Door de dienst van mensen (4)


In het vorige artikel hebben we gezien dat de HERE zelf sommige broeders roept tot het bijzonder ambt. Maar om tot die roeping te komen schakelt hij zijn gemeente in. Door middel van verkiezingen. En in dat proces van gebed, namen noemen, talstelling, verkiezing en approbatie gaat het er om dat de keuze van de gemeente steeds duidelijker geheel in overeenstemming is met de roeping door Christus.

“Christus, die als Hoofd van de kerk zit aan de rechterhand van God de Vader, regeert en verzorgt zijn gemeente op aarde. Hij wil daarvoor de dienst van mensen gebruiken. Daarom schenkt Christus ambtsdragers aan zijn gemeente.” (Formulier voor de bevestiging van ouderlingen en diakenen, pag. 550 Gereformeerd Kerkboek).



Hele gemeente


Het is goed om nog eens te kijken hoe de gemeente bij die verschillende stappen in het verkiezingsproces is betrokken.
In de Bijbel lezen we dat een verkiezing van ambtsdragers plaatsvindt in het midden van de gemeente. Het gaat dus de hele gemeente aan. Verkiezingen worden dan ook gehouden in een gemeentevergadering waar de hele gemeente voor is uitgenodigd. Maar dat betekent niet dat de hele gemeente ook mag stemmen.
Bij de eerste stappen kunnen alle broeders en zusters actief meedoen. De voorbede is een gezamenlijke voorbede van heel de gemeente. Ook het opgeven van namen van kandidaten kan door alle broeders en zusters gedaan worden. En wanneer het gaat om de approbatie, de stilzwijgende instemming, is dat weer een zaak van alle belijdende leden.
Alleen voor de stap van de daadwerkelijke verkiezing geldt dat niet. Dat is voorbehouden aan de, met een ouderwets woord, “manslidmaten”. Het stemmen is een roeping uitsluitend voor de broeders.

Broeders


De Bijbel geeft op meerdere plaatsen aan dat voor die daad van stemmen alleen de broeders geroepen zijn. En niet de zusters.
In Handelingen 6 bijvoorbeeld, in vers 2 tot 4, lezen we dat eerst de hele gemeente bijeen geroepen wordt (“de menigte der discipelen”) maar dat daarna de broeders worden aangesproken om een aantal mannen te kiezen.
” En de twaalven riepen de menigte der discipelen bijeen en zeiden: Het bevredigt niet, dat wij met veronachtzaming van het woord Gods de tafels bedienen. Ziet dan uit, broeders, naar zeven mannen onder u, die goed bekend staan, vol van Geest en wijsheid, opdat wij hen voor deze taak aanstellen; maar wij zullen ons houden aan het gebed en de bediening van het woord.”


Gods orde


Dat past helemaal bij de door de Here ingestelde orde. De orde die Hij al gaf bij de schepping. En die in de nieuwe bedeling niet is veranderd. Eén van de plaatsen, naast andere, waar ons dat geleerd wordt is in de Eerste Brief aan de Korintiërs, in hoofdstuk 14: 34-38. Daarin geeft Paulus heel duidelijk de orde aan. In de gemeente van de Here moeten vrouwen niet voorop gaan. Zij hebben geen beslissende stem. Zo heeft de Here dat geboden. Het is niet zomaar een mening van Paulus. Nee, alles wat Paulus daar in dat gedeelte schrijft over de orde in de gemeente, komt van de Here.
” Zoals in alle gemeenten der heiligen moeten de vrouwen in de gemeenten zwijgen; want het is haar niet vergund te spreken, maar zij moeten ondergeschikt blijven, zoals ook de wet zegt. En als zij iets willen te weten komen, moeten zij thuis haar mannen om opheldering vragen; want het staat lelijk voor een vrouw te spreken in de gemeente. Of is het woord Gods bij u begonnen? Of heeft het alleen u bereikt?
Indien iemand meent een profeet of geestelijk mens te zijn, laat hij dan wèl weten, dat hetgeen ik u schrijf, een gebod des Heren is. Maar als iemand hiermede niet rekent, dan wordt met hem niet gerekend.

