De HERE schenkt in de geboorte van een zoon de zegen van Zijn verbond
8 Op zekere dag begaf Elisa zich naar Sunem. Daar woonde een welgestelde vrouw, die bij hem aandrong, dat hij zou blijven eten. En zo vaak hij op zijn doorreis daar kwam, ging hij erheen om te eten.
9 En zij zeide tot haar man: Zie toch, ik weet, dat het een heilige man Gods is, die altijd bij ons aankomt.
10 Laat ons dan nu een kleine gemetselde bovenkamer maken, en daar voor hem een bed, een tafel, een stoel en een kandelaar plaatsen, opdat hij, wanneer hij bij ons komt, daar zijn intrek kan nemen.
11 Op zekere dag kwam hij daar; hij nam zijn intrek in de bovenkamer en legde zich daar te ruste.
12 Vervolgens zeide hij tot zijn knecht Gehazi: Roep deze Sunamitische. Toen hij haar geroepen had, bleef zij voor hem staan.
13 En hij zeide tot Gehazi: Zeg tot haar: zie, gij hebt u voor ons al deze moeite getroost; wat kan er nu voor u gedaan worden? Is er iets waarover ik voor u tot de koning of tot de legeroverste kan spreken? Maar zij antwoordde: Ik woon te midden van mijn familie.
14 En Elisa zeide: Maar wat kan er dan voor haar gedaan worden? Gehazi zeide: Zij heeft helaas geen zoon, en haar man is oud.
15 Daarop zeide hij: Roep haar. En hij riep haar en zij kwam in de ingang staan.
16 Toen zeide hij: Op deze zelfde tijd over een jaar zult gij een zoon omhelzen. Maar zij zeide: Och neen, mijn heer, gij man Gods, spiegel uw dienstmaagd niets voor.
17 En de vrouw werd zwanger en baarde een zoon op dezelfde tijd een jaar later, zoals Elisa tot haar gesproken had.
Het volgende verhaal over de werkzaamheid van de profeet Elisa bevat twee wonderen. Eerst dat van de geboorte van een jongen; vervolgens jaren later dat van de opwekking uit de dood van deze jongen.
Wij herinneren ons dat er al verschillende malen in de Bijbel sprake is van het wonder van de HERE, Die de dingen die niet zijn roept alsof zij waren. Altijd is Hij het Die de moederschoot opent of sluit, de kinderzegen schenkt of die onthoudt. Elke geboorte, alle eeuwen door, is steeds weer een onbegrijpelijk wonder van de HERE.
Maar van tijd tot tijd bericht de Schrift ons over een heel bijzonder wonder, namelijk wanneer de HERE een nakomeling geeft als de hoop daarop allang is opgegeven.
Zo is het met Israël begonnen: uit twee oude mensen laat de HERE een heel volk groeien. En niet zomaar een volk – nee, in en door dat volk zal eens de hele wereld gezegend worden. Steeds weer, als de HERE het wonder werkt van toch de kinderzegen als het menselijkerwijs niet meer mogelijk is, moet Israël er opnieuw aan herinnerd worden dat niet door menselijke kracht dat volk er komt, maar alleen door Gods welbehagen.
Zo zegt de profeet Jesaja:
Aanschouwt de rots waaruit u uitgehakt zijt, de holte van de put waaruit u gegraven bent. Aanschouw Abraham, uw vader, en Sara, die u gebaard heeft, 51:1.
Die herinnering wordt ook weer levend in de situatie, die in dit Schriftgedeelte beschreven staat. Het gaat over de trouw van de verbondsbelofte van de HERE. Dat was toen immers de kern van de prediking van Elisa en alle profeten tegenover het afvallige denken, dat het van Baäl, de god van de vruchtbaarheid, verwacht.
Op een van zijn reizen komt Elisa in Sunem. Dat lag niet ver van de Karmel, waar Elisa af en toe heenging. Daar woont een aanzienlijk man, die een bloeiend agrarisch bedrijf heeft. Zijn vrouw nodigt de profeet uit om bij haar te komen eten. Ze dringt er zelfs bij hem op aan. En het wordt een gewoonte! Geregeld komt hij bij deze kinderen van God in huis en krijgt dan een vorstelijk maal – ze kunnen het er goed van doen!
