Door de dienst van mensen (1)


Het bijzonder ambt, we hebben het dan over predikanten, ouderlingen en diakenen, is nogal in bespreking vandaag de dag. We horen van overleg over de vrouw in het ambt, op de Generale Synode van Harderwijk, van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. We horen over een andere invulling van de bijzondere ambten in veel kerkgenootschappen. Maar ook in onze eigen kerken, in de moeiten die er in de afgelopen tijd zijn geweest, en in gesprekken en discussies, spelen opvattingen over het bijzonder ambt een rol. Het is een actuele zaak. Daarom is het belangrijk dat we steeds weer ons bezinnen op vragen rond de bijzondere ambten bij het licht van de Schrift.
De redactie heeft dan ook besloten om daar een serie artikelen over te publiceren. Deze artikelen zijn eerder geplaatst in Reformanda jaargang 2004. Ze worden waar nodig aangepast aan de actuele situatie en iets uitgebreid. De artikelenserie beperkt zich tot de ambten van ouderling en diaken.
(Redactie).


“Christus, die als Hoofd van de kerk zit aan de rechterhand van God de Vader, regeert en verzorgt zijn gemeente op aarde. Hij wil daarvoor de dienst van mensen gebruiken. Daarom schenkt Christus ambtsdragers aan zijn gemeente.” (Formulier voor de bevestiging van ouderlingen en diakenen,pag. 550 Gereformeerd Kerkboek).

Voortreffelijke taak


Ieder jaar komt het terug: verkiezing van ambtsdragers in de gemeente. We weten er allemaal van. In onze opnieuw gereformeerde kerken moesten in de afgelopen jaren volledig nieuwe kerkenraden gekozen worden. Zo’n periode van verkiezing en daarna bevestiging brengt vaak wat spanningen met zich mee. Voor individuele broeders in de gemeente. Zal ik voorgedragen worden? Zal ik op tal komen? De één wil gráág dienen in een bijzonder ambt. En dat mag. Het bijzonder ambt is, zoals de apostel Paulus schrijft aan Timotheüs, een voortreffelijke taak (I Tim. 3: 1). Een taak die je best graag mag willen. Een taak waar je best naar mag verlangen. Maar zien de broeders en zusters wel dat je de gaven hebt voor ouderling of diaken? Kennen ze je eigenlijk wel goed genoeg?
En de ander vraagt zich juist met een zekere zorg en misschien wel met enige angst af: ze zullen mij toch niet voordragen aan de kerkenraad? Ze zullen toch wel begrijpen dat ik opzie tegen zo’n zware en verantwoordelijke taak? Er zijn toch veel betere broeders, met meer Bijbelkennis en met meer ervaring?

Een andere vraag die soms opkomt is of de kerkenraad wel goed naar de gemeente luistert. Ieder belijdend lid mag namen opgeven van broeders die hij of zij geschikt vindt om ouderling of diaken te zijn. Maar waarom wordt die ene broeder, die ik zo goed ken,en waarvan ik zeker weet dat hij beschikt over de gaven die in de Bijbel genoemd worden, en die ik nu al drie keer heb opgegeven, toch niet op tal gezet? Of: Hoe kàn het dat de kerkenraad juist die broeder kandideert? Ja, hij heeft zeker bijzondere gaven. Maar ze weten toch ook wel dat hij ........?

Meer vragen


En bij heel de gemeente kan er de spanning zijn rond de vraag: krijgen we weer góede ambtsdragers? Mannen die de gemeente op de weg van de HERE kunnen leiden?
Na de talstelling kunnen de gevoelens erg verschillen. De één zal blij zijn, want de gemeente heeft hem en zijn gaven opgemerkt! Bij de ander zal teleurstelling heersen. Een derde zal met zorg en angst de verkiezing tegemoet zien.

Na de verkiezing is het eigenlijk net zo. Over het algemeen zal de gemeente wel blij zijn met haar ambtsdragers. Zeker wanneer een wijze kerkenraad leiding geeft. Maar soms kan er toch ook ontevredenheid zijn. Een negatieve, wantrouwende houding. `Ze kunnen hem dan wel gekozen hebben, maar volgens míj is hij echt niet geschikt`. Of: `Nou, ik moet het nog zien......`
En wat te doen als je meent een echt, schriftuurlijk bezwaar tegen een broeder te hebben? Een bezwaarschrift indienen? Of maar laten zitten? Ter wille van de vrede?

Ook bij de verkozenen kunnen de vragen komen. Weet ik mij echt geroepen door de HERE? Kàn ik dit eigenlijk wel? Kan ik de verantwoordelijkheid voor de gemeente van Christus wel dragen? Kan mijn gezin dit offer brengen? Moet ik nu een andere belangrijke taak, een andere nuttige functie in de kerk, loslaten? Wat is mijn roeping? Dùrf ik dit wel? Durf ik wel ontheffing te vragen?