Voorstanders van het zogenaamde “vrouwenstemrecht” voeren daarvoor wel aan dat de Heilige Geest aan heel de gemeente is gegeven. En ook dat de zusters in de gemeente precies als de broeders delen in het volle heil in Christus.
En dat is natuurlijk ook zo. Maar als de Geest aan heel de gemeente wordt geschonken, betekent dat nog niet dat ook alle leden nu in alles dezelfde taken hebben. En dat man en vrouw in Christus gelijk zijn betekent niet automatisch dat ze nu ook dezelfde roeping hebben.
Gelijk in Christus, delend in het zelfde heil, maar niet met dezelfde roeping. Dat leert de Bijbel ons op geen enkele plaats.

Beslissend


Beslissingen in de gemeente, zoals de verkiezing van broeders in het bijzondere ambt, is een roeping voor de broeders. En dat is het, omdat het gaat om een beslissende uitspraak. De Generale Synode van Groningen-Zuid, in 1978, heeft uitgesproken dat stemmen een vorm van regeren is. Dat klinkt misschien wat zwaar maar dat is het in feite wel. Een vorm van mee regeren, mee beslissen. Want de kerkraad is gebònden aan de uitslag van de verkiezing. Het is niet maar een spelletje. En van dat mee regeren zegt de Here in Zijn Woord dat die beslissingsmacht alleen toekomt aan de mannen in de kerk.

Hoofd


Dat past ook bij een andere instelling van de Here: het huwelijk. De man is in het huwelijk het hoofd van de vrouw. Zoals Christus het hoofd is van zijn gemeente. (I Kor. 11: 3-9). In de kerk treedt de man op voor zijn hele gezin. En dan is de vrouw in haar man begrepen. Een huwelijk is een eenheid. Een geestelijke eenheid. Zo heeft de Here dat bedoeld. En dan gaan man en vrouw niet afzonderlijk beslissingen nemen in de kerk. En al helemaal geen tegengestelde beslissingen. Als de man optreedt in de kerk, dan doet hij dat ook voor de vrouw, die zelf niet mag optreden.
Stel dat getrouwde broeders en zusters ieder een eigen stem zouden uitbrengen? Dan zou dat de goddelijke eenheid van het huwelijk geweld aandoen.
Ja, daar kan voor ongehuwde zusters wel eens een moeite liggen. Een ongemakkelijk gevoel. Dat kunnen we niet zomaar wegnemen. Maar we moeten wel bedenken dat gevoelens van onvrede of verdriet, dat de gevolgen van de gebrokenheid in dit leven, geen reden zijn om Gods orde aan de kant te zetten. Ook met de moeite van het niet gehuwd zijn, want dat is het dan waarschijnlijk ten diepste, moeten we naar de Here gaan. En Hij zal er in voorzien! Op Zijn tijd. Op Zijn wijze. Maar ook daarin mogen we vast vertrouwen op Gods beloften.

Historie


Hoe duidelijk de schriftgegevens op dit punt ook zijn, in de geschiedenis van de kerk is toch vaak over de zaak van het stemrecht voor zusters gesproken. Het is goed om daar ook oog voor te hebben. Zo werd op de Generale Synode van Arnhem (van De Gereformeerde Kerken), in 1930, uitgesproken dat het stemrecht, als het uitoefenen van regeermacht, in de kerk niet toekomt aan de zusters in de gemeente. Maar de discussie in de kerken kwam telkens terug. Dwalingen blijken zeer hardnekkig te zijn. Op de Generale Synode van Hattem, 1972, werd het onderwerp vanuit de kerken weer op de agenda gezet. De Generale Synode van Kampen, 1975, besloot dat er een onderzoeksdeputaatschap moest komen. Op de volgende GS, Groningen-Zuid, 1978, rapporteerden deze deputaten. Helaas waren er toen twee rapporten. Een meerderheidsrapport, dat concludeerde dat het besluit van Arnhem geen Schriftuurlijk gefundeerd besluit was geweest. Maar, gelukkig, ook een minderheidsbesluit dat een andere weg wees. Het minderheidsbesluit stelde wel dat het besluit van Arnhem wellicht wat “gebrekkig” was onderbouwd maar daarom nog niet onjuist. In dat minderheidsrapport werd dan ook het schriftuurlijke fundament van de uitspraak van Arnhem als het ware opnieuw gelegd. De Generale Synode van Groningen-Zuid ging in meerderheid mee met dat minderheidsrapport en sprak dan ook uit dat het besluit van Arnhem bleef gehandhaafd.
Daarmee was de discussie niet afgelopen. De zaak van het vrouwenstemrecht in de kerk kwam opnieuw aan de orde op de Generale Synode te Ommen, 1993. En daar kwam de belangrijke omkeer! De GS Ommen sprak uit dat aan de zusters in de gemeente het stemrecht niet onthouden mag worden! Uit de rapporten en de gronden onder het besluit blijkt dat onevenwichtig veel nadruk is gelegd op bijbelgedeelten die handelen over de gelijkheid van man en vrouw in Christus. En dat die gedeelten die handelen over de verschillen in positie tussen man en vrouw in de kerk minder belangrijk werden geacht of heel anders uitgelegd. Als tijdgebonden. Naar de nieuwe schriftkritische regels voor bijbeluitleg. We moeten vaststellen dat deze synode, Ommen 1993, de schriftuurlijke weg verliet. Een keerpunt in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt).
Er kwamen uit de kerken veel bezwaren. Maar op volgende synodes, Berkel 1996 en Leusden 1999, werd dit onschriftuurlijke besluit gehandhaafd en zelfs nog breder onderbouwd. O.a. werd gesteld dat we ons in de kerk niet moeten isoleren van de maatschappij. Daarmee werd heel veel duidelijk.
Gelukkig mochten de kerken in de Vrijmaking van 2003 terugkeren naar het onderwijs van de Bijbel. De Generale Synode te Mariënberg in 2005 sprak uit dat het besluit van Ommen en de daarop volgende besluiten van Berkel en Leusden vervallen zijn, en dat juist het besluit van Groningen-Zuid wordt gehandhaafd. Terug naar Gods Woord!

