Nooit verzet?


Naar aanleiding van de demonstraties, rellen en opstanden in de Arabische wereld schreven we in DE BAZUIN nr. 6, 16 februari 2011, over democratie en het gezag van de overheid. We lieten zien dat ook een slechte en onderdrukkende overheid naar Bijbelse normen haar gezag van God heeft, en daarom respect en gehoorzaamheid verdient. Niet vanwege de goede daden van zo’n overheid maar omdat de Here het zo geboden heeft. Daarbij citeerden we Calvijn, uit zijn Institutie.
De vraag kan zich nu voordoen: maar mogen burgers dan nooit in verzet komen? Moeten ze dan alles maar met zich laten doen? Moeten ze zich tenslotte maar, in het ergste geval, laten uitmoorden? Om zo, naar de Bijbel, het lijden te aanvaarden?
Nooit verzet tegen de overheid?


Calvijn


De opvattingen van Calvijn, en met hem andere gereformeerde schrijvers uit de zestiende en zeventiende eeuw, zijn altijd richtinggevend geweest voor het gereformeerde denken over het recht van verzet, het recht van opstand.
Duidelijk is dat alle opstand die voortkomt uit een revolutionaire geest, moet worden afgewezen.
Maar daarmee zijn we er niet. Onze eigen natie is geboren uit de opstand! Tachtig jaren is er strijd gevoerd met Spanje. De koning van Spanje was ook de Heer der Nederlanden. In 1581 zwoeren de Staten-Generaal koning Filips II af als hun soevereine vorst. (Plakkaat van Verlatinghe). Een onafhankelijkheidsverklaring. Een daad van opstand.
En Willen van Oranje, stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht, de “Vader des Vaderlands” bevocht met alle inzet zijn eigen vorst.
Deze zaken worden door gereformeerden niet veroordeeld, integendeel.
Blijkbaar zijn er toch situaties waarin mensen zich mogen verzetten tegen de overheid.
Calvijn heeft ook daarover richtinggevend geschreven. Niet heel veel. Wel duidelijk. Gefundeerd op het geheel van Gods Woord. Normerend ook voor onze tijd. Ook voor ons oordelen over verzet en opstand. Latere gereformeerde schrijvers vallen bijna altijd terug op Calvijn en Calvijns “volgelingen”.

Het eerste


Laten we eens gaan kijken wat Calvijn over deze dingen zegt. We citeren weer uit de vertaling van dr. A. Sizoo, bewerkt door dr. W. van ’t Spijker.
In Boek IV, hoofdstuk 20, §29, zegt Calvijn:
” Daarom, indien wij door een hardvochtige vorst wreed gekweld worden, indien wij door een hebzuchtige of weelderige beroofd en geplunderd worden, indien wij door een zorgeloze veronachtzaamd, en eindelijk door een goddeloze en heiligschennende gekweld worden ter wille van onze vroomheid, dan moet in de eerste plaats de herinnering in ons opkomen aan onze zonden, die zonder twijfel door zulke geselen des Heren gekastijd worden. Dan zal de ootmoedigheid onze onlijdzaamheid beteugelen. Verder moet ook deze gedachte in ons komen, dat het niet aan ons staat om zulke rampen te genezen; maar dat ons slechts dit overblijft, dat we de hulp des Heren inroepen, in wiens hand de harten der koningen en de neigingen der koninkrijken zijn (Spr. 21:1). Hij is de God, die zal staan in de vergadering der goden, en oordelen zal in het midden der goden (Ps. 82:1); voor wiens aangezicht zullen nedervallen en vergaan alle koningen en rechters der aarde, die zijn Christus niet gekust hebben (Ps. 2:12), die onrechtvaardige wetten hebben geschreven, om de armen in het gericht te onderdrukken en de zaak der nederigen geweld aan te doen, om de weduwen tot buit te hebben en de wezen te plunderen (Jes. 10:1).”

Dat is het eerste. Wanneer er sprake is van onderdrukking niet allereerst denken aan opstand. Maar onszelf beproeven en onze zonden bedenken. En vervolgens het oordeel over die overheden die hun roeping verzaken overlaten aan de Here.
Een burger mag niet zomaar in opstand komen wanneer zijn rechten en vrijheden geschonden worden. Vermanen en protesteren mag, dat kan zelfs roeping zijn, zo vond Calvijn, maar daarna past christelijke aanvaarding en lijdzaamheid.

