zeide tot Hem: Ja Here, Gij weet, dat ik U liefheb. Hij zeide tot hem: Weid mijn lammeren”. (Joh.21:15).

De opdracht van de Here Christus aan Petrus is ook een opdracht voor alle oudsten in de Kerk. Het Woord van God, waarmee ouderlingen de gemeente ingaan, is ook om te onderwijzen. Om te troosten. Om te bemoedigen. Om aan te sporen. Om Gods beloften voor te houden. Om te wijzen op Gods barmhartigheid, Gods genade, Gods trouw en liefde.
Christus wil ouderlingen gebruiken om zijn Kerk te regeren: dienend, herderlijk, met Christus´ gezag, in Christus´ liefde. Een bijzondere taak voor wie daartoe geroepen wordt.