Probleem?


Waarom dit historische uitstapje? Is het dan een probleem, dat onze zusters op dit ene punt van het verkiezingsproces niet geroepen zijn om een beslissende daad te doen? Is het dan een probleem dat alleen de broeders stemmen? En de zusters niet?
Maar dan moeten we ons eens afvragen waaròm dat een probleem zou moeten zijn. Is het een probleem als de Here aan broeders en aan zusters verschillende taken in de gemeente heeft gegeven?
Het gaat er toch niet om dat een broeder of een zuster belangrijk moet zijn? Dat iedere man en vrouw “tot zijn of haar recht” moet komen in de kerk? Het gaat er toch juist om dat Christus tot Zijn recht komt? Dat Zijn wil zichtbaar wordt? Dat de hele gemeente die wil aanvaardt?
Als we dat zien hoeft het geen probleem te zijn wanneer de Here heeft bepaald dat bij het beslissende stemmen voor de zusters geen roeping is weggelegd.
En zij staan er echt niet buiten. In alle andere onderdelen van het verkiezingsproces zijn ze actief betrokken.

Roeping


Op die manier, naar de door de Here ingestelde orde, verschil zien in roeping tussen man en vrouw in de kerk, wordt door de wereld en de afvallige kerk vreemd gevonden. Daar is het sinds jaar en dag normaal om te vechten voor gelijke rechten op elk terrein. Eén van de argumenten voor invoering van vrouwenstemrecht in de GKv was, zoals gezegd, dat we ons anders isoleren van de maatschappij om ons heen.
Nou, en? De kerk die trouw is staat toch altíjd in een isolement? Het isolement van de antithese? Dat kan toch onmogelijk een reden zijn om de orde van de Here te doorbreken?
Daar komt nog iets bij. In de wereld en in de ontrouwe kerk geldt de wet van de revolutie: kom op voor je eigen rechten.
Maar in de kerk gaan we niet voor onze eigen “rechten”. Daar spreken we niet over rechten. Want daar geldt het recht van de Here. En de Here roept ons in Zijn dienst. Met een verschillende roeping voor man en vrouw. Ja, daar ligt het verschil. We moeten niet uitgaan van vermeende rechten maar van onze roeping.
En, nogmaals, dan is het toch niet moeilijk om je positie in de kerk te aanvaarden? Dan kunnen we toch in alle bescheidenheid de plaats innemen die de Here ons geeft? Man of vrouw, ambtsdrager of lid zonder bijzonder ambt?
We mogen gerust zeggen dat de Here Jezus ons daarin is voorgegaan. Hij heeft Zijn roeping in alle nederigheid volkomen aanvaard en zich niet beroepen op zijn koninklijke rechten als Zoon van David. Gelukkig niet!
” Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden. 6 Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de HERE heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen. 7 Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open.”


Ziende op onze Here Christus laten we ons allemaal, ieder naar eigen roeping, inschakelen in dat mooie proces om bijzondere ambtsdragers te verkiezen, in overeenstemming met de wil van Christus.