Andere kant


Maar er is meer van te zeggen. Die christelijke grondhouding t.o.v. de overheid houdt niet in dat nu ŕlle verzet verboden is.
” En hier openbaar zich zijn wonderbare goedheid en macht en voorzienigheid. Want nu eens verwekt Hij uit zijn dienstknechten mannen, van wie het duidelijk is, dat ze redders zijn, en voorziet hen van zijn bevel, om een misdadige regering te straffen en het op onrechtmatige wijze verdrukte volk uit zijn jammerlijke ellende te bevrijden; dan weer bestemt Hij daartoe de woede van mensen, die iets anders bedenken en wat anders in de zin hebben. Zo heeft Hij het volk Israël uit de tirannie van Farao verlost door Mozes, uit het geweld van Cuschan, de koning van Syrië, door Othniel; uit andere slavernijen door andere koningen of richters.” (Boek IV, hoofdstuk 20, §30)

En, even verder in het zelfde hoofdstuk:
” Want wat de eersten betreft: aangezien ze door een wettige roeping Gods opgewekt waren tot het verrichten van zulke daden, schonden ze, door de wapenen tegen de koningen op te vatten, geenszins die majesteit, die door Goddelijke ordinantie de koningen gegeven is; maar, daar ze uit de hemel gewapend waren, bedwongen ze de mindere macht door een meerdere, evenals het de koningen geoorloofd is hun stadhouders te straffen.”

Calvijn wijst o.a. op de richterentijd. Soms roept de Here in zijn genade mensen om een misdadige regering te straffen en het verdrukte volk te bevrijden. En wie dat zijn? Dat zal duidelijk te zien zijn. Niet zomaar een willekeurige burger maar iemand van wie duidelijk te zien is dat hij werkelijk geroepen is om leiding te geven aan bevrijding.
Dat is de andere kant. Eerst: eer de overheid altijd, ook de slechte, verdraag onrecht en lijden om des Heren wil. Maar daarna: gelukkig roept de Here soms zelf mensen om tegen een onderdrukkende overheid op te treden.

Volksmagistraten


Wat Calvijn precies bedoelt, wordt nog duidelijker in de volgende aanhaling (Boek IV, hoofdstuk 20, §31).
” Immers, ofschoon de wraak des Heren de straf is van teugelloze dwingelandij, daarom moeten wij niet terstond menen, dat ze ons opgedragen is. Ik spreek steeds over particuliere personen. Want indien er nu enige volksmagistraten zijn aangesteld om de willekeur der koningen te bedwingen (zoals oudtijds de eforen waren, die gesteld waren tegenover de koningen der Spartanen, of de volkstribunen tegenover de Romeinse consuls, of de demarchen tegenover de raad der Atheners) (en zoals wellicht de macht is, die bij de tegenwoordige stand van zaken in ieder koninkrijk de drie standen bekleden, wanneer ze hun voornaamste vergaderingen houden), dan is het er zover vandaan, dat ik hun zou verbieden in overeenstemming met hun plicht de woedende ongebondenheid der koningen tegen te gaan, dat ik veeleer beweer, dat, indien zij het door de vingers zien, wanneer de koningen met gewelddadigheid optreden en het arme volk kwellen, hun veinzen, dat ze het niet opmerken, niet vrij is van misdadige trouweloosheid: want dan verraden zij bedriegelijk de vrijheid van het volk, van welke ze weten, dat ze haar volgens Gods ordinantie behoren te beschermen.”

Wees nu even voorzichtig, zegt Calvijn, en denk niet meteen dat je zelf geroepen bent om het verzet tegen de overheid te leiden. Er zijn in allerlei staten mensen aangesteld als tegenwicht tegen de onbegrensde macht van de overheid. In Sparta waren dat de zgn. eforen. In Rome de consuls. In Athene de demarchen. En in de zestiende eeuw valt te denken aan bijvoorbeeld leden van de staten (de drie standen worden ze hier genoemd). In ons land de leden van de Staten van de gewesten en van de Staten-Generaal, de voorlopers van onze huidige Provinciale Staten en de Eerste en Tweede Kamer.
Allemaal mensen die waren benoemd om de rechten van de burgers te verdedigen tegen de macht van de overheid.
Welnu, zegt Calvijn, zo iemand, zo’n lagere magistraat, die is benoemd om burgers te behoeden tegen onrechtmatig overheidsoptreden, zo iemand kan de roeping hebben om verzet tegen de overheid te leiden.
Sterker nog: als het gaat om zulke lagere magistraten dan móeten ze juist in actie komen. Dat ěs hun plicht. Dat ěs al hun roeping.

