Door de dienst van mensen (6)


“Want we zien dat de HERE niet pas na de Pinksterdag begonnen is mensen uit de gemeente te roepen tot zijn bijzondere dienst. Maar dat Hij al aan het begin van de heilsgeschiedenis mannen gaven schenkt. En mannen uit de gemeente wil inschakelen voor de regering van zijn volk. Niet om te heersen maar om het volk `tevreden` te doen zijn. Om het mogelijk te maken dat ook het volk van God zijn dienst in vrede en met blijdschap vervullen kan.”

“Christus, die als Hoofd van de kerk zit aan de rechterhand van God de Vader, regeert en verzorgt zijn gemeente op aarde. Hij wil daarvoor de dienst van mensen gebruiken. Daarom schenkt Christus ambtsdragers aan zijn gemeente.” (Formulier voor de bevestiging van ouderlingen en diakenen, pag. 550 Gereformeerd Kerkboek).

Nieuwe Testament


Zo eindigden we het vorige artikel over het bijzonder ambt (Door de dienst van mensen 5). We willen de artikelenserie nu vervolgen. En dan kijken we allereerst naar het Nieuwe Testament. Ook voor de regering van de Nieuwtestamentische Kerk wil de Heer van de Kerk mensen gebruiken. En ook voor de roeping van die mannen, die oudsten, wil de Here de gemeente gebruiken. Nee, Hij is niet afhankelijk van de gemeente. Net als in het Oude Testament, waar de Here Zelf zijn priesters en profeten riep, zonder tussenkomst van anderen, roept Hij ook onder het Nieuwe Verbond in het begin rechtstreeks zijn bijzondere ambtsdragers. En we hebben het dan over de apostelen.
“En toen Hij langs de zee van Galilea ging, zag Hij Simon en Andreas, de broeder van Simon, in de zee staan en het net uitwerpen, want zij waren vissers. En Jezus zeide tot hen: Komt achter Mij en Ik zal maken, dat gij vissers van mensen wordt. En zij lieten terstond hun netten liggen en volgden Hem. En een weinig verder gegaan zijnde, zag Hij Jakobus, de zoon van Zebedeus, en Johannes zijn broeder, terwijl dezen bezig waren in het schip hun netten in orde te brengen. En terstond riep Hij hen. En zij lieten hun vader Zebedeus in het schip achter met de dagloners en gingen heen, Hem achterna.” (Markus 1:16-20).


Fundament


De Here Jezus roept de eerste bijzondere ambtsdragers van de Kerk onder het Nieuwe Verbond Zelf. Rechtstreeks. Met reden. Zij zijn het die straks met het hun gegeven Woord de fundering moeten leggen onder de Kerk. Zij zijn geroepen en zij worden straks vervuld met de Heilige Geest om de jonge pinksterkerk vast te zetten op de waarheid van Gods Woord. Zodat daarna op die sterke en onwrikbare fundering de Kerk verder gebouwd kan worden. Niet voor niets zijn ze, op Paulus met zijn heel eigen roeping na, drie jaren met de Here Jezus meegetrokken. Niet voor niets hebben ze ŕl zijn woorden gehoord en ŕl zijn daden gezien. Getuigen zijn ze, en als oog- en oorgetuigen kůnnen ze ook met kracht en geloofwaardigheid het Woord verkondigen. In het Bijbelboek Openbaring lezen we hoe het Nieuwe Jeruzalem gefundeerd wordt op twaalf fundamentstenen met daarop de namen van de twaalf apostelen:
“ En de muur der stad had twaalf fundamenten en daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen des Lams.” (Opb. 21:14).

De fundamentleggers zijn door Christus Zelf geroepen en aangesteld. En gemachtigd om zijn Kerk te regeren.

Bouwwerk


Maar wanneer dan op het fundament dat bouwwerk van Gods Kerk gaat verrijzen, wanneer de eerste jonge gemeenten door de Geest gevormd worden, dan geven de apostelen duidelijk aan hoe die gemeenten verder geleid moeten worden. In overeenstemming met het Oude Testament. De lijn van het Oude Verbond wordt voortgezet. De apostelen stellen in de gemeenten oudsten aan. Ze zien om naar mannen die van de Here de gáven hebben gekregen om oudsten te zijn. Eerst diakenen, om zich vooral bezig te houden met de dienst van de barmhartigheid. Een dienst waar de apostelen zelf niet meer aan toekwamen.
“En toen in die dagen de discipelen talrijker werden, ontstond er gemor bij de Grieks sprekenden tegen de Hebreeën, omdat hun weduwen bij de dagelijkse verzorging verwaarloosd werden. En de twaalven riepen de menigte der discipelen bijeen en zeiden: Het bevredigt niet, dat wij met veronachtzaming van het woord Gods de tafels bedienen. Ziet dan uit, broeders, naar zeven mannen onder u, die goed bekend staan, vol van Geest en wijsheid, opdat wij hen voor deze taak aanstellen; maar wij zullen ons houden aan het gebed en de bediening van het woord. En dit voorstel vond bijval bij de gehele menigte, en zij kozen Stefanus, een man vol van geloof en Heilige Geest, Filippus, Prochorus, Nikanor, Timon, Parmenas en Nikolaüs, een Jodengenoot uit Antiochië; hen stelden zij voor de apostelen, die, na gebeden te hebben, hun de handen oplegden.” (Hand.6:1-6).