Deformatie


Zoals op zoveel terreinen is in `onze oude kerken`, in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, ook op het terrein van het ambt afval te constateren. We hebben daar ongetwijfeld nog levendige herinneringen aan. En wie in de kerkelijke pers de ontwikkelingen nog een beetje volgt of door familie op de hoogte wordt gehouden, die weet dat die afval nog steeds doorgaat. Dat moet voor ons en waarschuwing zijn. “Een schip op het strand is een baken in zee”, zegt het bekende spreekwoord.
We kunnen dat ook met Bijbelse woorden zeggen. Lees bijvoorbeeld maar eens Ezechiël 33: 1-7: als de bazuin klinkt moeten we ons laten waarschuwen!

Velen in kerkgenootschappen rondom ons, waaronder veel ambtsdragers, zo stellen we vast, hebben niet meer een goed zicht op het bijzonder ambt. In veel gemeenten en kerkenraden heeft een democratische kijk op het ambt de Bijbelse kijk verdrongen. Ouderlingen en diakenen worden dan gezien als `vertegenwoordigers` van de gemeente. Ze zouden ook altijd verantwoording schuldig zijn aan hun kiezers, als hoogste `gezagsorgaan`. Soms komen we dit heel sterk tegen, soms wat meer verborgen. Soms is er “op papier” nog wel een goede visie maar is de praktijk tegengesteld. En het is ook niet iets wat alleen maar zichtbaar wordt in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Zo´n visie past helemaal in onze tijd, waarin de mens zelf de hoogste autoriteit is. We zijn er allemaal gevoelig voor, het past bij ons van nature zondige hart.

Soms ook zie je een heel sterk denken en handelen van een kerkenraad als een soort `management`. Te vergelijken met het leiden van een organisatie of een bedrijf. Dan is de kerkenraad vooral een groep mensen die goed kunnen organiseren en vergaderen en delegeren. Het herderlijke werk in de gemeente kan daar flink onder lijden. Soms onbewust. Soms ook heel bewust.

En dan is er de trend in veel kerken om de ambten te nivelleren. Waarom zou een ambtsdrager een aparte plaats moeten hebben in de kerk? Waarom andere kleren? Waarom moet juist hij op huisbezoek gaan? Waarom juist hij leiding geven in de wijk? We zijn toch allemaal gelijk? We hebben toch allemaal de Geest? We hebben toch allemaal gaven gekregen?

Doordat de kijk op het ambt is vervlakt, en soms verdwenen, wordt er ook gezocht naar andere vormen om de gemeente te leiden. Dat heeft ook alles temaken met het verliezen van een goed zicht op de kerk. Visie op kerk en ambt hangen nauw samen. Dan komt de kerkelijk werker in zicht. Dan worden er wijkkringen (of huiskringen of mini-wijken of hoe je ze maar noemen wilt) ingesteld. Met “contactpersonen”. Met “wijk-coördinatoren”. Broeders èn zusters. En ze hebben in hun taak gemeen dat ze een deel van het ambtswerk in de gemeente overnemen. Er komt een nieuwe, extra laag tussen ambtsdragers en gemeenteleden. Niet omschreven in de kerkorde. Een laag waar je alles mee kunt en waarbinnen heel veel mogelijk is.
Ja, en als de Bijbelse kijk op de regering van de kerk verdwijnt, dan komt ook de discussie op gang over het vrouwenstemrecht en de vrouw in het ambt.

Reformatie


Nogmaals, we moeten niet denken dat al die vragen bij ons niet aan de orde zijn. We moeten al helemaal niet denken dat een verkeerde, of een armzalige kijk op het ambt bij ons niet voorkomt. We moeten beslist niet denken dat wij het allemaal wel goed zien. Dat het bij ons wel in orde is, omdat we ons opnieuw hebben vrijgemaakt. Reformatie houdt in dóórgaande reformatie. Vrijmaking van onschriftuurlijke synode-besluiten houdt niet automatisch in dat alles nu verder goed is. Dat we nu vlot alle verkeerde invloeden achter ons hebben gelaten. Ook onze kijk op die voortreffelijke taak, de dienst aan de Here Christus in een bijzonder ambt, moet voorwerp zijn van zelfbeproeving. En zonodig van bekering en reformatie.

Door de dienst van mensen


Dat betekent dat we ons opnieuw, en steeds, ook moeten bezinnen op de ambten in de kerk. Om steeds weer opnieuw oog te krijgen voor dat heel bijzondere, dat onze Here Christus zijn gemeente wil regeren door de dienst van mensen. Dat de Kóning van de Kerk, die grote en machtige God, Zijn volk wil leiden door de dienst van gewone, zwakke, kleine en zondige mensen! We moeten er steeds weer opnieuw oog voor krijgen hoe wonderlijk dat is. En wat een prachtige genadegave Christus Zijn volk daarin geeft. Hoe rijk het is dat Christus zó wil regeren. Maar ook hoeveel moeite het aanvaarden van die gave en de omgang met het ambt kan kosten. Wat een mooie maar ook grote en ernstige verantwoordelijkheid de Here daarin geeft. En tegelijk hoe ambtsdragers en gemeente door een goede omgang met het bijzonder ambt de eer van de Here kunnen verkondigen en Zijn Naam groot maken.

De komende tijd zullen we DV in een aantal artikelen die bijzondere dienst bespreken. We beperken ons dan tot de ouderlingen en de diakenen; de predikanten laten we voorlopig buiten beschouwing.