God meer gehoorzaam zijn


En dan is er nog iets. Altijd geldt, in iedere situatie: men moet God meer gehoorzaam zijn dan de mensen. Dan welke overheid ook.
” Maar bij de gehoorzaamheid, die men, gelijk we vaststelden, aan de heerschappij der overheden verschuldigd is, moet altijd deze uitzondering gemaakt worden, of veeleer hierop vooral gelet worden, dat die gehoorzaamheid ons niet mag afvoeren van de gehoorzaamheid aan Hem, aan wiens wil alle begeerten der koningen behoren onderworpen te zijn, voor wiens besluiten hun bevelen moeten wijken en voor wiens majesteit hun scepters moeten buigen. ............................. De Here is dus de Koning der koningen: wanneer Hij zijn heilige mond geopend heeft, moet Hij alleen voor allen en boven allen gehoord worden; verder zijn wij onderworpen aan die mensen, die over ons staan, maar niet anders dan in Hem. Indien zij iets bevelen, dat tegen Hem ingaat, dan moet dat niet geteld worden. En wij moeten ons hier niet bekommeren om geheel die waardigheid, waarmee de overheden bekleed zijn: want haar geschiedt geen onrecht, wanneer ze bedwongen wordt onder die bijzondere en waarlijk opperste macht Gods. In overeenstemming hiermee betuigt Daniël (Dan. 6:22), dat hij niet gezondigd had tegen de koning, toen hij aan zijn goddeloos bevel niet gehoorzaamd had: want de koning was zijn perken te buiten gegaan en was niet alleen onrechtvaardig geweest tegenover de mensen, maar had ook, door de hoornen op te heffen tegen God, zelf zijn eigen macht vernietigd. Daarentegen worden de Israëlieten veroordeeld, omdat ze het goddeloze gebod van de koning al te inschikkelijk hadden gehoorzaamd. Want toen Jerobeam gouden kalveren gegoten had, hadden ze Gods tempel verlaten en waren te zijnen gevalle tot nieuwe superstitiën afgeweken (1 Kon. 12:30). (Boek IV, hoofdstuk 20, §32).


Woordbreuk


Zo geeft Calvijn ons een aantal heel belangrijke, op de Bijbel gefundeerde richtlijnen.
In de eerste plaats hebben we ook een onderdrukkende overheid te gehoorzamen. We horen niet zelf in verzet te komen. Als de rechten van het volk ernstig geschonden worden en verzet toch geboden is (Calvijn heeft het over misdadige regering, jammerlijke ellende), dan zijn het de mensen die in het staatsbestel aangewezen zijn om de belangen van de burgers te verdedigen tegen de overheid, om te zorgen voor het evenwicht tussen de macht van de overheid en de rechten van het volk, om daar leiding aan te geven.
En altijd geldt: God meer gehoorzaam dan mensen. Wanneer door de overheid iets opgedrongen wordt dat in strijd is met de gehoorzaamheid aan de Here, dan mŕg een christen nooit buigen.
Anderen in de tijd van de Grote Reformatie en in de Tachtigjarige Oorlog hebben de woorden van Calvijn nader uitgewerkt of genuanceerd. Maar in het algemeen is men het wel eens.
De bekende Marnix van Sint Aldegonde, vriend en medewerker van Prins Willem van Oranje en dichter van ons Wilhelmus, volgt ook Calvijn. Hij voegt daar nog iets aan toe: een vorst, een overheid, die zijn woord breekt, die het omgekeerde doet van waar hij toe geroepen is, die maakt dat het volk niet meer gehoorzaam hoeft te zijn. Die geeft het volk de vrijheid om een andere vorst, een andere overheid te kiezen.
Eigenlijk zou u nu eens de tekst van het Wilhelmus erbij moeten pakken. Want in dat unieke christelijke volkslied zijn bovengenoemde zaken terug te vinden. Probeer het maar eens!

