De ambten volgens de Heilige Schrift


Het is nu al weer geruime tijd geleden (nummer 17 van 5 mei 2010)dat ik in een hoofdartikel onder de titel Verantwoording van een kerkkeuze een begin gemaakt heb met de bespreking en weerlegging van de bezwaren die de laatste tijd tegen De Gereformeerde Kerken (hersteld) worden ingebracht.

Visie of belijdenis


Dat hierboven genoemde artikel besloot ik met de aankondiging dat ik nog een verwijt zou bespreken, namelijk dat van de leer over de ambten. Ik noemde het verwijt van L. Heres, als zouden wij een verkeerde ambtsvisie hebben en dat dit volgens hem de oorzaak zou zijn van moeite een binnen ons kerkverband.
In reactie daarop ontving ik van hem een e-mail waarin hij schrijft dat hij de uitspraak dat De Gereformeerde Kerken (hersteld) een verkeerde ambtsvisie hebben nergens gedaan heeft. “Dat zou namelijk suggereren dat dat tot uiting is gekomen in officiële besluiten. Ik heb het tot nu toe alleen maar gehad over een visie die wel eens achterliggend zou kunnen zijn. Het is zelfs zo dat ik tot nu toe van gedachte ben dat DGK ware kerken in de zin van art. 29 NGB zijn”.
Met DGK bedoelt hij: De Gereformeerde Kerken (hersteld). Op zijn verzoek geef ik dat hier door.

Ik baseerde mijn uitspraak op wat hij in een toespraak voor verontrusten in de Vijverhoeve indertijd gezegd heeft:
“Ik zal u ook eerlijk zeggen, dat het mij niet verbaast, dat er juist op het punt van de instelling van de ambten, binnen vijf jaar al een nieuwe scheur is ontstaan.....
Vervolgens zie je dan ook dat die ene zogenaamde afwijking van de Schrift een nieuwe afscheiding rechtvaardigt”.
Daar voeg ik aan toe dat hij gesproken heeft over “een visie die weleens achterliggend zou kunnen zijn”.
Laten we zeggen dat het geen beschuldiging is, maar een vraag of een suggestie.
Maar het gevolg is wel dat die zomaar kan worden opgevat als een beschuldiging. Er wordt namelijk hier en daar voortdurend verkondigd: ‘binnen De Gereformeerde Kerken (hersteld) wordt een visie op de ambten gehanteerd, die er oorzaak van geweest is dat er in Zwijndrecht een afscheiding is gekomen en als gevolg daarvan later weer nieuwe afscheidingen’.
Het is daarom mijns inziens hoog tijd om een en ander recht te zetten.

Het eerste is dat wij moeten uitgaan van wat Schrift en belijdenis zeggen over de ambten. Iedereen kan wel deze of die visie hebben, maar in de kerk heeft de Schrift het laatste woord. De kerk doet belijdenis van wat de HEERE ons in Zijn Woord geopenbaard heeft aangaande de ambten in de kerk. Zij doet dat in de Nederlandse Geloofsbelijdenis: art. 30 over de regering van de kerk; art. 31 over de ambten in de kerk; art. 32 over de orde en de tucht in de kerk. En in de kerkorde is die belijdenis uitgewerkt en toegepast in de regelingen voor de praktijk.
Dat betekent dus dat de zaken van kerkrecht en het handelen overeenkomstig de kerkorde voluit zaken zijn van de gereformeerde Schriftuurlijke leer!
En daaraan zijn alle kerkleden gebonden door hun verklaring bij hun openbare geloofsbelijdenis dat de leer, die in de christelijke kerk alhier geleerd wordt, de ware en volkomen leer van de verlossing is en door hun belofte bij die leer te blijven. En de ambtsdragers hebben ten overvloede uitdrukkelijk beloofd en met hun handtekening die belofte bekrachtigd, dat zij geloven dat alle stukken van de leer overeenkomstig het Woord van God zijn en dat zij die dan ook zullen handhaven, verdedigen en uitdragen. Dat betekent dus ook de belofte om overeenkomstig artikel 31 van de kerkorde besluiten van kerkelijke vergaderingen als bindend te aanvaarden, uiteraard met de bekende uitzondering: tenzij zij tegen Gods woord ingaan, in welk geval men geroepen is om in de kerkelijke weg verandering van zo'n besluit te bewerkstelligen.
Wie dan ook kerkelijke besluiten verwerpt en vervolgens weigert de kerkelijke weg te gaan verbreekt zijn belofte die hij aan de HEERE heeft gedaan. Dat is dan maar niet slechts een zaak van kerkrecht, maar wel van de leer.

