Vrijmaking in Dalfsen, een getuigenis en appèl


Vrijmaking


Op 3 februari 2010 was de vrijmaking in Dalfsen een feit. Als daad van vrijmaking die in volle ernst plaatsvond en waarbij rekenschap werd afgelegd bij Gods Woord tegenover God en de gemeente. Daarom heeft deze vrijmaking ook grote betekenis. Niet alleen voor degenen die zich vrijmaken, maar even goed voor degenen die achterblijven. Het is niet de eerste vrijmaking sinds de doorgaande deformatie in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Vanaf 2003 hebben er meerdere vrijmakingen plaats gevonden van groepen en enkele kerkleden. Maar in Dalfsen betreft het nu voor het eerst een vrijmaking van ambtsdragers met gemeenteleden: ds. E. Heres en twee diakenen en met hen enkele gemeenteleden. Dat maakt het deze maal extra bijzonder. Qua aantal zal het ook nu op mensen geen grote indruk maken: wat zijn veertig zielen op een totaal aantal gemeenteleden van meer dan 1300? Maar als daad van vrijmaking is het wel degelijk van grote betekenis.
Want ds. Heres, de twee andere ambtsdragers en de andere broeders en zusters met hem, wilden kerk blijven. Gereformeerde Kerk, terugkeer naar het oude Schriftuurlijke spoor, dat was verlaten. Dat betekende reformatie, want ze konden dat niet langer met de besluiten die er door deze kerken genomen waren. Ze achtten het niet langer verantwoord om synodebesluiten van de laatstgehouden synode voor hun rekening te nemen. Dat zouden ze moeten doen, omdat die besluiten nu ook door de kerkenraad van de GKv in Dalfsen waren aanvaard. Maar dat konden ze voor de Here niet langer verantwoorden. Dat konden ze ook als ambtsdragers naar de gemeente toe niet langer verantwoorden. Daarom namen ze er afstand van en verwierpen ze deze besluiten, en synodebesluiten over dezelfde zaken die al op eerdere synoden waren genomen. Dat schreven ze aan de kerkenraad in een "Verklaring van kerkelijke stappen om gereformeerd te blijven" Daarbij werden ook alle gemeenteleden opgeroepen hen te volgen. Ze maakten het zelfs bekend via het internet. Niet om de naam van de kerk zwart te maken, maar als publieke verantwoording, die alle kerkleden in Dalfsen, maar ook alle kerkleden in de andere gereformeerd vrijgemaakte zustergemeenten, aangaat. Het betreft immers een landelijke zaak van het hoogste gewicht.
En nu vergaderen deze broeders en zusters sinds 7 februari 's zondags op een andere plaats, gescheiden. Maar wel met de overtuiging dat zij daarbij de Gereformeerde Kerk te Dalfsen voortzetten. Op die eerste zondag bezochten zo'n 120 mensen de erediensten, geleid door ds. E. Heres. De achtergebleven kerkenraad, heeft - zo stelt een krantenbericht - "verdriet om verbroken banden en bovenal omdat de naam van God hierdoor niet wordt geëerd. De verklaring van de broeders en zusters die menen de GKv te moeten verlaten heeft ons diep geschokt."

