Sabbatismos en geloofsgehoorzaamheid


Hebr. 4: 9: Er blijft dus een sabbatsrust voor het volk van God


Genade en geloofsgehoorzaamheid


Links en rechts hoor je dat gereformeerden zich storen aan oproepen tot geloofsgehoorzaamheid. Je merkt het bij hen die zich in de Gereformeerde kerken vrijgemaakt verzetten tegen reformatie en vrijmaking. Maar ook onder de broeders en zusters die zich afkeren van De Gereformeerde Kerken zijn er, die zich opgejaagd voelen door wat over gehoorzaamheid wordt gezegd in de prediking en geschreven in het kerkblad.
Er wordt dan geklaagd, dat er niet alsmaar moet worden opgewekt tot gehoorzaamheid. Daarin missen ze voldoende aandacht voor Gods genade. Het gaat, zeggen ze, bij geloof toch vooral om verootmoediging. Om de noodzaak van de vergeving van je zonden te zien om zo tot Christus te gaan. Daar bij het kruis van Christus zullen ze dan ook hen willen ontmoeten, die andere kerkelijke wegen zijn gegaan.
Het probleem van deze stelling name is, dat het geen hele waarheid is. Natuurlijk is de schuldvergevende genade van Christus een blijk van oneindig grote liefde tot zondaars. Dat zal altijd ootmoedig en dankbaar moeten worden erkend en beleden. De prediking kan niet zonder de rijkdom van juist deze belofte. Maar Christus’ genade reikt wel verder dan de vergeving van de zonde. Die genadevolle vergeving is wel de basis voor alles wat Christus verder heeft verdiend. Maar dat meerdere is óók Zijn genade. Volledig. Christus heeft namelijk ook aan het kruis geleden en Zijn bloed vergoten om Zijn volk te heiligen (Hebr. 13: 12).
Het is dan ook onbijbels om de heiliging die aan de gelovigen wordt voorgehouden, los te zien van de genade die Christus verleent in de vergeving van de zonden.
Petrus verbindt in 2 Petr. 1: 3-11 heel duidelijk de genade van Christus, die Hij schenkt, aan de ijver die de gelovigen moeten tonen om hun “roeping en verkiezing te bevestigen”:
Zijn goddelijke kracht immers heeft ons met alles, wat tot leven en godsvrucht strekt, begiftigd door de kennis van Hem, die ons geroepen heeft door zijn heerlijkheid en macht;...(vers 3)

De oproep van Petrus tot geloofsijver op alle terreinen van het leven (vers 5-7) loopt dan uit op deze heerlijke belofte:
Want zo zal u rijkelijk worden verleend de toegang tot het eeuwige Koninkrijk van onze Here en Heiland, Jezus Christus (vers 11).

Petrus vond het erg belangrijk deze boodschap levendig te houden (vers 12-15). Hij wilde dat de lezers van zijn brief dit steeds zouden blijven herinneren, zelfs na zijn dood.
We hebben er al eerder in een hoofdartikel over geschreven (“Vrije genade en verantwoordelijkheid” in De Bazuin jg 3, nr. 16).

Als einde het eeuwige leven


We willen dit onderwerp hier nog verder uitwerken. Want de Schrift Zelf geeft aan dat we hier met een bijzonder belangrijk onderwerp te maken hebben. Als we namelijk wel de vergeving van onze zonde als genade willen ontvangen, maar niet uit en door die genade willen leven in gehoorzaamheid aan Hem die ons kocht met Zijn bloed, dan zijn we alsnog reddeloos verloren (Joh. 15:1-8; 2 Petr. 1:9). Want dan willen we in eigenwilligheid wel de ene genadegave aannemen van onze Here, maar de andere niet. Dan ontstaat toch ook de gedachte aan een soort “verbondsautomatisme”: wel de belofte, niet de eis van het verbond. Maar dan ontbreekt de ware liefde tot Christus. Dan blijven we niet in Zijn liefde (Joh. 14: 21-24; 15: 14-16).
We krijgen de indruk dat zij die rechtvaardiging en heiliging uit elkaar halen, het zicht hebben verloren op het totale werk van Christus. Op de volkomen verlossing door Hem. Hij is het immers Die de zijnen die de Vader heeft uitverkoren, roept, rechtvaardigt, heiligt om hen ten slotte te verheerlijken.
Paulus schrijft:
Maar thans, vrijgemaakt van de zonde en in de dienst van God gekomen, hebt gij tot vrucht uw heiliging en als einde het eeuwige leven, Rom 6,22
 