De grondregel


Het bijzondere ambt komt niet uit de gemeente op. De HEERE zegt in Ef. 4:11 nadrukkelijk dat Christus ambtsdragers aan Zijn gemeente gééft.
De verkiezing tot het ambt door de gemeente heeft niets met het democratie (regering van het volk) te maken. Het gaat daarin om de wijze, waarop Christus de ambtsdragers geeft. In dit geven schakelt Hij namelijk de gemeente in (Hand. 6:3 Ziet dan uit, broeders...).
Het ambt kan dus nooit losgemaakt worden van de verhoogde Christus. Vanuit de hemel vergadert Hij Zijn gemeente en regeert en onderhoudt Hij haar, Ef. 5:29.
Hij blijft ook in Zijn verhoging de goede Herder, Die de schapen vergadert. Hij is de Opperherder, 1 Petrus 5:4.
Hij doet dat door Zijn Woord en Geest. Vandaar dat Paulus in zijn afscheidswoord aan de ouderlingen van de kerk te Efeze zegt dat het de Heilige Geest is Die hen als opzieners aangesteld heeft om de gemeente Gods te weiden, Hand. 20:22.

De aanstelling van de ambtsdragers


Het is belangrijk om goed te onderscheiden tussen verkiezing en benoemen.
De praktijk van de aanstelling van de ambten is namelijk deze, dat altijd na de verkiezing door de kerkenraad apart het besluit genomen moet worden om degenen die door de gemeente verkozen zijn te benoemen.
De bevoegdheid tot het aanstellen van ambtsdragers komt dus toe aan de kerkenraad en is dus beslist niet een besluit dat de gemeentevergadering neemt. Het is dan ook de kerkenraad die moet oordelen over eventuele bezwaren die tegen een verkozen broeder ingebracht worden. Wanneer de kerkenraad tot het besluit moet komen dat de bezwaren tegen een verkozen broeder gegrond zijn en deze dus niet kan worden bevestigd, moet de kerkenraad ermee volstaan dat besluit aan de gemeente mee te delen, maar heeft hij niet het recht aan de gemeente opening van zaken te geven. De gemeente heeft niet het recht opening van zaken van de kerkenraad te eisen, maar zij moet daarin haar kerkenraad vertrouwen.
Dat blijkt duidelijk uit wat de Schrift ons onderwijst in het verhaal van de aanstelling van de ambtsdragers in de eerste tijd van de apostelen.
Daar vinden we telkens weer de term: aanstellen.
Opmerkelijk dat na de verkiezing door de gemeente apart vermeld wordt de aanstelling, door de apostelen of bij voorbeeld door Titus.
Ik noem enkele Schriftplaatsen.
In de gemeente te Jeruzalem worden de diakenen wel verkozen door de gemeente, maar ze worden aangesteld door de apostelen, Hand. 6:3. Diezelfde uitdrukking aanstellen vindt u ook in Hand. 14:23. De apostelen zijn dus de gezagsdragers die de ouderlingen en diakenen aanstellen met medewerking van de gemeente.
Zo wordt Titus door de apostel gemachtigd om ouderlingen aan te stellen.
Op grond van deze gegevens is de kerkelijke praktijk geworden dat de gemeente ambtsdragers verkiest, daarna worden zij benoemd door de kerkenraad. Ook nu nog handelt het om gezagsdragers, die de ambtsdragers aanstellen.