Getuigenis 1


Een vrijmaking kent naast de principiële 'zaaksgerechtigheid' ook allerlei menselijke en emotionele kanten. Dat is zeker niet alleen bij de achterblijvenden zo, maar ook bij degenen die zich vrijmaakten. Wat eerst samen gedeeld werd, is geen gemeenschappelijke zaak meer. Dat heeft betrekking op de eredienst. Dat betreft vooral ook de gemeenschap der heiligen. Samen diende je eerst de Here op een zelfde fundament, maar vanwege dit aangetaste fundament blijkt dat niet langer mogelijk. Die verbroken banden kunnen soms jarenlang hebben bestaan. Daar horen ook hechte vriendschap- of familiebanden bij, die daardoor op zijn minst onder spanning komen te staan. Dat kan levenslang verdriet opleveren. Daar komt bij dat ambtsdragers een sterke verantwoordelijkheid bezitten t.a.v. de gemeenteleden. Ze hebben immers te waken over hun zielen, en daarover rekenschap af te leggen aan het Hoofd van de Kerk. Hoe gaat dat nu verder, nu ze hen moeten verlaten? Een predikant zal dat als herder en leraar misschien nog meer aangrijpen. Tot die emotionele en menselijke kanten behoort ook "de naam" van de kerk. Die wordt er in de ogen van mensen niet beter van. En is het ook niet zo dat de naam van God en van Christus, het Hoofd van de Kerk er door onteerd wordt? De kerken hebben het al zo moeilijk met hun image in de maatschappij. Hoe herkrijgt een steeds verder versplinterende kerk ooit zijn aantrekkelijkheid in de samenleving? Is de tol die betaald moet worden om zo je overtuiging te verdedigen niet te groot?
Vanuit het oogpunt waar de menselijke kant overweegt, zou je kunnen vragen: waar zijn ze in Dalfsen aan begonnen? Krijgen ze daar geen spijt van, even afgezien van alle moeite die het opnieuw opbouwen vanaf de grond gaat kosten?

Wat hierboven staat, schetst ook enigszins tegen welke achtergrond van moeite en leed een vrijmaking tot stand komt. Maar wie alleen let op deze menselijke achtergrond en van daaruit zijn oordeel erover geeft, doet tekort aan de rechtmatigheid van de 'zaak'. Die rechtmatigheid moet schuilen in de gehoorzaamheid aan de Here als het enige Hoofd van de Kerk en aan Zijn Woord. Dáár zal een vrijmaking op moeten worden beoordeeld. Dat zal een wettige vrijmaking ook onderscheiden van een uit de hand gelopen ruzie, een uit eerzucht gelijk willen krijgen, een zoveelste geval van twistziekte of gewoon een uiting van diepe ontevredenheid. We willen zeker niet beweren dat er door dergelijke menselijke motieven geen afscheidingen voor kunnen komen. De geschiedenis leert helaas ook dat.
Maar daarvan is bij de vrijmaking in Dalfsen zeker geen sprake. Dat blijkt uit de inhoud van de verklaring. Het gaat daarin niet om eigen eer, eigen gelijk, maar om de eer en het recht van de Here. Díe zijn geschonden door de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Dat is al veel langer aangewezen, met name vanaf 2003, maar heeft nu een nog verder ontwikkelingsstadium bereikt. Daarom is deze vrijmaking niet alleen gerechtigd, hij is meer dan noodzakelijk. Natuurlijk moet dat wel worden aangetoond. Daarom is het zo belangrijk dat de verklaring daar getuigenis van geeft.
Deze getuigt er ten eerste van dat de oorzaak van de verwijdering gelegen is in jarenlange ontwikkelingen binnen de GKv, waar men zich lange tijd tegen verzet heeft, en waarvoor men de kerkelijke weg helemaal uitgelopen heeft.
Ten tweede getuigt deze verklaring vooral van de diep ernstige en diep treurige afval van Gods Woord binnen deze kerken. Daardoor zijn inderdaad de kenmerken van de ware kerk in geding. Daarmee is de rechtvaardiging voor deze vrijmaking aangewezen.

Getuigenis 2


Welke zaken komen erin voor? We noemen ze hier op, maar kunnen niet volledig zijn. Daarvoor zult u de hele verklaring kunnen nalezen op internet: http://www.nd.nl/images/library/PDF/heres.pdf of http://www.eeninwaarheid.nl/index.php?cat=20&item=2960.

