Van wie?


Als dit nummer verschijnt naderen we al weer het einde van de vakantieperiode. En dat is goed. Er wachten weer allerlei taken op ons. Na een tijd van rust en ontspanning kunnen we er weer tegen aan.
Eén van de mooie kanten van de zomerperiode is vaak dat je even in een wat rustiger tempo leeft. En dat je toekomt aan zaken waar je anders minder aandacht aan kunt besteden. Soms onopzettelijk. Zo luisterde de schrijver van dit artikel in de afgelopen tijd regelmatig ´s morgens een poosje naar de radio. En dan ontdek je opnieuw dat er veel meer nieuws in de wereld is dan de selectie die we op het journaal zien of horen. Nieuws dat voor de grote massa waarschijnlijk niet interessant is. Klein nieuws in de ogen van velen. Maar voor Gods kinderen wel degelijk van belang. Ja, dan ontdek je opnieuw dat het voor christenen in de eindtijd noodzakelijk is om te leven met open ogen en open oren. Juist in dat achtergrondnieuws, juist in die minder spectaculaire berichten en gesprekken wordt vaak de geest van de tijd duidelijk zichtbaar. En als je daar kennis van neemt kun je die geesten en de noodzakelijke strijd daartegen beter onderscheiden. Dan krijg je waarschijnlijk, juist daardoor, ook meer zicht op het machtige werk van onze God.
Als je alleen de grote koppen bij houdt, als je alleen de hypes een beetje volgt, als je jezelf afhankelijk maakt van het NOS journaal, dan mis je als christen toch wel veel. En dan kan het ook zomaar zijn dat je je geestelijke wapenrusting niet optimaal in orde kunt houden. Zonder het te weten.
In dit artikel willen we een paar zaken uit dat kleine achtergrondnieuws die ons opvielen naar voren halen. Zaken waarin heel zichtbaar wordt hoe de strijd tussen vrouwenzaad en slangenzaad op sommige punten verloopt. Maar ook hoe al die zaken nietig worden wanneer we de Here kennen.


Zelfbeschikking


Zo luisterden we naar een vraaggesprek met een fel voorstander van vrijwillige levensbeëindiging. Vrijwillige euthanasie. Een actueel onderwerp. Er wordt hard gewerkt aan een nieuwe regering. En ongetwijfeld zal die nieuwe regering zich ook bezig moeten houden met medisch-ethische vragen. Dan moet je er nu dus bij zijn. Dan moet je nu proberen politieke partijen en onderhandelaars te beïnvloeden. De man gaf aan dat zijn vereniging daar druk mee bezig is. Zijn standpunt: er moet veel meer ruimte komen voor vrijwillige beëindiging van het leven. En ook veel meer ruimte voor hulp bij zelfdoding. Dat moet niet meer strafbaar zijn. Ieder mens beschikt over zijn eigen leven. En als iemand meent dat zijn leven geen zin meer heeft, geen waarde meer, dan mag hij dat leven afleggen. Dat is zijn eigen individuele recht. En als een mens daar hulp bij nodig heeft dan mag hem of haar die hulp niet onthouden worden. Want dan zou zijn zelfbeschikkingsrecht geschonden worden. En dat zelfbeschikkingsrecht, dat zelf mogen beslissen over eigen leven, dat is het hoogste recht dat een mens heeft. Als je dat aantast schendt je de menselijkheid.
Zo ongeveer is de redenering. Het is niet echt nieuw. Al vele jaren klinken deze geluiden. Ze hebben geleid tot de euthanasiepraktijk zoals die nu in Nederland is. Het belangwekkende in dit recente gesprek is dat de strijd voor verruiming van de euthanasiepraktijk nog steeds doorgaat. Op volle kracht! We zien en horen er weinig van maar achter de schermen wordt voortdurend hard gewerkt.