De toetsing van de verkozen ambtsdragers


Paulus schrijft aan Titus dat hij iets moet doen 'hetgeen nog verbetering behoeft'. De Statenvertaling heeft: 'hetgeen nog ontbrak'. Andere vertalingen: 'wat nog onafgedaan was'. Het Grieks heeft hier letterlijk 'wat nog ontbreekt', dat is wat nog gedaan moet worden. Dat is dus het instellen van de ambten, ook wel genoemd het institueren van de plaatselijke kerk.
Paulus doet dat niet zelf, hij moet weer verder, dus moet Titus de zaken, die onafgedaan bleven, uitvoeren.
Het was er tot dan nog steeds niet van gekomen om ouderlingen aan te stellen. Dat wordt dan nu de taak van Titus. Misschien had hij wel bedenkingen, of men wilde de kerkelijke organisatie niet van hem aanvaarden, 2:15, of men heeft hem andere plannen voorgesteld. Misschien heeft Titus over deze moeite aan Paulus geschreven. In elk geval: Titus moet nu de kerkelijke organisatie doorzetten.
Als Titus nu de opdracht krijgt om van stad tot stad ouderlingen aan te stellen wordt eraan toegevoegd dat hij moet toezien dat de broeders aan veel voorwaarden zullen voldoen, 1:5-16. Juist in de situatie van het leven op Kreta.
In het algemeen wordt van de Kretenzen gezegd: 'leugenaars zijn de Kretenzen altijd, beesten en vadsige buiken', 1:12.
Dat getuigenis is zelfs van toepassing op sommigen in de gemeente die wel belijden dat ze God kennen, 'maar met hun werken verloochenen zij Hem, daar zij verfoeilijk en ongehoorzaam zijn en niet deugen voor een goed werk', 1:16.
Ook aan Timotheüs wordt geschreven over de voorwaarden voor de aanstelling van ambtsdragers, 1 Tim. 3.
Deze opdrachten bij de aanstelling van ambtsdragers zijn nog altijd van kracht. Het is nu dan ook de taak van de kerkenraad om te zien naar broeders die voldoen aan de regels die de HEERE stelt ten aanzien van Zijn ambtsdragers.

De kerkorde overeenkomstig de Heilige Schrift


Het is opmerkelijk dat er geschreven staat dat Titus ouderlingen moet aanstellen ´van plaats tot plaats'. Er staat niet: in alle kerken, of in alle gemeenten.
Voor zover wij van huisgemeenten kunnen spreken moeten we dus opmerken dat zij geen ambtsdragers hebben. De sleutels van het Koninkrijk der hemelen kunnen niet worden bediend. Er is geen mogelijkheid voor de bediening van de sacramenten, evenmin voor het toepassen van de kerkelijke tucht.
De kerkorde wijst de weg waarop in dat manco kan worden voorzien.
Uiteraard is het doel om plaatselijk de ambten in te stellen.
Hoe moet dat in zijn werk gaan?
De gewone gang van zaken bij het aanstellen van ambtsdragers is dat dit gebeurt door een kerkenraad. Immers, Christus geeft de ambtsdragers door Zijn Geest en gebruikt daarvoor een kerkenraad.
Maar als er in een plaats geen kerkenraad is? Wie is dan in een ambtelijke positie om de verkiezing uit te schrijven, te beoordelen of de verkozenen voldoen aan wat de HEERE als voorwaarden voor de ambtelijke dienst stelt, eventuele bezwaren te beoordelen en ten slotte dan de ambtsdragers te benoemen en te (doen) bevestigen?
Toen in Berkel en Rodenrijs - Bergsenhoek de ambten moesten worden ingesteld was er geen kerkenraad van een genabuurde kerk die al deze taken kon uitvoeren. Dat was een uitzonderlijke situatie - het was de eerste gemeente die zich vrijmaakte, er was geen enkele andere gemeente.
Door Gods genade kwamen er al spoedig op meer plaatsen gemeenten die zich vrijmaakten, zodat er een kerkverband kon worden gevormd. De plaatselijke kerken konden worden samengevoegd tot twee classes, de classis Noord-Oost en de classis Zuid-West.
De kerkorde omschrijft als een van de taken van een classis dat zij moet toezien op het instellen van de ambten en moet beslissen of de tijd en de gelegenheid daarvoor rijp zijn.
Dat wordt geregeld in artikel 38 van de kerkorde:
Slechts met instemming van de classis kunnen in een plaats voor het eerst of opnieuw de ambten worden ingesteld.