Christus geeft ons Zijn Geest die ons wil heiligen. Hij roept ons door Zijn Woord ook tot onze heiliging. Daarmee roept Hij ons tot geloofsgehoorzaamheid achter Zich aan. Om dat te kunnen geeft Hij ons Zijn Geest. Maar ook dat alles is geen doel in zichzelf. Dat is gericht op het einddoel van Christus’ volkomen verlossing: de verheerlijking van de zijnen: ons leven met en voor God in volmaaktheid.
Dat willen we aan de hand van Hebr. 3 en 4 duidelijk maken.

Sabbatismos


In Hebr. 4:9 staat:
Er blijft dus een sabbatsrust voor het volk van God.

Dit vers is een conclusie die volgt op een heel betoog in hoofdstuk 3 en 4 van de brief aan de Hebreeën. Een betoog dat uitloopt op: Er blijft dus een sabbatsrust voor Gods volk. Wat wordt hieronder verstaan? Het gaat hier om een heel bijzondere sabbatsrust. Meer dan de zondagrust, zoals we die door Gods genade elke week mogen kennen. Ook al heeft die zondagsrust daar wel alles mee te maken. Maar de sabbatsrust waarover hier wordt gesproken, betreft de eeuwige sabbatsrust. Het betreft de feestelijke sabbatsrust, waar de Here naar toe werkt, en Zijn volk heen leidt. Het gaat om Gods feest waarin Hij Zijn volk wil laten delen. Gods sabbatsfeest dat eeuwig is en dat straks volmaakt zal zijn. Dat straks nooit meer ophoudt en geen wanklank kent. Dat door niets gestoord zal worden. Een feest dat het summum zal worden van heerlijkheid en vreugde. Er staat in dit vers ook een ander Grieks woord voor sabbatsrust dan gebruikt wordt voor het woord “rust” in de voorafgaande verzen van Hebr. 4. Daar staat rust letterlijk in de betekenis van een “rustpauze”, een moment om op adem te komen. Maar in vers 9 staat het woord “sabbatismos”, dat is de opperste, de hemelse sabbat, het oneindige feest van vrede en onuitsprekelijke vreugde.
Dat schitterende sabbatsfeest wordt wel voorafgegaan door feestelijke momenten die er op wijzen dat dit feest er zal komen. Daar heeft de schrijver dan ook eerst over geschreven. Hij gaat zelfs terug op die eerste sabbatsdag van de schepping van de HERE God. De zevende dag toen de HERE gestart is met Zijn rust.

Zevende dag


Hij rustte toen van Zijn grote scheppingsdaden en werken. Hij rustte toen ook al in zijn werken, dat wil zeggen: Hij verlustigde zich in Zijn werken die allen zeer goed waren, die Hem vreugde en genieting gaven. De mens werd als kroon van Zijn schepping geschapen met het doel om Zijn God te verheerlijken. Om gemeenschap met Zijn God te hebben en te delen in de verlustiging in de wonderlijke werken van de HERE. Dat zou met name plaats vinden op de sabbat van de Here God. De zevende dag, die daartoe werd gezegend en geheiligd. De dag afgezonderd tot Gods rusten van en in Zijn werken. Het was de hoofdtaak van de mens om zo Zijn God te dienen. Tot verheerlijking van Hem, Die alles gemaakt heeft. Tot eer van de Schepper van hemel en aarde.