Orgaandonatie


Ook een tweede onderwerp dat ons trof had te maken met medische zaken en met het levenseinde. Een deskundig wetenschapper werd geïnterviewd over het onderwerp orgaandonatie.
Een gevoelig onderwerp.
(Voor we er verder over schrijven: schrijver van dit artikel is niet tegen orgaandonatie. We zouden niet willen dat die indruk werd gewekt. Van heel nabij hebben we meegemaakt hoe een donor-orgaan door de ontvanger en zijn omgeving werd ontvangen als een heel bijzonder geschenk van onze barmhartige God om het leven in deze bedeling nog een lange tijd te kunnen voortzetten. Samen met hen hebben we de Here gedankt.
Wel vinden we dat orgaandonatie altijd vrijwillig hoort te zijn. Dat mensen niet onder druk mogen worden gezet. Dat het ook altijd iets is wat niet ongelimiteerd mag gebeuren maar onder duidelijke voorwaarden. Ook menen we dat mensen op legitieme gronden, vanuit hun geloof, moeite met orgaandonatie kunnen hebben, of zelfs ernstig bezwaar. Daarin moeten we elkaar vrij laten en niet veroordelen. )
Dan nu het vraaggesprek. De professor vertelde dat er lange wachtlijsten zijn voor orgaandonatie. Dat er veel te weinig organen beschikbaar komen. Onder andere een gevolg van een betere gezondheidszorg en steeds meer ontwikkelde medische technieken. Mensen overlijden veel minder gauw aan een ongeluk dan dertig jaar geleden. De mogelijkheden zijn enorm toegenomen. Maar dat levert aan de andere kant wel een probleem op: veel te weinig in goede conditie verkerende organen zijn beschikbaar voor de `gezondheidsmarkt`. Vandaar de campagnes in de afgelopen tijd voor het werven van donoren. Vandaar de wens van velen dat er een wet komt waarin wordt geregeld dat iedere Nederlander automatisch orgaandonor is. Tenzij hij nadrukkelijk heeft laten vastleggen dat niet te willen.
De ondervraagde professor had de taak om mogelijkheden te onderzoeken voor het verkrijgen van meer donor-organen. Hij vertelde over de mogelijkheid om al bij leven organen of delen daarvan af te staan voor medische doeleinden. Technisch kan dat. Met nieren bijvoorbeeld. De meeste mensen hebben er twee. Maar ook met één nier kun je prima leven. En we geven toch ook bloed als dat nodig is? Organen afstaan bij het leven gebeurt nu al. Soms binnen de familiekring. Heel mooi. Maar ook wel Illegaal. In het geheim. Voor grote bedragen aan geld.
Een andere mogelijkheid zou zijn om bij een patiënt die nog maar heel kort te leven heeft, iemand van wie de artsen verwachten dat hij binnen 24 uur zal overlijden, ook alvast de bruikbare organen te verwijderen. Vóór het tijdstip van overlijden. Dan zijn de organen in veel betere conditie en dus beter en meer bruikbaar. Voor de patiënt maakt het niet uit. In die laatste uren van zijn leven vallen die organen toch een voor een uit. Zo iemand kan na de operatie weer naar de ziekenzaal om daar heel rustig de laatste adem uit te blazen. Dat is ook veel fijner voor de nabestaanden. Anders krijg je zo’n onrustig en vervelend gedoe, onmiddellijk nadat het overlijden is vastgesteld. Dat kan emotioneel heel bedreigend zijn en de rouwverwerking hinderen. Nee, veel rustiger zo.
Op de vraag of daarmee niet het overlijden versneld zou worden bleef de goede professor vaag. Daar was nog niet zoveel onderzoek naar gedaan. Dat kon niet met zekerheid worden vastgesteld.
Op de vraag of hij voorstander van dergelijke maatregelen zou zijn was het antwoord dat het daar niet om ging. Hij hoefde geen voorstander of tegenstander te zijn. Zijn opdracht was: breng mogelijkheden in kaart. En dat deed hij. Of het ooit werkelijkheid zou worden was niet aan hem.
“Schone handen”.

De toon


Zo wordt er op een heel zakelijk technische manier gesproken over leven en dood. Koud. Er kan heel veel. Steeds meer. Het is als in de tijd van de torenbouw van Babel, toen de HERE sprak:
”..... Dit is het begin van hun streven; nu zal niets van wat zij denken te doen voor hen onuitvoerbaar zijn.”