Toen men in Zwijndrecht wilde komen tot de instelling van de ambten wendden de broeders zich dan ook overeenkomstig dit artikel van de kerkorde tot de classis Zuid-West om toestemming daarvoor te krijgen.
De classis heeft toen, uiteraard in een besloten zitting, zich erover beraden of die toestemming gegeven kon worden. Dat moest uiteraard gebeuren in een comitézitting, omdat er dan over personen moest worden gesproken en over de vraag of er geschikte broeders waren, die voldeden aan de Schriftuurlijke eisen.
De classis moest toen tot het besluit komen dat het nog niet verantwoord was om aan het verzoek te voldoen en toestemming te geven om de ambten in te stellen. Er was namelijk zoveel onenigheid en strijd binnen de groep dat de classis van oordeel was dat het in die situatie niet verantwoord was om tot de instelling van de ambten over te gaan.
Uiteraard was de classis niet gerechtigd daarover opening van zaken te geven. Dat betekent dat niemand buiten de direct betrokkenen en de kerkelijke vergaderingen kunnen en mogen oordelen over de juistheid van die classikale beslissing.
Toen later een kerkenraad toch wilde oordelen over die vertrouwelijke zaak en dat aanhangig maakte bij de synode, sprak deze uit dat die kerkenraad dat recht niet had, overeenkomstig wat de HEERE door Zijn apostel Petrus liet schrijven als waarschuwing tegen bemoeizucht. Dat was het geval in Bergentheim – Bruchterveld, waardoor die gemeente gescheurd werd. En dat is nu opnieuw het geval bij de afgescheiden groep van Zwolle. En ook bij de gemeente te Kampen, die met de gemeenten die op deze onschriftuurlijke grond zich hebben afgescheiden een kerkverband vormt.

Een voorlopige regeling


Wat moest er toen verder gebeuren, toen de classis nog geen toestemming kon geven tot het instellen van de ambten in Zwijndrecht?
Dat wordt vervolgens geregeld in artikel 39 van de kerkorde:
Plaatsen waar nog geen kerkenraad kan zijn, zal de classis onder de zorg van de naburige kerkenraad stellen.

Opmerkelijk dat de kerkorde ook spreekt van ‘plaatsen’ niet van ‘kerken’, net als bij de opdracht aan Titus: 'van plaats tot plaats'.
Wij noemen dat een wijkgemeente zoals wij die nu kennen, waar Amersfoort een wijkgemeente is van Berkel en Rodenrijs - Bergsenhoek en Ermelo van Zwolle.
Hoewel de broeders uit Zwijndrecht aanvankelijk instemden met het classisbesluit inzake het uitstellen van de instelling van de ambten, weigerden zij vervolgens wijkgemeente van de kerk te Berkel en Rodenrijs - Bergsenhoek te worden. Dat resulteerde tenslotte in hun besluit om te breken met het kerkverband.
Hier ligt de grondoorzaak van de afscheidingen sindsdien.

Independentisme


Er is al heel wat geschreven in DE BAZUIN over het independentisme binnen de kerken. De classis Noord-Oost heeft haar behandeling van de schorsing van ambtsdragers in Bergentheim - Bruchterveld – waarover zij achteraf uitsprak dat deze volgens Schrift en kerkorde was geschied - afgesloten met een verklaring. Daarin heeft zij heel duidelijk aangewezen dat de oorzaak van de moeiten ligt in het independentisme.
Het was te verwachten dat van de kant van degenen die zich niet konden vinden in de kerkelijke uitspraken over de onwettige afscheidingen, geroepen zou worden over de hiërarchie van de meerdere vergaderingen.
Wij kennen die beschuldigingen uit het verleden van de kerken.
Korte tijd na de Afscheiding is er een scheuring gekomen binnen de kerken juist over de vraag van het bindende gezag van de uitspraken van kerkelijke vergaderingen overeenkomstig de kerkorde. Ook toen kwam het independentisme de eenheid breken.
Na de Vrijmaking van 1944 was dat opnieuw het geval: de zogenaamde buitenverbandkerken wilden niet erkennen dat volgens artikel 31 de besluiten van de meerdere vergaderingen als bindend moeten worden aanvaard.
Ook in onze huidige situatie is het dan ook het independentisme dat scheuringen veroorzaakt.
Het is een gevaarlijke dwaling die helemaal past in de moderne tijdgeest van het niet willen aanvaarden van gezag. Het is uiteindelijk de wortelzonde van ons allen in het Paradijs: zelf willen beslissen wat goed of kwaad is. En de HEERE heeft door middel van Zijn apostel Paulus Timotheüs en daarmee ook ons allen gewaarschuwd dat steeds meer de zonde van zichzelf tot een wet willen zijn zal gaan toenemen, 2 Tim. 3 en 4.
Daarbij worden ook wij opgewekt om in al deze moeite krachtig te zijn in de genade van Christus Jezus en daarom nuchter te blijven en het lijden te aanvaarden, 2 Tim. 2:1, 4:5. Want wij mogen en moeten onze kracht zoeken in de belofte van de HEERE dat Hij Zijn kerk blijft vergaderen, beschermen en onderhouden en dat de poorten van de hel Zijn gemeente niet zullen overweldigen, Matt. 16:18.
Het is te begrijpen dat veel broeders en zusters die zich de laatste tijd hebben vrijgemaakt niet in staat zijn om nauwkeurig alles te onderzoeken wat tot de afscheidingen van de laatste tijd heeft geleid. In deze beknopte uiteenzetting zullen zij, naar wij hopen, voldoende voorgelicht zijn om te oordelen niet naar geruchten, maar naar wat duidelijk in Schrift, belijdenis en kerkorde wordt beleden en toegepast.