De ondertekenaars schrijven dat zij afstand nemen van en verwerpen meerdere synodebesluiten genomen door GS Zwolle-Zuid 2008 en haar voorgangers.
Het gaat daarbij om een aantal zaken, waarover zij het volgende schrijven (de tekst van de verklaring is door mij bekort en deels in eigen woorden weergegeven):

1. Het vierde gebod over de zondag als rustdag
Het besluit van GS Leusden 1999 dat de opvatting 'dat de zondag als rustdag niet gebaseerd is op een goddelijk gebod', niet te veroordelen is, is na GS Zuidhorn 2002, door GS Amersfoort-Centrum 2005 en GS Zwolle-Zuid 2008 niet uit het midden van de kerken weggenomen. De handreiking van Amersfoort-C 2005, die een vrijblijvend karakter heeft, spreekt bewust niet over de rustdag als een instelling die al bij de schepping door God gegeven is. Daarmee wordt tekort gedaan aan het feit dat op grond van Gen. 2: 2, 3 en Ex. 20:8-11 de rustdag als een instelling vanaf de schepping gezien en geheiligd dient te worden.
GS Amersfoort-C heeft geen halt toegeroepen aan de geest van dwaling die de kracht van Gods geboden ondermijnt en de Schriftuurlijke prediking en oefening van opzicht en tucht ontkracht. GS Zwolle-Zuid heeft alle revisieverzoeken aangaande het vierde gebod afgewezen of voor kennisgeving aangenomen. Daarmee is heel het kerkverband er verantwoordelijk voor dat afbreuk wordt gedaan aan het universele karakter van het rustaspect van het vierde gebod

2. Het zevende gebod. In de besluiten van Zwolle-Zuid 2008 in navolging van Amersfoort-C 2005 overschrijdt men de grenzen die in de Schrift zelf worden getrokken t.a.v. de toelaatbaarheid van echtscheidingen en hertrouwen. Zo is feitelijk een open mogelijkheid gecreëerd om in allerlei situaties echtscheidingen en hertrouwen toe te laten.
Verwezen wordt naar de mogelijke situaties waarin deze synode geen tucht nodig acht omdat dan "zonde – voor zover te beoordelen – niet voortkomt uit bewust verzet tegen God en zijn Woord":
a. Zwakte van geloof of christelijke overtuiging;
b. Onmacht om het goede in de praktijk te brengen of vol te houden;
c. Te goeder trouw uit Gods Woord gewonnen ander inzicht dat toch als dwaling gezien moet worden;
d. Gebrek aan vrijmoedigheid tot verdergaand handelen door de kerkenraad vanwege algehele zwakte in de levensstijl binnen de gemeente en de daardoor opkomende risico’s van schijnheiligheid en meten met twee maten
Bovendien bindt de synode de kerken aan deze benadering, die te maken heeft met een andere manier van Schriftuitleg van Matt. 5 en 19 en 1 Kor. 7. Dit is echter gebaseerd op eigen menselijke inzichten. Zo is hier sprake van een bovenschriftuurlijke binding .

3. Het vrijgeven van liederen uit het Liedboek voor de kerken en uit de bundel 'Opwekking'.
Hierdoor is toegelaten dwaalleer van o.a. het remonstrantisme, de alverzoeningsleer, een onschriftuurlijke sacramentsopvatting enz. Voor broeders en zusters die deze liederen om gegronde redenen afwijzen is het opgeven van deze liederen een bovenschriftuurlijke binding.
Er zijn opwekkingsliederen vrijgegeven zonder dat van een nadere toetsing sprake is. Ook gaat samengewerkt worden in de Interkerkelijke Stichting van het Kerklied (ISK) met kerkgenootschappen waar dwaalleer niet wordt tegengegaan.