Dat was de zegen van de HERE zoals Hij beloofd had door de mond van Mozes, Deut.28.
Heel dit vriendelijke verhaal ademt de geest van de leraarlievendheid, die er is bij deze vrouw. Zij bemerkt dat hij een Godsman is, een heilige man, afgezonderd voor de prediking van het evangelie. En die wil zij goed verzorgen.
Op haar initiatief wordt op het platte dak een bovenkamer gemetseld. Niet maar een tent, zoals men die wel bovenop het dak uitspande, maar een echte kamer, alleen voor Elisa. Een profetenkamer. En die wordt rijk bemeubeld: een bed, een stoel, een tafel en een kandelaar. Daar kan Elisa zich terugtrekken om te rusten, te mediteren en misschien ook mensen te ontvangen die hij graag wilde spreken of die hem wilden spreken. Daar zou hij alle ruimte en vrijheid voor hebben.
Deze mensen willen hun rijkdom dienstbaar stellen aan het Woord van God. Ze willen gemeenschap hebben met het woord van de HERE en meewerken aan de instandhouding van de prediking. En dat gebeurt niet in het verborgene, want heel het stadje kon zien dat er een opkamer werd gebouwd en even later wie daar telkens kwam logeren.
Het gebeurt publiek. Daaruit blijkt dat zij zich niet schamen voor het evangelie. Dwars tegen de smaak van de grote meerderheid van Israël in wensen zij de drager van het Woord van God te eren als een gast, die hun huis een grote eer aandoet door daar te willen logeren.
Dat was een publieke keus, een openbare belijdenis van het geloof. Zij behoorden bij de zevenduizend die de knieën voor Baäl niet gebogen hebben.
Dat was de bijdrage van deze vrouw aan het grote werk van God. Het Woord van God moest weer gehoord worden. Daarom moesten allerlei dingen voor het brengen van dat Woord zo gemakkelijk mogelijk gemaakt worden en moest Elisa zich thuis voelen, op zijn gemak, telkens als hij door haar stadje trok en daar wat op verhaal wilde komen.
Want Israël moest terugkeren tot de gehoorzaamheid aan de HERE! Op deze wijze verwachtte zij de toekomst waarin het Woord van God zijn zegeningen zou verspreiden over de hele wereld, de zegeningen van de komende Messias. Zij bevorderde de zaak van de Here Jezus Christus, Die komende was, zij met haar speciale talenten. En zo bewees zij te behoren tot de zevenduizend, die kleine kerk die haast tot niets gekomen was.
Elisa is daar heel dankbaar voor en wil graag deze dankbaarheid op een of andere wijze tonen. Daarom laat hij door zijn knecht Gehazi aan deze vrouw vragen wat er voor haar gedaan kan worden:
Zie, gij hebt u voor ons al deze moeite getroost; wat kan er nu voor u gedaan worden? Is er iets waarover ik voor u tot de koning of tot de legeroverste kan spreken?
Noch Elisa in zijn vraag noch deze vrouw in haar antwoord noemen haar kinderloosheid. Elisa brengt dat onderwerp niet ter sprake, misschien uit kiesheid of omdat de HERE het hem nog niet heeft geopenbaard wat Hij gaat doen. In elk geval noemt Elisa alleen de mogelijkheid dat hij op enige manier zijn invloed bij de koning of de legeroverste kan aanwenden om voor hen iets te doen. De akkers van Sunem grensden aan die van Jizreël, waar de koning grondbezit had en waar hij zich dikwijls ophield. Daardoor kwamen de bewoners van Sunem veel in aanraking met de koninklijke ambtenaren en de legeroverste die steeds de koning begeleidde.
Ook de vrouw spreekt niet over een kinderwens. Zij en haar man hebben zich er bij neergelegd dat zij kinderloos blijven. Hij is immers al een oude man.
Maar de hulp die Elisa aanbiedt heeft deze vrouw niet nodig. Zij is niet een alleenstaande, rechteloze vreemdelinge, maar behoort tot een oude gevestigde familie die voldoende bij machte is voor haar belangen te zorgen.
