Door de dienst van mensen (3)


“Christus, die als Hoofd van de kerk zit aan de rechterhand van God de Vader, regeert en verzorgt zijn gemeente op aarde. Hij wil daarvoor de dienst van mensen gebruiken. Daarom schenkt Christus ambtsdragers aan zijn gemeente.” (Formulier voor de bevestiging van ouderlingen en diakenen, pag. 550 Gereformeerd Kerkboek).

Roeping


De vorige keer zagen we dat de HERE het bijzondere ambt aan de gemeente geeft om het ambtswerk van alle gelovigen in de kerk mogelijk te maken. De Here zelf roept nu sommige broeders tot dat bijzonder ambt. Hoe gaat dat nu in zijn werk? Hoe zien we nu die roeping van de HERE? Ook daarin, in dat roepen, wil de HERE de dienst van mensen gebruiken. Daar willen we nu naar kijken.
(Bij het opstellen van dit artikel hebben we, naast ander materiaal, gebruik gemaakt van `Zorgen voor de gemeente`, van dr. C. Trimp, uitgegeven bij Kok-Kampen in 1997, oorspronkelijke druk 1981, pagina 27- 29).

De HÉRE roept


We weten allemaal hoe de kerken aan hun ambtsdragers komen: door het middel van verkiezingen. En het is goed om daar even bij stil te staan. Want een verkiezing is wel een activiteit van mensen maar het is een activiteit in dienst aan de HERE. Als er in een gemeente een ambtsdrager nodig is, dan begint dat proces van verkiezen altijd met gebed. En in dat gebed belijden we als gemeente dat het de HERE is die broeders tot het bijzonder ambt roept. In dat gebed belijden we ook dat we geloven dat de HERE zelf de juiste broeder zal aanwijzen. En dat de verkiezingsactiviteiten van de gemeente slechts een middel zijn in Zijn hand. De HERE roept. Daarbij schakelt Hij mensen in. Maar het is en blijft de roeping van de HERE. Dat moeten we heel goed blijven zien. Niet voor niets luidt de eerste bevestigingsvraag:
” Bent u ervan overtuigd, dat God zelf u door zijn gemeente tot deze dienst heeft geroepen?”

Op die vraag moet een gekozen broeder van harte ja kunnen zeggen. Maar ook kerkenraad en gemeente moeten dat kunnen. De HERE kiest uit. De HERE wijst aan. De HERE gééft!

In de Bijbel vinden we verschillende voorbeelden van het kiezen van ambtsdragers. Daarin wordt dat werk van de HERE heel duidelijk. We lezen daarover in Handelingen 1, waar een nieuwe apostel wordt gekozen in de plaats van Judas:
?En zij stelden er twee voor: Jozef, genaamd Barsabbas, die de bijnaam Justus had, en Mattias.
En zij baden en zeiden: Wijs Gij, Here, die aller harten kent, die ene aan, die Gij van deze twee hebt uitgekozen, om de plaats van deze dienst en dit apostelschap in te nemen, waarvan Judas vervallen is om naar zijn eigen plaats te gaan.
En zij lieten hen loten en het lot viel op Mattias en hij werd gekozen verklaard bij de elf apostelen.? (Hand. 1: 23- 26).

Een heel mooi voorbeeld is ook de verkiezing van Saul tot koning over Israël:
?Toen Samuel Saul zag, gaf de HERE hem te kennen: Dit is de man, over wie Ik u gesproken heb; deze zal over mijn volk heersen.? (I Samuël 7: 19).

De HERE kiest hem uit. Maar:
?Toen liet Samuel alle stammen van Israël naderbij komen, en de stam Benjamin werd aangewezen. Daarna liet hij de stam Benjamin naderbij komen naar zijn geslachten, en het geslacht van Matri werd aangewezen. Tenslotte werd Saul, de zoon van Kis, aangewezen.? (I Samuël 10: 20 en 21a).

Eerst heeft de HERE al gekozen en geroepen. Toch schakelt Hij zijn volk in en wil Hij gebruik maken van de dienst van zijn kinderen.

