Door de dienst van mensen (5)


Overeenstemming
Koning Christus maakt in de regering van zijn Kerk gebruik van de dienst van mensen. Hij geeft door de Heilige Geest gaven in de gemeente. Hij schenkt gaven voor het bijzonder ambt aan broeders. En Hij roept sommige broeders tot de dienst in het bijzonder ambt. Mooi en rijk is dat Christus ook bij dat roepen mensen wil gebruiken. De gemeente wordt ingeschakeld. En tijdens dat hele proces van zicht krijgen op die gaven, talstelling en verkiezing groeit de eenstemmigheid in de gemeente. Totdat die volledig is en de gemeente mag overeenstemmen met haar Here!
Dat zagen we in de beide vorige artikelen over de bijzondere ambten in de kerk.


“Christus, die als Hoofd van de kerk zit aan de rechterhand van God de Vader, regeert en verzorgt zijn gemeente op aarde. Hij wil daarvoor de dienst van mensen gebruiken. Daarom schenkt Christus ambtsdragers aan zijn gemeente.” (Formulier voor de bevestiging van ouderlingen en diakenen, pag. 550 Gereformeerd Kerkboek).

Oude Verbond


Al heel vroeg in de geschiedenis van het volk Israël lezen we hoe de HERE mannen roept tot een bijzonder ambt. Dat is niet iets alleen van het nieuwe verbond. Altijd heeft de HERE zijn volk willen regeren door de dienst van mensen. Ja, er is wel verschil. De ambten in het Nieuwe Testament zijn niet precies gelijk aan die in het Oude Testament. Dat is ook begrijpelijk. Want waar onder het oude verbond de ambtsdragers van de HERE iets moesten laten zien van de kómende Messias, daar mogen nieuwtestamentische ambtsdragers getuigen van de gekómen Verlosser. Maar tegelijk zijn er ook veel overeenkomsten.
In Exodus 18 lezen we voor het eerst over “ambtsdragers-verkiezingen”. De HERE heeft tot dan steeds zelf zijn bijzondere dienstknechten tot zijn dienst geroepen. Heel duidelijk geldt dat voor Mozes. De HERE schonk hem bijzondere gaven en gaf hem de kans om die gaven ook op een bijzondere manier te ontwikkelen. Als prins, aan het Egyptische hof. En ook daarna, als herder en echtgenoot en vader. En toen het de tijd van de HERE was, riep Hij zijn knecht Mozes om met zijn gaven de HERE te dienen in die hele moeilijke roeping: het leiden van Gods volk. Uit Egypte, op weg naar het beloofde land. Op weg om een heilig volk te zijn waaruit de Messias geboren zal worden.
Mozes werd door de HERE op een heel bijzondere manier rechtstreeks geroepen.

Te zwaar


Mozes moet het volk regeren in de naam van de HERE. Daar is hij dagelijks mee bezig. Wat dat regeren precies inhoudt? Wat Mozes iedere dag betekent voor Gods volk? Dat lezen we in Exodus 8: 15 en 16. Schoonvader Jetro is op bezoek. Hij ziet hoe verschrikkelijk druk Mozes het heeft. En hij vraagt aan zijn schoonzoon waaròm hij toch alléén met het volk bezig is. Dan volgt het antwoord van Mozes:
“ En Mozes zeide tot zijn schoonvader: Omdat het volk tot mij komt om God te vragen.
Wanneer zij een zaak hebben, komt deze tot mij en spreek ik recht tussen de een en de ander; bovendien maak ik de inzettingen en wetten Gods bekend.”

Dat is het werk van Mozes. Rechtspreken wanneer leden van Gods volk het niet met elkaar eens zijn. En, niet het minst, de inzettingen en wetten van de HERE bekend maken. De Israëlieten leren en onderwijzen. Ambtsdrager Mozes richt en onderwijst Gods volk. Zo gaat hij Gods volk voor.
Maar dat volk is groot. En we weten uit de Bijbel dat het ook niet een gemakkelijk volk is. Niets gemakkelijker dan wij. Er is veel te richten. Er is veel te onderwijzen. Té veel. Het werk is voor Mozes te zwaar. Zelf ziet hij het nog niet. Maar dan mag zijn schoonvader, de priester van Midian, waarschijnlijk zelf ervaren in het voorgaan in de dienst van de HERE, aan Mozes duidelijk maken dat dit niet langer kan.
”Maar de schoonvader van Mozes zeide tot hem: Het is niet goed, wat gij doet.
Gij raakt geheel uitgeput, gij zowel als dit volk dat met u is; want dit is te zwaar voor u, gij kunt het alleen niet doen.” (Ex.18:17,18).

Jetro ziet het scherp. En hij heeft niet alleen de gezondheid van Mozes op het oog. Nee, het gaat ook om de “gezondheid” van Gods volk:
“Indien gij dit doet en God het u gebiedt, dan zult gij staande kunnen blijven en zal ook al dit volk tevreden naar zijn woonplaats gaan.” (Ex.18: 23).

