Door de dienst van mensen (11)


In het vorige artikel over het bijzondere ambt hebben we gesproken over de kerkelijke tucht, over het positieve van tucht en herderlijke zorg, en over misbruik van ambt en tucht. We vervolgen nu met de bediening van de sleutelmacht.

“Christus, die als Hoofd van de kerk zit aan de rechterhand van God de Vader, regeert en verzorgt zijn gemeente op aarde. Hij wil daarvoor de dienst van mensen gebruiken. Daarom schenkt Christus ambtsdragers aan zijn gemeente.” (Formulier voor de bevestiging van ouderlingen en diakenen, pag. 550 Gereformeerd Kerkboek).

Sleutels van het Koninkrijk


In verband met het oefenen van tucht over de kudde heeft Christus ook de ”sleutelmacht” gegeven in handen van de oudsten van de Kerk. Sleutelmacht ...... dat woord is afgeleid van de bekende woorden van de Here Christus in Mattheüs 16:19, waar hij aan de discipelen een machtige bevoegdheid geeft:
” Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen, en wat gij op aarde binden zult, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat gij op aarde ontbinden zult, zal ontbonden zijn in de hemelen.”

Op meerdere plaatsen in de Bijbel komen we die sleutelmacht tegen. Zo profeteert Jesaja over Eljakim, de zoon van Chilkia, de sleutelwachter van het koninklijk paleis:
”En Ik zal de sleutel van het huis van David op zijn schouder leggen; opent hij, niemand sluit; sluit hij, niemand opent.”

Eljakim mag in zijn positie aan het hof, als de man die de toegang tot de koning in handen heeft, een voorbeeld zijn van Christus, de grote Zoon van David, die van zijn Vader dé sleutels van het Koningshuis kreeg, om toe te laten en buiten te sluiten uit het Koninkrijk en de toegang tot de Vader in handen te houden.
In Openbaring 3:7 openbaart onze Here Christus zichzelf ook zo aan de gemeente te Filadelfia:
” En schrijf aan de engel der gemeente te Filadelfia: Dit zegt de Heilige, de Waarachtige, die de sleutel Davids heeft, die opent en niemand zal sluiten, en Hij sluit en niemand opent.”

De Koning van de Kerk mag beschikken over Leven en dood, over behouden worden en verloren gaan, over Hemel en hel! Hij heeft de losprijs, de toegangsprijs, betaald met zijn bloed en zijn verlatenheid tot in de hel. Dat is een machtige troost en zekerheid voor ieder die in Christus gelooft. Maar tegelijk is het een afschrikwekkende waarschuwing voor wie Hem verwerpt.

En die macht, beter gezegd die bevoegdheid, heeft de Here Christus hier op aarde in handen gelegd van de discipelen, de eerste oudsten van de kerk, en door hun dienst aan de ouderlingen van de Kerk van alle eeuwen!
”Jezus dan zeide nogmaals tot hen: Vrede zij u! Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u. En na dit gezegd te hebben, blies Hij op hen en zeide tot hen: Ontvangt de Heilige Geest. Wie gij hun zonden kwijtscheldt, die zijn ze kwijtgescholden; wie gij ze toerekent, die zijn ze toegerekend.” (Joh. 20: 21- 23).

Is dat niet iets om stil van te worden? De toegang tot Gods Koninkrijk, de toegang tot het eeuwige leven en het nieuwe Jeruzalem, in handen van eenvoudige mensen? Maakt dat niet meer nog dan andere aspecten van het ambt duidelijk hoe bijzonder en hoe genadig, hoe indrukwekkend het is dat Christus gewone mensen roept tot die dienst van het regeren en verzorgen van zijn gemeente?

Verkondiging


De Heidelbergse Catechismus vat in Zondag 31 samen wat de Here ons leert in de Schrift over de sleutels van het Koninkrijk der hemelen. Twee sleutels zijn er, de verkondiging van het evangelie en de kerkelijke tucht.
”Zondag 31:
Vraag 83:
Wat zijn de sleutels van het koninkrijk der hemelen?
Antwoord:
De verkondiging van het heilig evangelie en de kerkelijke tucht.
Door beide wordt het koninkrijk der hemelen voor de gelovigen geopend en voor ongelovigen gesloten.