Gaven


We belijden dat in het Nieuwe Verbond de ambtsdragers aan de kerk geschonken worden door het Hoofd van de Kerk, Christus. En daarom moeten we letten op wat Christus in de gemeente doet. Want Hij staat aan het begin. Christus geeft gaven aan zijn gemeente, door de Heilige Geest. We lezen daar o.a. in de eerste brief aan de Korintiërs over. De Here geeft verschillende gaven. Aan verschillende mensen. Zo geeft Hij ook de gaven voor het bijzonder ambt. Welke dat zijn weten we o.a. uit I Timotheüs 3: 2- 12:
?Een opziener dan moet zijn onbesproken, de man van een vrouw, nuchter, bezadigd, beschaafd, gastvrij, bekwaam om te onderwijzen, niet aan de wijn verslaafd, niet opvliegend, maar vriendelijk, niet strijdlustig of geldzuchtig, een goed bestierder van zijn eigen huis, die met alle waardigheid zijn kinderen onder tucht houdt; indien echter iemand zijn eigen huis niet weet te bestieren, hoe zal hij voor de gemeente Gods zorgen?
Hij mag niet een pas bekeerde zijn, opdat hij niet door opgeblazenheid in het oordeel des duivels valle.
Hij moet ook gunstig bekend zijn bij de buitenstaanden, opdat hij niet in opspraak kome en in een strik des duivels valle.
Evenzo moeten de diakenen waardig zijn, niet met twee tongen sprekende, niet verzot op veel wijn, niet op winstbejag uit, maar het geheimenis des geloofs bewarend in een rein geweten.
Laten ook dezen eerst op de proef gesteld worden, om daarna, als zij onberispelijk blijken, hun dienst te vervullen.
Evenzo moeten hun vrouwen zijn: waardig, geen kwaadspreeksters, nuchter, betrouwbaar in alles.
Diakenen moeten mannen van een vrouw zijn, hun kinderen en hun eigen huis goed bestieren.?


We benaderen zulke eigenschappen, zoals Paulus die aan Timotheüs voorhoudt, vaak als ?eisen? waaraan iemand moet voldoen, wil hij ooit ambtsdrager kunnen zijn. Maar eigenlijk is dat een negatieve benadering. Dan zien we niet goed wat Christus doet. Het is veel beter om die door Paulus genoemde eigenschappen, en er zijn er ook nog wel andere, te zien als gáven. Gaven van Christus aan broeders in de gemeente. Gaven om daarmee Gods kerk te dienen en te bouwen. Gaven waarmee de Heilige Geest broeders toerust. Gaven waarmee de Here zijn volk rijk bedeelt.

En als we dat zien, dan is ook de tweede stap in het verkiezingsproces, na het gebed, duidelijk. De gemeente wordt opgeroepen namen aan te dragen bij de kerkenraad van broeders die men geschikt acht voor het ambt. En dan moet het niet zo zijn dat de leden van de gemeente gaan afstrepen: die voldoet hier niet aan en die voldoet daar niet aan. Nee, dan is het zaak om eens na te gaan aan welke broeders de gaven, nodig voor het ambtswerk, geschonken zijn. Dat is toch iets anders. Dat is veel rijker en dankbaarder werk. Eigenlijk begint dat al eerder. Eigenlijk moet de gemeente al lang gezien hebben welke gaven de Here geschonken heeft. Als we die gaven zien, dan zien we ook het werk van Christus. Dan krijgen we oog voor Zijn beleid en Zijn wil.
?Die gaven moeten opgemerkt en erkend worden, opdat men zich in de gemeente zal kunnen `onderwerpen` aan Christus, die door die gaven tot zijn gemeente komt.? (Trimp, pag. 28).

De gaven van Christus zien, die gaven erkènnen en zo het werk van Christus gelovig en gehoorzaam erkennen en Christus hierin volgen. Dat is wat de kerkenraad van ons vraagt als we opgewekt worden om namen aan te dragen.