Dat is het stille verdriet in het leven van deze mensen die aan niets gebrek hebben. Ze kunnen ook geen zoon meer verwachten. Er komt geen erfgenaam op de vaderlijke grond. Ze hebben geen deel aan de Messiaanse toekomst.
Dan krijgt de profeet van de HERE de rijke opdracht dat hij de brenger van een zeer goede tijding mag zijn. Hij mag de belofte van de HERE geven: over een jaar zult u een zoon omhelzen. Een heerlijke opdracht in het geheel van zijn roeping, die immers mede inhield dat door zijn profeteren mensen zouden omkomen door de toorn van God. In Zijn toorn gedenkt de HERE aan Zijn ontferming.
Ja, zo is onze God, lankmoedig en groot van goedertierenheid, die toch geduld heeft met Zijn volk.
Het zijn dezelfde woorden als die de HERE indertijd sprak toen Hij Zijn belofte deed dat Sara zwanger zou worden en over een jaar een zoon zou baren. En dat daardoor de zegen van Gods verbond over de hele wereld zou uitgaan.
De vrouw kan het haast niet geloven, maar het komt toch precies zo uit. Wat bij mensen onmogelijk is, is wel mogelijk bij de HERE. Op de vastgestelde tijd die God genoemd had, net zoals vroeger, Gen.21:2, wordt dan Zijn belofte vervuld. Reken maar dat heel Sunem over niets anders heeft gepraat dan over dit wonder. Wat een prediking is dat geweest!
Wat was de betekenis van dit profetische een wonder?
Het gebeurde niet maar ergens op een stil plekje. Het was bedoeld om een les te zijn voor het volk van God. Een oproep tot bekering, voor het te laat is. Die les was: alleen als u terugkeert naar het Woord van God en dat dient, zal er toekomst voor u zijn. Dat betekent dat u radicaal de afgodendienst afzweert en weer gaat leven overeenkomstig Zijn verbond.
Zou dit een begin kunnen zijn van de reformatie van de kerk, daar in het afvallige tienstammenrijk met zijn eigenwillige godsdienst, ja zelfs met zijn afgoderijen?
Die oproep was opnieuw een duidelijke herinnering aan de geschiedenis van de wonderlijke geboorte van Izak uit een verstorven vader en moeder. Dus door een wonder van Gods genade.
De HERE liet zien dat hij Zijn Woord niet heeft vergeten en dat Hij dan toch een overblijfsel overeenkomstig Zijn verkiezing in het leven laat. Dat Hij ervoor zorgen zal dat de dag van Christus de Zoon van Abraham komen zal.
Dit wonder maakt scheiding. Het bevestigt aan de ene kant de vrijmacht van de HERE, het genadekarakter van het verbond, dat herinnert aan het wonder van de geboorte van Izak. Aan de andere kant predikt het duidelijk dat Israël niet moet menen zelf zich een toekomst te kunnen bouwen en zich als volk te kunnen doen gelden.
Hoe zal het nu verder gaan in de dagen van Elisa? Maakt de HERE een eind aan de toezegging die Hij aan Abraham heeft gedaan? Het schijnt zo te zijn. Hij laat, overeenkomstig het woord dat hij tot Elia zei, Zijn volk immers los en laat het gaan op de eigen gekozen wegen. En de vromen lijden gebrek (zie het voorgaande stuk), maar wat nog erger is: deze vrome mensen waren zonder kinderen gebleven. Dat was niet maar een gewoon verdriet van een eenzame oude dag en van geen erfgenaam hebben voor het beheren van het vaderlijk erfdeel, maar het is het verdriet om de komst van de Messias en daar zelf niet aan kunnen meewerken en moeten zien dat het eigen geslacht uitsterft en niet kan meewerken aan de toekomst van de HERE.
Zou God Zijn genâ vergeten? Nooit meer van ontferming weten? Heeft de toezegging een einde van geslacht tot geslacht?
Het antwoord is: de Heer betoont Zijn welbehagen aan hen die nederig naar Hem vragen.
Als het ook vandaag zo ver komt dat de kerk bijna tot niets gekomen is worden wij temeer ertoe gedrongen het alleen van Hem te verwachten. Eens zal blijken dat Zijn Woord waarheid is wanneer er inderdaad een grote schare zal zijn die niemand tellen kan!