Vraag 84:
Hoe wordt het koninkrijk der hemelen door de verkondiging van het heilig evangelie geopend en gesloten?

Antwoord:
Volgens het bevel van Christus wordt aan de gelovigen, allen samen en ieder persoonlijk, verkondigd en in het openbaar verklaard, dat al hun zonden hun door God om de verdienste van Christus werkelijk vergeven zijn, zo vaak zij de belofte van het evangelie met waar geloof aannemen.
Maar aan alle ongelovigen en huichelaars wordt verkondigd en verklaard, dat de toorn van God en het eeuwig oordeel op hen rusten, zolang zij zich niet bekeren.
Naar dit getuigenis van het evangelie zal God oordelen, zowel in dit als in het toekomstige leven.

Vraag 85:
Hoe wordt het koninkrijk der hemelen gesloten en geopend door de kerkelijke tucht?

Antwoord:
Volgens het bevel van Christus worden zij die zich onder de naam van christen zich in leer of leven onchristelijk gedragen, eerst bij herhaling broederlijk vermaand.
Wanneer zij toch in hun dwalingen of schandelijk leven volharden, worden zij aangeklaagd bij de gemeente of bij hen die door de gemeente daarvoor aangewezen zijn.
Wanneer zij zich ook aan hun vermaning niet storen, worden zij niet langer tot de sacramenten toegelaten en zo uit de christelijke gemeente en door God zelf buiten het rijk van Christus gesloten.
Zij worden weer als leden van Christus en van zijn gemeente aangenomen, wanneer zij werkelijk beterschap beloven en bewijzen.”


De eerste sleutel is de verkondiging van het evangelie. In die verkondiging wordt de verzoening aangeboden aan allen die geloven. In die verkondiging wordt opgeroepen tot geloof en bekering. Maar tegelijk wordt in de verkondiging van Gods Woord het oordeel uitgeroepen over ieder die de verzoening afwijst en weigert te geloven. Voor wie hoort naar het roepende Woord van God opent de trouwe prediking van Christus´ wettige Kerk de poorten van het Koninkrijk. Voor wie het hart sluit voor die roep doet de prediking die poorten in het slot.
De bediening van deze sleutel is opgedragen aan de ouderlingen die in het bijzonder zijn belast met de dienst des Woords. De andere ouderlingen hebben toe te zien dat de verkondiging geheel naar Gods Woord gebeurt.

Uitsluiting


De tweede sleutel is de uitsluiting uit de gemeente en zo uit het Koninkrijk der Hemelen. De allerlaatste stap in de kerkelijke tucht. Verschrikkelijk als het zover moet komen! Een broeder of zuster moeten zeggen, in de naam van Christus, dat hij of zij nu buiten Gods Koninkrijk staat! De ernst van dit oordeel maakt dat kerkenraden heel terughoudend met deze sleutel moeten omgaan.
Ouderlingen mogen en moeten zich er van bewust zijn dat uiteindelijk niet zij beslissen over Leven of dood maar dat zij alleen Christus mogen naspreken. Dat in hun tucht oefenen Christus aan het Woord is. Hun bevoegdheid is ten diepste dat ze het oordeel van Christus uitroepen. Dat is de sleuteldienst. En als dat niet zeker is, als de uitsluiting niet in overeenstemming is met het Woord van Christus, als de uitsluiting in ontrouw misbruikt wordt, als de tweede sleutel verwordt tot een machtsmiddel in handen van mensen, dan heeft het oordeel van de kerkenraad geen kracht. Dan is er altijd het oordeel van de Koning zelf. Wie de sleutels van het Koninkrijk trouw bedient wacht een rijk loon in het Koninkrijk. Wie de sleutels misbruikt voor eigen doeleinden wekt Gods toorn tegen zich op en zal zelf in het oordeel vallen.