En eigenlijk is dat laatste het belangrijkst. Het gaat om het welzijn van Gods volk. Dat volk moet weten en aanvaarden wat de wil van de HERE is. Wat recht is in de ogen van de HERE. Wat de HERE van zijn kinderen vraagt. Daarvoor te zorgen is de dienst van ambtsdrager Mozes. En die dienst is voor hem alleen te zwaar.

Verlichting


Maar de HERE laat zijn dienstknechten niet zomaar vastlopen. Hij geeft altijd mogelijkheden om de ambtsdienst voort te kunnen zetten. Ook hier. En daarvoor wil Hij Jetro, met zijn praktische wijsheid, gebruiken.
” Luister nu naar mij, ik zal u raad geven en God zal met u zijn. Vertegenwoordig gij het volk bij God en breng de zaken voor God.
Voorts moet gij hun de inzettingen en de wetten Gods inscherpen, en hun de weg bekend maken, die zij te gaan, en het werk dat zij te volbrengen hebben.
Daarnaast moet gij onder het gehele volk omzien naar flinke, godvrezende, betrouwbare mannen, die winstbejag haten, en hen over hen aanstellen als oversten van duizend, oversten van honderd, oversten van vijftig en oversten van tien.
Die zullen te allen tijde onder het volk rechtspreken; dan zullen zij alle grote zaken voor u brengen, maar alle kleine zaken zullen zij zelf berechten, zodat zij u verlichting geven en met u meedragen.” (Ex.18:19-22).

Mozes kan zich beperken tot zijn middelaarstaak, tot het voorleggen van de noden en vragen van Israël aan de HERE, en tot zijn taak als leraar van het volk. Maar voor het richten van de Israëlieten krijgt hij verlichting.

Gaven


Ongetwijfeld was er enige structuur onder het volk. Al eerder in het boek Exodus lezen we over oudsten en over familiehoofden. Maar dat is blijkbaar niet toereikend. Voor die moeilijke taak, het mee richten van de Israëlieten, het mee recht spreken in de kring van Gods eigen volk, zijn bijzondere gaven nodig. Niet iedereen heeft die gaven. Wie daartoe geroepen wordt, die moet beseffen waar hij mee bezig is. Die moet in staat zijn tot de mensen, die aan zijn zorg worden toevertrouwd, te spreken met gezag. Niet met eigen gezag maar met het gezag van Mozes. En dus met het gezag van de HERE, in wiens Naam Mozes spreekt en handelt.
In vers 21 zien we welke gaven nodig zijn.
Mozes moet omzien naar “flinke” mannen. Het moeten geen slappelingen zijn. Ze moeten durven optreden in de naam van de HERE. Ze moeten zich niet gemakkelijk laten ompraten. Of bang laten maken.
En daarnaast moeten ze de gave hebben van godvrezendheid. Ze moeten de HERE kennen en liefhebben. Ze moeten bereid zijn om Hem trouw te dienen. Ze moeten zich willen verdiepen in de dienst van de HERE. En dat in hun leven laten zien.
Het moeten ook mannen zijn waarop je kunt bouwen. Hun ja is ja en hun nee is nee. Mannen aan wie je iets kunt toevertrouwen. Waaraan kinderen van Israël zich kunnen toevertrouwen.
En tenslotte moeten ze ook onafhankelijk zijn, onomkoopbaar. Want het recht dat ze moeten oefenen is Gods recht.

Verkiezing


En zo vind dan de “verkiezing” plaats. En die daadwerkelijke verkiezing gebeurt wel anders dan wij onder het nieuwe verbond gewend zijn. Het volk Israël heeft Mozes. De man die rechtstreeks door de HERE geroepen is en door wie de HERE rechtstreeks zijn volk aanspreekt. Zo is het niet meer in het Nieuwe Testament. Dat rechtstreekse spreken van de HERE is er niet meer. Dat hoeft ook niet. Want wij hebben Gods Woord. En daarin heeft Hij ons genoeg bekend gemaakt. En ook de situatie van de gemeente is een heel andere. Maar aan het begin van de verbondsgeschiedenis werkt de HERE rechtstreeks. Gods knecht Mozes let op de geschonken gaven en kiest dan oversten voor het volk. Om met hem mee dat volk van God te richten.

Anders dan in het Nieuwe Testament? Ja. En tegelijk ook: nee. Want we zien dat de HERE niet pas na de Pinksterdag begonnen is mensen uit de gemeente te roepen tot zijn bijzondere dienst. Maar dat Hij al aan het begin van de heilsgeschiedenis mannen gaven schenkt. En mannen uit de gemeente wil inschakelen voor de regering van zijn volk. Niet om te heersen maar om het volk `tevreden` te doen zijn. Om het mogelijk te maken dat ook het volk van God zijn dienst in vrede en met blijdschap vervullen kan.