Toen door de zondeval de mens zich afwendde van de Here en Zijn dienst, voerde God naar Zijn welbehagen en in Zijn grote genade, Zijn reddingsplan uit. Om de mens weer toch tot Zijn rust te doen ingaan. Om de mens toch weer tot Zijn feest te brengen. Dat verlossingsplan liep via Abraham en het volk Israël. En leidde tot de bevrijding uit Egypte, zodat Gods uitverkoren volk zijn God weer zou dienen. En in het beloofde land zou mogen genieten van de door God geschonken en bewerkte rust van zijn vijanden. Maar het volk wilde de beloften van de Here niet aannemen, het was ongehoorzaam. Hun hart ging niet uit naar hun Verlosser, die hen in de rust wilde brengen. Vele duizenden vonden de dood in de woestijn omdat ze niet wilden geloven. Omdat ze de stem van de Here niet wilden volgen. Omdat ze in feite hun eigen weg wilden gaan in ongehoorzaamheid. De schrijver wijst de lezers van de brief daar heel indringend op, om hen te waarschuwen dat ook zij door ongeloof en ongehoorzaamheid de hun beloofde rust niet zouden mislopen.
Alleen het volk dat de Here en Zijn beloften wel gelovig wilde aanvaarden, en Hem wel wilde volgen, mocht destijds ingaan in die rust van het beloofde land. Zij werden door Jozua in het land geleid, vloeiende van melk en honing. Daar zou ieder onder de zegen van de Here onder zijn wijnstok en onder zijn vijgeboom in rust mogen wonen. In hartelijke dienst aan de Here. Als een voorafschaduwing van de erfenis van het eeuwige leven in heerlijkheid.
Jozua leidde zo het volk wel in de rust, maar het was niet compleet. De zonde stond die rust nog steeds in de weg. Het volk was niet compleet en de rust was niet compleet. Het vroeg alles om de Christus, Jezus, de tweede Jozua die de meerdere was van de eerste. Hij zou als Davids Zoon al de zijnen verlossen van zondeschuld en zondesmet. Hij zou hen in de kracht van de Heilige Geest tot Zijn dienst gewillig en bereid maken en zo in de eeuwige rust brengen.
En zo mogen er nu voor allen die Jezus Christus, de Jozua van het nieuwe verbond willen volgen, die geweldige beloften zijn. Belofte van het eeuwige verbond der genade, belofte van het eeuwige leven, belofte van de eeuwige gemeenschap met God. En zo van de eeuwige sabbatsrust, de eeuwige sabbatsvrede. Die sabbatsrust is dus gebleven.
Dat wil zeggen die is er dus nog voor Gods volk! Voor ieder die gehoorzaam Christus wil volgen waar Hij ook gaat.
Zo laat de schrijver zien dat er door de tijden heen een lijn te herkennen is, een plan, een heilspan van de Here. Dat begon in het begin van het oude testament en dat eindigt in de voleinding zoals die in het laatste boek van de Bijbel staat opgetekend. Hier in dit hoofdstuk van Hebreeen staat dus een wereldomvattend heilsplan beschreven dat de hele tijd omspant. Het is het raadsplan van God met Zijn schepping en met de mens.
Het doel daarvan was onder Jozua nog niet bereikt. Dus blijft die sabbatsrust.

Die rust mag nu al worden geschonken in de gemeenschap van het lichaam van Christus, de gemeenschap van de kerk van Jezus Christus. Waar door de prediking van het evangelie het vette van het huis des HEREN wordt gesmaakt, waar een volle beek van wellust elk in liefde dronken maakt (Ps. 36).

Er is een begin


Maar daar is wel slechts een begin van de eeuwige sabbatsrust. Een begin. Maar het is wel een begin, dat we op deze aarde al mogen smaken. Het begin waartoe een ieder die het horen wil, opgeroepen wordt:
Heden, indien gij zijn stem hoort, verhardt uw harten niet.