Verantwoordelijk


Bevoegdheid om de sleutels van het Koninkrijk te bedienen. Een ernstige en verantwoordelijke dienst. Soms zo ernstig dat een mens er bang van zou worden. Zou het maar niet beter zijn om met de kerkelijke tucht niet zo ver te gaan? Kan een mens wel zo´n grote verantwoordelijkheid dragen? Ja, en toch moet een ambtsdrager zich door die verantwoordelijkheid niet laten afschrikken. Want hij is geroepen. Hij heeft een opdracht. Hij móet waken en verzorgen. Als hij niet waakt, als hij niet duwt en trekt, als hij de tucht niet bedient zoals de Here dat vraagt, ten einde toe, dan laat hij ook niet de liefde van Christus zien. Dan trekt hij niet tot het uiterste. Dan is er niet de allerlaatste oproep tot bekering. Dan is er niet tot het laatst de poging tot behoud van de zondaar. En dat is pas ernstig!
”Mensenkind, u heb Ik tot wachter over het huis Israëls aangesteld. Wanneer gij een woord uit mijn mond hoort, zult gij hen uit mijn naam waarschuwen. Als Ik tot de goddeloze zeg: Gij zult zeker sterven! en gij waarschuwt hem niet en spreekt niet om de goddeloze voor zijn goddeloze weg te waarschuwen ten einde hem in het leven te behouden, dan zal die goddeloze in zijn eigen ongerechtigheid sterven, maar van zijn bloed zal Ik u rekenschap vragen. Maar als gij de goddeloze waarschuwt en hij bekeert zich niet van zijn goddeloosheid en van zijn goddeloze weg, dan zal hij in zijn eigen ongerechtigheid sterven; maar gij hebt uw leven gered. En als een rechtvaardige zich afkeert van zijn gerechtigheid en onrecht doet, en Ik een struikelblok voor hem neerleg, dan zal hij sterven; omdat gij hem niet gewaarschuwd hebt, zal hij in zijn zonde sterven, en met de gerechte daden die hij gedaan heeft, zal geen rekening gehouden worden; maar van zijn bloed zal Ik u rekenschap vragen. Maar als gij de rechtvaardige waarschuwt, opdat hij niet zondige, en hij zondigt niet, dan zal hij zeker leven, want hij heeft zich laten waarschuwen; en gij hebt uw leven gered.” (Ezech. 3:17- 21).


Heilige Gemeente


De ”kerkelijke tucht” is in de belijdenis en in de orde van de Kerk verbonden met het Heilig Avondmaal. Het Heilig Avondmaal is het teken en zegel van de eenheid met Christus. En in die eenheid met Christus is er ook de eenheid met elkaar, als leden van Christus´ lichaam. Als door ernstige zonde die eenheid met Christus geschonden is, dan kan en mag de zondaar geen deel hebben aan dat sacrament. Als door ernstige zonde het Verbond aangetast en verbroken wordt, dan kan en mag de zondaar geen deel hebben aan het lichaam van Christus. Dat kan pas weer na bekering, nadat de zondaar zich weer heeft laten leiden op de goede weg. Het Heilig Avondmaal maakt zichtbaar de heiligheid van de gemeente. En als die heiligheid, het helemaal eigendom zijn van Christus en het helemaal aan Hem toegewijd zijn, gebroken wordt, en er wordt gewoon het Heilig Avondmaal gevierd, terwijl ook de zondaar aangaat, dan wordt het lichaam van Christus geschonden.
”Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt. Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren. Maar ieder beproeve zichzelf en ete dan van het brood en drinke uit de beker. Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam niet onderscheidt. Daarom zijn er onder u velen zwak en ziekelijk en er ontslapen niet weinigen.” (I Cor. 11: 26-30).