4. Het toelaten aan het Heilig Avondmaal van hen die geen leden zijn van de Gereformeerde Kerken (vrijgem.). Avondmaalsgemeenschap is echter niet mogelijk met leden van een kerk of groepering waarmee geen zusterkerkrelatie is. De kerkenraad is geroepen te waken over de heiligheid van het avondmaal (zondag 31 HC, art. 76 KO). Daarmee wordt tegen het bevel van Christus in afbreuk gedaan aan het de wacht betrekken bij de heiligheid van Gods verbond en bij de tafel van Zijn verbond.
De broeders verwerpen de synodebesluiten die uitgaan van de onschriftuurlijke gedachte dat voor het meevieren van het avondmaal het voldoende is als iemand zijn geloofsband met Christus belijdt, terwijl er van kerkelijke eenheid geen sprake is.
Deze gedachte staat niet los van de in onze tijd weer met kracht verdedigde en toegepaste leer van de pluriformiteit van de kerk. Deze leer is echter in strijd met het Woord van God en de gereformeerde belijdenis (art. 28 NGB o.a.). Deze leer gaat uit van de feitelijke kerkelijke toestand, biedt rechtvaardiging van 'kerkzonde' en verlamt de kerkelijke tucht.

5. Het afwijzen van bezwaarschriften met gegronde bezwaren tegen publicaties van theologen verbonden aan de Theologische Universiteit van Kampen, waaruit Schriftkritiek blijkt, of die toestaan dat uitkomsten van natuurwetenschappelijk onderzoek heersen over de letterlijke tekst van Gods geopenbaarde Woord.
De broeders kunnen ook geen verantwoordelijkheid dragen voor de benoeming van een docent aan de School van de kerken, die in publicaties er blijk van heeft gegeven, dat hij de uitkomsten van de godsdiensthistorische wetenschap laat heersen over de betrouwbaarheid en het gezag van de Heilige Schrift zelf.

6. Inzake "M/V in de kerk". De 3 sporen waarlangs de verdere bezinning en besluitvorming over dit thema in de kerk zal worden uitgevoerd, problematiseren de positie van 'man en vrouw in de kerk'. Het Schriftuurlijk antwoord op de vraag of in de kerk vrouwen het regeerambt zullen bekleden is voor de kerk van de achter ons liggende eeuwen en voor de kerk vandaag duidelijk (1Kor.11:2vv, 1 Kor. 14:34; 1 Tim. 2:11,12). De besluiten van de GS komen niet voort uit voortschrijdend inzicht in de Schrift maar veeleer uit kennis die is opgedaan uit empirisch onderzoek naar opvattingen van mensen.

7. Het vormen van samenwerkingsgemeenten met de NGK. De dwaalleer die binnen de NGK niet geweerd wordt, krijgt hiermee ook ruimte op de kansels binnen het kerkverband van de GKv. In verband hiermee verwerpen de broeders ook het opnieuw aangaan door de kerkenraad van GKv Dalfsen van toch weer een gespreksronde met NGK in Dalfsen, die vrouwelijke ambtsdragers heeft ingesteld.

Verder nemen de ondertekenaars afstand van en verwerpen zij het besluit van de kerkenraad van Dalfsen om aangepaste erediensten te gaan beleggen voor jongeren in de gemeente. Hetzelfde geldt voor de besluiten van de generale synodes van Amersfoort-C en Zwolle-Z inzake de zaak Kampen-Noord.

In hun Verklaring verklaren de broeders verder dat zij, aan het einde van de kerkelijke weg gekomen, zich niet kunnen schikken naar de door de raad aanvaarde besluiten. Deze besluiten blijft de raad nu voor vast en bondig houden. Maar voor de broeders moet nu gelden Gode meer gehoorzaam te moeten zijn dan mensen of uitspraken van kerkelijke vergaderingen (art. 31KO).