En alles wat technisch mogelijk is, zo gaat het in onze dagen, moet ook gedaan worden. Normen en waarden spelen maar een kleine rol. Het moet allemaal zo menselijk mogelijk, humaan. Maar wat dat inhoudt wordt veelal bepaald door het belang van de individuele mens op dat moment.
Tegen die achtergrond vinden gesprekken als bovenstaande plaats.
Maar er is nog meer. Wat ons opviel was de tóón die door het gesprek heen klonk. Steeds werd er gesproken in de zin van “recht”. Mensen bij wie alleen nog een orgaantransplantatie levensreddend kan zijn hebben “recht” op een vervangend orgaan. Dat werd niet steeds zo concreet gezegd maar het was wel de teneur. En dat er nog altijd zoveel mensen overlijden omdat er geen passend orgaan beschikbaar is, dat is voor een deel de “schuld” van de maatschappij die nog steeds niet bereid is om voldoende donoren te leveren. (Lees: de schuld van die mensen die geen orgaandonor willen of kunnen zijn).
Er werd gesuggereerd dat de samenleving recht heeft op ons lichaam als we dat zelf niet meer nodig hebben. Dan zou dat lichaam, althans de bruikbare delen, moeten vervallen aan de samenleving. Om andere mensen in staat te stellen plezierig voort te leven. Om aan de individuele rechten van anderen tegemoet te komen.
Dat klonk door dat tweede gesprek heel duidelijk heen. En dat hoor je veel meer als je je oor goed te luisteren legt.

Ik en de maatschappij


Twee gesprekken. Twee lijnen. De ene: Ik beslis zelf over mijn leven en mijn dood. Ik ben mijn eigen meester. Mijn lichaam is van mij.
De andere: Als het lichaam geen toekomst meer heeft, dan heeft de samenleving er recht op. Dan mag je dat lichaam niet aan de medische wetenschap onthouden. Je lichaam is dan niet meer jouw eigendom maar eigendom van de maatschappij. Wat dat dan ook maar mag zijn.
Die twee lijnen vinden elkaar. Zo lang je leeft mag je zelf beslissen. En heb je recht op de best mogelijke medische behandelingen. Recht op alles wat technisch mogelijk is. Zijn die mogelijkheden uitgeput, dan beslist de maatschappij (overheid, medici, juristen?) over jou.
Het vervelende van dit soort zaken is nu juist dat ze het grote nieuws meestal niet halen. En als dat wel het geval is, is dat meestal te laat. Dan zijn die zaken stilletjes weg al zo doorgedrongen in de samenleving dat ze onomkeerbaar zijn. Dan wordt er wetgeving gemaakt, niet om de zaak te keren maar om e zaak nog enigszins in redelijke banen te leiden. Zo ging het met abortus provocatus en de euthanasie tot nu toe.

Van wie?


En daar zit je dan als gelovig mens en je ziet hoe de geest van de moderne mens de samenleving inneemt. Wat moet je er mee?
Uit bovenstaande gesprekken komt een belangrijke vraag naar voren. De vraag: van wie ben ik nu eigenlijk? Van wie is mijn lichaam? Wie mag daar over beschikken? Ben ik dat zelf? Is het de maatschappij? Is het een combinatie?
Het antwoord ligt ergens anders. Niet in de woorden van die geleerde heren. Maar in het Woord van onze God. Dat Woord, dat wordt door die gesprekvoerders dicht gehouden. Dat is dan ook de gemeenschappelijke noemer in hun spreken.
Gelukkig hebben wij een duidelijk antwoord op die vraag. Het enige echte antwoord. We vinden dat antwoord samengevat in de Heidelbergse Catechismus, vraag en antwoord 1:
Wat is uw enige troost in leven en sterven?
Dat ik met lichaam en ziel, in leven en sterven, het eigendom ben, niet van mijzelf, maar van mijn trouwe Heiland Jezus Christus. Want Hij heeft met zijn kostbaar bloed voor al mijn zonden volkomen betaald en mij uit alle macht van de duivel verlost. (cursivering TLB)