Daarom is de kerkelijke tucht verbonden met het sacrament. Daarom is afhouding van het Heilig Avondmaal ook de ”eerste stap”.
Ouderlingen, die geroepen zijn om te waken over de kudde, ook juist over de heiligheid van de gemeente, hebben dan ook als taak om de wacht te houden bij de avondmaalstafel.
Niet om mensen te straffen. Altijd blijft de vreugde in de Hemel om een bekeerd kind van God voorop staan. Maar wel om te waken over de heiligheid van de gemeente. Ervoor te waken dat niet de hele gemeente in zonde leeft, door het lichaam van Christus niet meer goed te zien, en zo de toorn van de Here over zich af te roepen. De heiligheid van de gemeente en het behoud van de zondaar zijn in het dienstwerk van ambtsdragers geen tegenstelling maar liggen in dezelfde lijn: het recht van Christus op heel zijn gemeente en op ieder lid, gelegen alleen in het liefdevolle offer van Jezus Christus, gebracht aan het kruis op Golgotha.

Leven


Ambtsdienst. Ouderlingendienst. Waken en verzorgen. Tucht oefenen. Leiden. Met de kracht en het gezag van het Woord. Bedienen van de sleutels van het Koninkrijk. Tafelwachters. Niet uit eigen kracht en gezag maar als mond van Christus.
Christus wil zijn gemeente regeren en verzorgen door de dienst van mensen. Met maar één doel: leven! Gewone mensen geroepen tot de dienst van het bijzonder ambt. Om mee te werken, door de Heilige Geest, aan Christus´ leven schenkende werk..... Moeilijk? Zwaar? Verantwoordelijk? Maar tegelijk ook indrukwekkend mooi.
We eindigen dit artikel met de laatste zinsneden van een preek van wijlen ds. K. Deddens over Zondag 31:
”Het gaat in de kerk altijd om de ontsluiting en de toesluiting van de ZEKERE toegangsweg tot de hemel. U moet in de kerk zeker zijn van leven en dood. En daarom moet u ervan overtuigd wezen dat de mond die tot u spreekt, geopend is door God alleen, en dat de hand die u de zegen oplegt, gevuld is door Zijn mandaat alleen.
En waar het anders is, waar u die zekerheid mist, waar u er aan twijfelen moet of wel het Woord van de Koning gesproken wordt, daar is de kerk weg, en daar is de strijd van de kerk weg. En OOK de bekroning van die strijd in de hemel. Waar het niet zeker is dat de tucht OOK betekent dat God Zelf ze gesloten heeft uit het rijk van Christus, daar is de tucht een spel geworden, en daar is de kerkweg opgebroken. Daar heeft de sleuteldrager zijn positie verspeeId. En daar heeft het volk geen garantie meer over de paleisweg tot des Konings troon.
Maar nu omgekeerd: wanneer de kerkgemeenschap de tucht oefent naar het Woord, dan bent u veilig, want daar weet u: deze strijd op aarde wordt in de hemel bekroond, en niet voor niets worstelt Christus vandaag door Zijn ambtsdragers om Zijn gemeente.
En daar weet u ook: als ik afdwaal dan roept de gemeenschap der kerk mij tot de orde. En Christus bewaart u dan, voor het uitbreken in ongerechtigheid. En valt u dan TOCH in zulke zonde, dan wordt ze u in volle ernst voor ogen geplaatst. Wie DAN de zonde kiest moet het wel heel opzettelijk BLIJVEN doen.
Zie gemeente, ZO is Christus de volmaakte Koning Die tot het einde toe strijdt voor de reinheid van Zijn bruid.
Hij, Die de sleutels heeft van hel en dood, Hij geeft u vandaag een geopende deur in het heden der genade. Want Hij heeft geen lust aan de dood van de zondaar maar het is Zijn worsteling u het leven te geven.
Ga dan, gemeente, het leven in door deze poort des HEEREN en laat u insluiten door het Woord van Christus, dat HIER bediend wordt, laat u overwinnen door: de worsteling van Christus, die HIER gestreden wordt, en u zult NU en in der eeuwigheid voor u zien opengaan de poorten des levens.
Ja, HEERE, gun LEVEN, LEVEN aan mijn ziel, en zij zal U loven!”


Daaraan mee te werken, aan de komst van het leven in Christus, meewerken, met alle menselijke kleinheid en gebreken en zonden, maar in de kracht van Christus, dat is de roeping en de dienst van de bijzondere ambtsdragers.