In een volgend artikel hoop ik in te gaan op de inhoud en de uitoefening van de ambten volgens Schrift en belijdenis.

Rectificatie


Een broeder uit de Classis Zuid-West informeerde de redactie van DE BAZUIN over een niet geheel juiste weergave van de gang van zaken m.b.t. de zaak Zwijndrecht in een hoofdartikel van dr. P. van Gurp.
Vandaar onderstaande correctie. Dr. Van Gurp stemt hier geheel mee in.

In het hoofdartikel van dr. P. van Gurp over ‘de ambten volgens de Heilige Schrift’ in DE BAZUIN van 8 september 2010 wordt de gang van zaken met betrekking tot de gemeente te Zwijndrecht niet juist beschreven.
Geschreven wordt namelijk dat de gemeente te Zwijndrecht de classis Zuid-West had verzocht om haar instemming met de instelling van de ambten en dat de broeders uit Zwijndrecht aanvankelijk instemden met het classisbesluit inzake het uitstellen van de instelling van de ambten, en dat zij vervolgens weigerden om wijkgemeente van de kerk te Berkel en Rodenrijs/Bergschenhoek te worden.

Ter correctie hierop het volgende:
Tijdens de eerste vergadering van de classis Zuid-West, op 17 december 2004 en in voortgezette zitting op 7 januari 2005, was er géén verzoek van de gemeente te Zwijndrecht om de ambten te mogen instellen. Wel bleek tijdens die vergadering dat er verdeeldheid binnen de gemeente was over een aantal zaken. Naar artikel 39 van de kerkorde werd de gemeente te Zwijndrecht vervolgens gesteld onder de zorg van de naburige kerkenraad. Dit met instemming van beide afgevaardigden uit Zwijndrecht.
Vervolgens ontstond er binnen de gemeente te Zwijndrecht verdeeldheid over wat onder het woord ‘zorg’ van artikel 39 verstaan moet worden. Een deel van de gemeente verstond daaronder ambtelijke verantwoordelijkheid. Een ander deel van de gemeente verstond daaronder geen ambtelijke verantwoordelijkheid. Zij interpreteerden het woord ‘zorg’ als hulp waarom gevraagd kon worden als dat nodig is bij de naburige kerkenraad.
Dit liep uiteindelijk zo hoog op dat de gemeente te Zwijndrecht verder verdeeld raakte. Een minderheid van de gemeente ging als gevolg daarvan de kerkdiensten in Berkel en Rodenrijs/Bergschenhoek bijwonen.
Het was in die verdeelde situatie dat de meerderheid van de gemeente te Zwijndrecht voor de eerste keer verzocht om instemming van de classis met de instelling van de ambten in Zwijndrecht. Daarop heeft de classis besloten dat er voorlopig, gezien de verdeelde situatie in de gemeente van Zwijndrecht, geen instemming gegeven kon worden voor het instellen van de ambten. De meerderheid van de gemeente te Zwijndrecht heeft hier nooit, ook niet aanvankelijk, mee ingestemd.