Ziet u de overeenkomst met het werk van de Here door Mozes? En hoe hier ook al, in dat allereerste begin van de Nieuwtestamentische Kerk, duidelijk wordt hoe de gemeente ingeschakeld wordt? En hoe de keuze van de gemeente volkomen in overeenstemming is met de keuze van de Here?
En net als bij de verkiezing van de oudsten voor het volk Israël geeft de Here ook in het Nieuwe Testament aanwijzingen welke gaven Hij schenkt. Welke gaven de gemeente moet opmerken. In het boek Exodus lezen we over “godvrezende, betrouwbare mannen, die winstbejag haten”. In Handelingen 6 roepen de apostelen de gemeente op om te zien naar mannen die “die goed bekend staan, vol van Geest en wijsheid”. Is dat, in andere woorden, niet hetzelfde?
In I Timotheüs 3 en Titus 1 leren we wat dat concreet betekent.

In dienst van de Koning


Zo wil de Here zijn volk leiden, zo wil Hij zijn gemeente bouwen, ook na Golgotha en Pasen en Hemelvaart en Pinksteren, door de dienst van mensen. Eerst door de apostelen, de ooggetuigen en fundamentleggers, door de Here zelf aangesteld. En vervolgens door oudsten, zoals we bijvoorbeeld zien in Handelingen 14:23, waar Paulus en Barnabas ambtsdragers aanstellen in Ikonium, Lystra en Antiochië:
“En nadat zij voor hen in elke gemeente oudsten hadden aangewezen, droegen zij hen onder bidden en vasten de Here op, in wie zij geloofd hadden.”

En daarna in de weg van verkiezing door de gemeente en aanstelling door reeds aanwezige ambtsdragers. Zo door Christus geroepen, bekwaamd en aangesteld. Tot op de dag van vandaag.
Wonderlijk. Genadig. Zegenrijk. De hand van de Koning van de Kerk, Jezus Christus. Gelovige mannen in dienst genomen door de Koning. Zo regeert, zo leidt en verzorgt de Koning Zelf. Duidelijk voor wie het in geloof wil zien.

Voortreffelijk


Dat ambtsdragers, die heel gewone mensen, zo door de Here in zijn dienst genomen worden en zo door Hem met zijn ambt worden bekleed, en dat die regering van de Kerk toch eigenlijk heel bijzonder is, zien we prachtig onderstreept in de eerste brief aan Timoteüs.
“Dit is een betrouwbaar woord: indien iemand staat naar het opzienersambt, dan begeert hij een voortreffelijke taak."

Zo lezen we in I Timoteüs 3:1. Een bijzonder ambt uitoefenen in dienst van de Koning, van de Heer van de kerk, dat is voortréffelijk! En dat is maar niet de mening van Paulus, nee, dat is de wat de Here Zelf daarvan vindt! Het Bijbelvers begint met te zeggen: "Dit is een betrouwbaar woord". De Here Zelf slaat het bijzonder ambt hoog aan. En in vers 13 van dat zelfde hoofdstuk lezen we:
"Want zij, die hun dienst goed hebben vervuld, verwerven zich een ereplaats en veel vrijmoedigheid om te spreken door het geloof in Christus Jezus."

Trouwe ambtsdragers krijgen gezag en respect. Er wordt naar hen geluisterd. Ze zullen in staat zijn vrijmoedig, zonder angst, het Woord van de Here uit te dragen. Niet omdat ze zelf zo `goed` zijn. Nee. Maar de Here máákt hen zo, schenkt hen die bijzondere positie (want dat is het), omdat ze hun voortreffelijke taak trouw vervullen.
Heel gewone gelovige broeders. Trouw. En hun Here máákt hen tot voortreffelijke dienaars. Hij roept ook de gemeente op dat te erkennen:
"De oudsten, die goede leiding geven, komt dubbel eerbewijs toe, vooral hun, die zich belasten met prediking en onderricht."

Dubbel eerbewijs. Gemeente, erken hun gaven! Dat wil de Here. Erken de zegen die u in die trouwe arbeiders van de Here ontvangt. Dubbel eerbewijs. In de eerste plaats voor trouwe dominees. Maar niet alléén voor hen. Ook voor al die andere oudsten, die geroepen worden en hun roeping in gehoorzaamheid vervullen. Respect en eerbied, niet om hen zelf maar omdat de Here hen gaven schonk en die broeders met hun gaven in dienst wilde stellen van zijn regering.

Bemoedigend


Zijn dat geen prachtige en bemoedigende woorden?
Het werk van de ambtsdragers kan zwaar zijn. Dat werk kan veel prachtige en dankbaar stemmende momenten kennen. Maar het kan ook heel veel zorg, moeite en verdriet met zich mee brengen. De verantwoordelijkheid voor het geestelijk welzijn van broeders en zusters is groot. Die kan echt drúkken op de schouders van ouderlingen en diakenen. En wanneer een ambtsdrager geen erkenning krijgt, wanneer er niet naar hem geluisterd wordt als hij komt met de boodschap van zijn Meester, als er misschien kleinerend gedaan wordt over en tegen die eenvoudige broeder, als er in de gemeente spottend of minachtend over hem wordt gesproken, ja, dan kan die voortreffelijke taak in mensenogen heel veel van zijn glans verliezen.
Maar dan mogen alle ambtsdragers en dan moeten al Gods kinderen weten dat het in Gods ogen anders is. Voortreffelijk! Een ereplaats waardig! Het geschenk van het vrijmoedig spreken! Dit is een betrouwbaar woord. Belangrijker, veel belangrijker dan het oordeel van mensen. Christus prijst het werk van de mensen die Hij in Zijn dienst roept en die zich eenvoudig láten roepen. Hij zorgt voor Zijn ambtsdragers.


In volgende artikelen willen we DV gaan zien wat die dienst van ouderlingen en diakenen nu eigenlijk inhoudt.