Bescheiden


En dan komt het vervolg. De kerkenraad maakt een keuze uit de aangedragen namen, op die zelfde manier. En de leden van de kerkenraad dragen ook zelf namen aan. Daarbij mogen we er van uit gaan dat de leden van de kerkenraad, als gevolg van hun ambtswerk, nog duidelijker dan de andere leden van de gemeente, zicht hebben op Christus´ gaven in de gemeente. Soms moet er een afweging gemaakt worden. Niet altijd zal een voorgedragen broeder op dat moment in staat zijn om zijn gaven als ambtsdrager in dienst van de gemeente te stellen. Daar kunnen goede, christelijke redenen voor zijn. Soms ook zijn er te veel kandidaten. Dan mag de kerkenraad eveneens een afweging maken.
En dat loopt er dan in de meeste gevallen op uit dat de kerkenraad dubbeltallen of dubbelgetallen aan de gemeente voorstelt. Daaruit kunnen dan de belijdende mannelijke leden van de gemeente een keus maken.

Dat kan nog wel eens lastig zijn. Als het goed is, dan mogen we er van uit gaan dat alle kandidaten de nodige gaven hebben. En toch moeten we kiezen. Dan kan het best zijn dat kleinere zaken voor ons de doorslag geven. We hebben een heel goede ervaring met een broeder. Of we kennen hem net iets beter en hebben net even wat meer zicht op zijn gaven. Dat is niet erg. Dat mag. Ook bij het kiezen roepen we de naam van de HERE aan. Ook dan geloven en belijden we dat Hij kiest. En dat Hij daarbij zijn kinderen, met hun eigen verantwoordelijkheid, wil inschakelen.
En dan gaat het er bepaald niet om dat ?onze? kandidaat gekozen wordt. Ja, we nemen een beslissing en we accepteren de verantwoordelijkheid die daarbij hoort. We doen niet zomaar iets. Maar de uitkomst, we zeggen het opnieuw, is in de hand van de Here. En daardoor krijgt onze eigen keuze toch een bescheiden plaats. In de Bijbel lezen we bij het kiezen van ambtsdragers over loting. Dat zou ook kunnen. De uitkomst zou niet anders zijn want de Here Christus leidt!

Dat geloven maakt het ook mogelijk om de uitslag van een verkiezing te aanvaarden. Bij staatkundige verkiezingen hebben we het altijd over winnaars en verliezers. Maar in de kerk zijn geen verliezers. Alleen maar winnaars! Want door de stemming geeft Christus aan zijn gemeente ambtsdragers van Zíjn keuze. Als we dat in geloof kunnen zien en aanvaarden, dan is het altijd goed.

Eenstemmig


We moeten ook niet in de valkuil stappen van het denken in democratische begrippen. Het gaat niet om `de helft plus één`. Ja, dat is wel een middel dat we gebruiken om stemmen te tellen en om de uitslag te bepalen. Maar dat is niet het eindresultaat. Het is slèchts een middel. Het eindresultaat moet zijn dat de hele gemeente eenstemmig is in het erkennen en aanvaarden van de nieuwe ambtsdrager.
Daar is, en dat moeten we ook scherp zien, het hele proces van verkiezen op gericht. In de kerk van Christus geldt niet het principe van de meerderheid maar het principe van eenstemmigheid, op grond van één geloof en één gezamenlijke wil gehoorzaam voor God te leven.

Zostraks wezen we op de verkiezing van Saul tot koning over Gods volk. Daar zien we ook heel sterk het belang van juist die eenstemmigheid.
?En Samuël zeide tot het gehele volk: Ziet gij wel, wie de HERE verkoren heeft? Want er is niemand als hij onder het gehele volk. Toen juichte het gehele volk en riep: De koning leve!
Daarna zette Samuël voor het volk het recht van het koningschap uiteen, schreef dit in een oorkonde en legde die neer voor het aangezicht des HEREN; daarop liet Samuël het gehele volk gaan, ieder naar zijn huis.
Ook Saul ging naar zijn huis, naar Gibea, en de dapperen, aan wie God dit in het hart gegeven had, gingen met hem.
Doch nietswaardige lieden zeiden: Hoe zou deze ons verlossen? Zij verachtten hem en brachten hem geen geschenk. Maar hij hield zich doof.? (I Samuël 10: 24- 27).

De HERE heeft gekozen. Maar niet alle Israëlieten erkennen die keuze. Sommigen zijn ontevreden. Ze zien en aanvaarden het werk van de HERE niet. Saul is niet hùn man. Totdat de HERE ook hen dwingt om zijn keus te erkennen. Doordat Saul de stad Jabes mag verlossen geeft de HERE nogmaals een duidelijk teken. Een bevestiging van de roeping van Saul.
?Toen zeide het volk tot Samuel: Wie heeft er gezegd: Zou Saul over ons koning zijn? Geeft hier die mannen, dat wij hen doden.? (I Samuël 11: 12).