Twee appèls


Daarom roepen zij de gemeente weg onder de huidige kerkenraad. Zij wijzen erop dat zij deze stappen die nu een breuk betekenen met het kerkverband, in vrijmoedigheid doen, in liefde tot Christus en voor Zijn kerk, en in trouw aan de gereformeerde belijdenis. Ze verklaren dat het daarom geen breuk is met de Kerk van Christus.
Hun stappen zien zij wel gezet met diep verdriet en in medeschuldigheid aan de kerkelijke ontwikkelingen die tot het huidige dieptepunt hebben geleid.
Zo wordt de gemeente door hen in volle vrijmoedigheid opgeroepen op hun weg achter Christus aan om nu ook aparte erediensten te gaan bezoeken.

Naast dit appèl dat uitgaat naar de gemeente te Dalfsen, is er nog een ander appèl. Dat betreft het komen tot eenheid met allen die Christus willen volgen en daadwerkelijk willen staan op het fundament dat Hij gelegd heeft, het Woord van apostelen en profeten.
Tot zover de aangepaste weergave van de verklaring.

Zo hebben we hier een verantwoorde vrijmaking van predikant en ambtsdragers. Een vrijmaking waarbij de rest van de kerkenraad tot bekering wordt opgeroepen en waarbij de gemeente niet in de steek wordt gelaten. Een vrijmaking die geen zaak van mensen is. Maar een zaak van gehoorzaamheid aan het Hoofd van de kerk. Waardoor er weer toekomst is voor de kerk.

Er mag bij ons veel dankbare herkenning zijn, als het gaat om de genoemde gronden voor deze vrijmaking. Het is verheugend te lezen dat de broeders inzien dat ook in oudere synodebesluiten het Schriftuurlijke spoor werd verlaten, en dat ze deze nu ook publiek verwerpen. Dat blijkt met name wanneer hun gronden vergeleken worden met de besluiten van GS Mariënberg 2005 en GS Zwolle 2007 die op deze zaken betrekking hebben (Acta GS Mariënberg, art. 25, GS Zwolle art. 62, 63, 65; zie daarvoor http://www.gereformeerde-kerken-hersteld.nl/generale-synode/).
Zo mogen wij dankbaar zijn voor wat de Here gewerkt heeft in Dalfsen. We wensen de broeders en zusters Gods nabijheid en zegen toe om in het Schriftuurlijke spoor verder te gaan. En om ook tegen smaad en tegenwerking in te volharden. Het is daarom droevig om slechts enkele dagen na de breuk te lezen, dat de raad van Dalfsen de argumenten van de verklaring niet deelt en zo deze vrijmaking verwerpt.

Tegelijk willen we graag het tweevoudig appel onderstrepen dat de broeders hebben laten uitgaan in hun verklaring. Het eerste appèl is gericht aan alle nog achtergebleven broeders en zusters die werkelijk oprecht de Here zoeken en willen volgen en die daarom ook werkelijk het Woord van de Here willen bewaren. Laat dat appèl om zich ook vrij te maken, door mogen werken in alle andere gemeenten van de GKv. De zaken die boven genoemd zijn spelen immers in het hele land. Iedereen blijft medeverantwoordelijk aan de genoemde dwalingen en deformatie, wanneer men zich niet vrijmaakt. Wat zal het een vreugde geven als nog meerderen mee willen bouwen aan de kerk van Christus door Zijn stem te volgen.
Ook het tweede appèl willen we graag onderstrepen. Dat is een appel aan allen die de Here in de eenheid van het ware geloof willen dienen. Allen die gezamenlijk op het ene fundament van Gods Woord, nagesproken in de Gereformeerde belijdenis, willen staan en zich willen buigen onder het juk van Christus. Want dat is de roeping en het bevel van Christus.
Het gevolg geven aan beide appèls is nodig om werkelijk te komen tot de eenheid in de waarheid zoals die door de Here bedoeld en bevolen is.
In De Gereformeerde Kerken is hier jarenlang veelvuldig om gebeden en wordt hiernaar nog steeds vurig verlangd. Laten we allen er alles aan doen om spoedig tot ver- en hereniging te kunnen komen. Laten we voor dit alles vooral ook Gods onmisbare hulp en zegen blijven afsmeken.