Volg de Here, kom in Zijn huis. Heb Hem en Zijn Vader lief, en heb gemeenschap met Hem en Zijn volk. Die stem klinkt elke zondag, waar Gods Woord in waarheid en zuiverheid wordt bediend. Waar de bediening van de verzoening plaats vindt. Waar door Gods genade nu al een feestelijke en plechtige vergadering is (Hebr. 12:23). In gemeenschap met de kerk van Christus van alle tijden en plaatsen. Ook in gemeenschap met de kerk van Christus die al boven is. Die gemeenschap mag elke zondag, op de sabbat van de Here God, ervaren worden. Als teken verwijzend naar de eeuwige sabbatsrust. Als teken dat nu nog het karakter heeft van een pauze. Een onderbreking van werkinspanningen, van spanningen, van strijd, moeite, zorg en leed. Een pauze die voorbode is van de complete en heerlijke hemelse rust, die straks zal aanbreken. Zo zijn er nu steeds pauzes waardoor elke gelovige weer wordt opgeladen voor het werk. Gevoed en gesterkt door de kracht van Gods Woord en door de kracht van Gods Geest. Maar ook steeds weer opgeroepen om zich te bekeren, om te geloven en gehoorzaam de Here Jezus Christus als leidsman te volgen.
Deze tekens, deze sabbatspauzes, zullen eens ophouden. Wanneer de Here Jezus terugkomt op de wolken. Of wanneer wij door de Here mogen worden opgenomen in hemelse heerlijkheid. In dat hemelse huis is intensere gemeenschap met God de Vader en Zijn Zoon. Daar heerst hemelse rust. Maar ook daar wordt nu nog geroepen, ook daar wordt nu nog verwacht het moment dat de Here Jezus Christus alles tot voleinding zal hebben gebracht. Het moment dat de bruiloft van het Lam mag aanvangen, en de rust als allesomvattende en allesdoordringende rust allen tot de grote hoogte van het eeuwige feest brengt. Dan zal God rusten van en in Zijn grote scheppingswerken, en in Christus ook van Zijn grote hčrscheppingswerken.
Het rusten wordt dan tot een verheerlijken, een verlustigen, een aanbidden van de Here God en van het Lam in volmaaktheid.
Dan zijn alle tranen afgedroogd, dan is er geen spoor meer van moeite, ziekte, kerkstrijd, smaad of lijden. Dan is er ook geen enkele onderbreking van die goddelijke rust. Dan zal God ŕlles in ŕllen zijn. In ware volmaakte gemeenschap met al de zijnen. Dan zal door Gods welbehagen de ware feestvreugde nimmer eindigen.

Ernst mee maken


Dit schitterende betoog van Hebr. 4 is ingebed in een diep ernstige vermaning, dat begint vanaf Hebr. 3:7, met als grote teneur: Heden, indien gij zijn stem hoort, verhardt uw harten niet.
Het vervolg van 4:10 is dan ook:
Laten wij er dus ernst mede maken om tot die rust in te gaan, opdat niemand ten val kome door dit voorbeeld van ongehoorzaamheid te volgen
Voor “ernst mee maken” staat hetzelfde werkwoord dat in 2 Petr. 1:10 vertaald is met “beijvert u”. De Here Christus werkt er in zijn weg van volkomen verlossing aan dat de zijnen, de door God begenadigden, ingaan in de hemelse rust, de heerlijke volmaakte gemeenschap met God. Maar Hij vervult zijn beloften alleen in de weg van geloofsgehoorzaamheid, die zich uit in geloofsijver (2 Petr. 1: 5).
Niet als verdienste maar als uiting van een geschonken levend geloof.

De ongehoorzaamheid van de Israëlieten die omkwamen in de woestijn, is voor allen die Gods Woord horen tot een afschrikwekkend voorbeeld. Zij bereikten het beloofde land niet, en gingen niet tot de beloofde rust in.
Maar voor allen die gehoorzaam mogen leven uit de hen geschonken genade, is er een heerlijkheid weggelegd die met niets is te vergelijken, het eeuwige feest van de eeuwige sabbat tot verheerlijking van God en van Jezus Christus.

Laten we deze Schriftwoorden vaak overdenken en met elkaar doorspreken. Tot aansporing en opbouw om steeds meer te leven uit de genade ons van Jezus Christus geschonken.