Nu is er eenstemmigheid! Nu kàn niemand meer onder de erkenning en aanvaarding van Gods keuze uit. Nu is er geen mogelijkheid van verzet meer.

Dankbare aanvaarding


Nu kunnen we niet zo´n geschiedenis uit het Oude Testament zomaar overplaatsen naar onze tijd. Maar het gaat ons er om te laten zien dat het volk van God eenstemmig moet en kan zijn in de erkenning en aanvaarding van de door Christus geschonken ambtsdragers. Daar is dat hele verkiezingsgebeuren op gericht. Het begint met meerdere, mogelijk vele namen. Het eindigt met een eenstemmige dankbare aanvaarding van de gekozen broeders.
Eerst zijn er de vele namen. Dan komen de dubbeltallen. Tenslotte worden er enkelen gekozen. Steeds meer overeenstemming! En tenslotte wordt die overeenstemming volledig. Want voordat een ambtsdrager bevestigd wordt is er nog een stap: de mogelijkheid om op goede gronden bezwaar te maken tegen de bevestiging van een gekozene. Ook dat is serieuze zaak. Niet voor niets laat de kerkenraad altijd die mogelijkheid afkondigen: Indien er geen wettige bezwaren worden ingediend zal de bevestiging plaatsvinden ......... Ziet u? Als er geen wettige bezwaren zijn, dan is de gekozen ambtsdrager voor de hele gemeente te aanvaarden. (Dat heet “approbatie”, goedkeuring). Dan mag hij verwachten bij de hele gemeente welkom te zijn. Dan erkent de hele gemeente het werk van Christus. Als dat niet zo is, als iemand meent dat de uitslag van een verkiezing niet het werk van Christus is, dan mag, ja dan móet er bezwaar gemaakt worden. Om zo toch weer te komen tot eenstemmigheid.

Ziet u het mooie en rijke in deze dienst? De dienst om mee te werken aan het verkrijgen van dienaren voor het bijzondere ambt? Het mooie en rijke om zo, als gemeente, Christus te kunnen volgen in zijn werk van kerkregering? Om zo als gemeente te mogen roepen hen die al door de Koning van de Kerk geroepen zijn? Om zo zelfs ook als gemeente te mogen overeenstemmen met onze Here Christus?

Oefenen


O ja, niet altijd gaat het zo. Soms lijkt het erg moeilijk om goede kandidaten te vinden voor het ambt. Dan lijkt het wel of we de gaven niet zien. Soms moet een broeder ontheffing vragen. Omdat er een andere roeping is. Soms kan een broeder niet bevestigd worden omdat er inderdaad wettige bezwaren worden ingediend. Dan lijkt het wel of we het werk van Christus gewoon niet goed kunnen zien.
We mogen daarvan nooit de Heer van de Kerk de schuld geven. Als er problemen rijzen rond het verkiezen van ambtsdragers, dan is dat onze schuld. Dan hebben we als gemeente geen goed zicht gehad op de gaven die de Geest in de gemeente gaf. We waren misschien te veel met andere zaken bezig. Of met ons zelf. Of we begrepen niet goed hoe de Here in zijn Kerk werkt. Het is onze gebrekkigheid, ons onverstand, ons individualisme en gebrek aan kennis, ja, onze zònde, als het verkeerd gaat.
Het is onze onvolmaaktheid als er geen overeenstemming komt.
Laten we daarom altijd ernst maken ook met deze, ogenschijnlijk kleine dienst, het meewerken aan de verkiezing van ambtsdragers. Laten we er ons maar bewust op toeleggen om in onze gemeente oog te krijgen voor alle gaven die de Here aan de leden gaf. Laten we onszelf maar oefenen om zo met elkaar om te gaan en naar elkaar om te zien. Dan kan er de eenstemmigheid zijn. Dan kan onze stem, de stem van de gemeente, als één stem klinken met die van onze Here Christus. Beter kunnen we het als gemeente niet krijgen!