Dat is wat wij geloven en belijden. Dat is onze zekerheid! Ons houvast in de strijd die gevochten wordt. Van wie ben ik? Wie beschikt over mijn lichaam? Onze trouwe Heiland Jezus Christus!
Dat geeft rust. Rust in alle onzekerheid. Mijn leven is van Christus. Niet alleen mijn ziel. Nee, ook mijn lichaam. Uit Gods Woord weten we dat het nog mooier, nog sterker is. Want Christus woont in mij. Door zijn Heilige Geest. De Heilige Geest heeft mijn lichaam gemaakt tot Zijn woonplaats. Onze lichamen zijn tempelen van de Heilige Geest.
Nog eens: wan wie ben ik? Wie beschikt over mijn lichaam? Niet ik zelf! Niet de maatschappij! Maar mijn Here.

Met lichaam en ziel


Ja, ik ben helemaal eigendom van Christus. En dat betekent nogal wat. Dat betekent dat alles wat ik in mijn leven meemaak niet buiten de Here om gaat. Maar integendeel alleen gebeurt naar Zijn wil. Als ik ziek ben is Hij daar bij. Als doktoren een goede behandeling hebben en ik genees, dan is dat Zijn wil. Dan zijn die doktoren, hoe kundig ook, hoe vriendelijk ook, hoe zo’n goede band ik ook met ze heb gekregen en hoe dankbaar ik ben voor hun zorg (en dat mag en moet), dan zijn ze toch niet meer dan werktuigen in de hand van de Here. En als ik heel veel moet lijden, of als er sprake is van een ongeneeslijke ziekte, en de conclusie luidt dat er geen behandeling meer zinvol is, dan is dat ten diepste niet een besluit van die knappe artsen maar dan zijn ze daarin werktuigen van de Here.
Als ik beproefd word door pijn en verdriet, dan heb ik naast de medicijnen en therapieën, ja, daar bovenuit, de belofte van de Here, dat Hij met de beproeving ook de kracht geeft om te dragen. Daar kan Hij die artsen en deskundigen voor inschakelen. Maar het is Zijn zorg.
Als het in de raad van de Here is dat ik moet voortgaan met het doen van Zijn wil in deze bedeling, dan zal dat zo zijn. Dan zorgt Hij voor de mogelijkheden.
En als het in Zijn raad is dat ik mijn voeten zet op de doorgang naar het eeuwige leven, dan zal dat zo zijn. Op Zijn tijd. Door Hem bepaald. Dan kan Hij daarvoor ongelovige mensen inzetten maar ze kunnen niet anders doen dan de wil van de Here.
Dat betekent ook dat ik weet geen rechten te hebben op leven en gezondheid maar dat die zaken een geschenk zijn van mijn Here.
Dat betekent eveneens dat ik mijn eigen besluiten in zaken van leven en dood in overeenstemming breng met het Woord van onze God. En dat ik niet vrijwillig zal instemmen met de geest van de tijd.
Want ik ben met lichaam en ziel eigendom van Christus.

Kijk, dan komt al dat nieuws op de achtergrond, dan komen al die nauwelijks zichtbare maar belangrijke invloeden achter het nieuws in een heel ander licht te staan.
Dat nieuws, die wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen, die vrijwel niet te stuiten toenemende macht en kennis en heerschappij van de mens, zijn tekenen van de grote strijd tussen slangenzaad en vrouwenzaad. Tekenen van de oprichting van het Babel van de laatste dagen.
Als we daar op die manier naar kunnen kijken worden we ons meer bewust van de grootheid van onze God. Dan wordt het voor ons allemaal minder belangrijk. Dan kunnen we in alle onzekerheid en bezorgdheid, ja, inderdaad, in ons leven en bij ons sterven, rust vinden. Dan laten we ons ook niet verrassen en bang maken door nieuwe wetenschap en nieuwe wetgeving. Want de strijd ís al beslist. De verwoesting van Babel is al besloten. En wij zijn Christus’ eigendom. Veilig. Voor eeuwig. Daar verandert het handelen van nietige mensen nooit iets aan.