Nooit verzet?


Nooit verzet? Ja, toch wel. Er kunnen situaties zijn waarin verzet, opstand tegen de wettige overheid, is toegestaan. Soms is zulk verzet zelfs geboden. Een zwaar onderdrukkende overheid, een misdadige overheid, een overheid die zijn burgers willens en wetens in verschrikkelijke ellende brengt, moet vermaand worden. En dan kan er in bepaalde omstandigheden ook het recht tot daadwerkelijk verzet zijn. Wanneer de overheid bewust haar woord schendt, haar roeping verzaakt en zelf revolutionair handelt. Wanneer zij met opzet het omgekeerde doet van wat zij hoort te doen. De Here kan dan mensen geven om dat verzet te leiden. Maar laat niemand van zichzelf zomaar denken dat hij of zij geroepen is dat verzet aan te voeren. Dat hoort bij mensen die aangesteld zijn om voor de rechten van het volk op te komen.
Zulk verzet moet dan voldoen aan de door Calvijn en Marnix van Sint Aldegonde aangegeven normen.
Eerst geldt dus aanvaarding en lijdzaamheid, ziende op onze Here Christus, naar I Petrus 3: 17 en 18. Maar als de Here dan toch roept tot daadwerkelijk verzet (het moet voor de Here verantwoord zijn!), dan moet het gaan om zeer zware onderdrukking waarbij bijvoorbeeld vrijheid van geweten en geloof in het geding zijn, en waarbij het leven bijna onmogelijk wordt gemaakt. Dan moet er ook sprake zijn van “lagere magistraten” die de roeping hebben om het volk te beschermen. Of de Here moet, voor iedereen duidelijk, Zelf iemand naar voren roepen.
Dat waren ook de omstandigheden die geleid hebben tot de strijd voor vrijheid van geweten en godsdienst in de Nederlanden, onder leiding van Prins Willem van Oranje, de Tachtigjarige Oorlog.
Laten we wel bedenken: zonder die opstand zou de Republiek der Zeven verenigde Nederlanden wellicht niet zo zijn ontstaan. En juist die Republiek, onder leiding van de stadhouders van het Huis van Oranje en de Staten-Generaal, is van heel groot belang geweest in de zeventiende eeuw om de machtsdrift van Frankrijk en de rooms-katholieke contra-reformatie te weerstaan in Europa.

Uit wat we al eerder schreven weten we dat juist ook de grond van het verzet Schriftuurlijk moet zijn. De bron voor vermaning en opstand kan niet gelegen zijn in revolutionaire democratische ideeën en wensen, de wens om meer invloed en macht. Of zelfs alleen maar werkloosheid, armoede en verwaarlozing. Dat is een verkeerde basis.
En boven alles uit gaat: Men moet God meer gehoorzaam zijn dan de mensen. Dat betekent niet alleen dat je een bevel van de overheid móet weigeren als dat tegen Gods Woord in gaat. Maar ook dat je niet mee mag doen aan een opstand als die niet gericht is op de doorwerking van Gods recht in de samenleving.
Hele nauwkeurige regels daarvoor geven blijft heel moeilijk. Er is een “grijs” gebied waarin in de omstandigheden van dat moment de christelijke afweging moet worden gemaakt.

Interventie


Tot slot: het is interessant om te weten dat de argumenten die we als gereformeerden, in navolging van Calvijn en Marnix van Sint Aldegonde, gebruiken voor het recht van opstand, ook wel gebruikt zijn om te spreken over het recht en de plicht van interventie. Dat is het recht en de roeping om als natie, als land, in te grijpen in de situatie van een ander land.
Dan moet er eveneens sprake zijn van zeer ernstige, bewuste, misdadige onderdrukking, volkerenmoord en/of van ernstige geloofsvervolging. Nooit zomaar. Met grote terughoudendheid. En zeker niet op grond van politieke belangen en/of materialisme.
De media maken ons tegenwoordig iets anders wijs: als een volk een “democratie” wil moet de wereld zo’n volk helpen.
Laten wij als christenen dan toch maar om ons heen kijken met de bijbelse wijsheid van de reformatoren en in ons spreken daarop wijzen.