De Schepping, in zes dagen


We leven in een tijd waarin eenvoudig Schriftgeloof ingewisseld wordt voor diepzinnig ‘evolutie’-denken.
Wat wij twintig jaar geleden voor onmogelijk hadden gehouden, wordt nu door ‘gereformeerde’ theologen van de daken geroepen.
Zij moeten, zeggen zij, vanwege de ‘wetenschappers’ onder het kerkvolk met hun tijd mee gaan en kunnen het scheppingsverhaal niet meer onbevangen lezen.
Als de wetenschap spreekt over oerknal, evolutie, tijdperken en een miljoenen jaren oude aarde, waarop de mens evolueerde van aap en verder, dan willen zij als redelijk denkende mensen daar ruimte voor geven.
Deze en dergelijke gedachten, heeft prof. J. Douma in 2004 beschreven in zijn boek ‘Genesis’, uitgegeven in de serie “Gaan in het spoor van het Oude Testament”.
Anderen brengen hun nieuwe inzichten aan de man en beroepen zich op grote mannen uit de kerkgeschiedenis.
Zo heeft het christelijke blad ‘Koers’ laten weten, dat Augustinus en Calvijn al ruime opvattingen koesterden als het ging om de letterlijkheid van de scheppingsgeschiedenis.
Andries Knevel heeft bij een interview in dezelfde trant gesproken.
Wij willen in dit artikel de nieuwe opvattingen en inzichten toetsen aan Gods Woord en verder nagaan of het zich beroepen op Augustinus en Calvijn terecht is geweest.

Gereformeerde opvatting


Dr. P. van Gurp heeft in De Bazuin van 7-12-2005 geschreven over de scheppingsgeschiedenis en over het belang van Schriftgetrouwheid wanneer men over de schepping spreekt.
Hij geeft aan dat de Schriften door God Zelf geïnspireerd zijn, zodat de geschiedenis van de schepping nooit door mensen bedacht kan zijn. In Genesis lees je steeds, dat de HEERE Zèlf sprak: bijv. “Laat ons mensen maken” Toen Mozes het boek Genesis schreef, deed hij dat alleen door openbaring en inspiratie van de HEERE.
Na de zogenaamde ‘kaderhypothese’ afgewezen te hebben, legt hij uit, dat het scheppingswerk 6 dagen duurde, dagen van 24 uur en niet tijdperken. Ook het vierde gebod spreekt van ‘dagen’:
In het vierde gebod staat het zo duidelijk: de HEERE heeft alles geschapen in zes dagen! En dat is toch door de HEERE Zelf zo gezegd: “toen sprak God al deze woorden”!

In hetzelfde artikel lezen we:
“De poging om de uitlegging van de Schrift aan te passen aan de evolutie en te spreken van ‘tijdperken’ in plaats van dagen, is een gevolg van tekort aan geloof in de waarheid van de Heilige Schrift”.

Tekort aan geloof; verschillende ‘geleerden-gereformeerden’ kunnen dat eenvoudige geloof niet meer opbrengen.
Op catechisatie leren we de jeugd, dat de Here God door ‘spreken’ de wereld geschapen heeft. En dat de zes dagen van 24 uur daarvoor ruim voldoende tijd leverden. Zij nemen dit aan, en zien de noodzaak van tijdperken helemaal niet in. Zij geloven eenvoudig en zijn de geleerden ten voorbeeld!
Hebreeën 11:3 is duidelijk over Gods scheppingswerk:
“Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare”.

Door het ‘woord’ Gods is de schepping tot stand gebracht, door het ‘spreken’ van de HEERE.
De kanttekeningen van de Statenvertaling verklaren de woorden ‘door het woord Gods’ met: ‘door het krachtige bevel Gods’. De HEERE beveelt en het is er.
De gelovige Bijbellezer verneemt dit ook in Genesis 1. Bijvoorbeeld vers 3:
En God zeide: “Er zij licht; en er was licht.”

Hij sprak en het was er.
De Here geve bekering aan de theologen, die dit niet kunnen geloven.

Ontrouwe voorgangers


Wetenschappers, zoals biologen en geologen, mensen die planten en aardlagen bestuderen, gaan veelal uit van de evolutieleer.
Een ontploffing in de oertijd bracht de eerst levende cel voort, zeggen zij, en in miljoenen jaren zijn uit deze cel planten, dieren en tenslotte mensen voortgekomen.
Dat is dan de z.g. wetenschap. Maar de Bijbel, de Openbaring van God, spreekt van de schepping als het machtige werk van God, waarvoor Hij in Zijn wijsheid zes dagen gebruikte.
Deze twee standpunten, van wetenschap en geloof, hebben geen overeenkomst, zij staan lijnrecht tegenover elkaar. Toch zijn er mensen, die de twee met elkaar willen verzoenen.
En zo bestaan er drie mogelijkheden om over de verhouding tussen wetenschap en geloof te spreken.
1. De gelovige Bijbellezer. Hij zegt: als er in de biologie of in de geologie een spanning optreedt tussen de wetenschap en de Bijbel, dan heeft de Bijbel altijd gelijk.
2. De ongelovige. Deze zegt: bij spanning tussen de twee geef ik de wetenschap altijd gelijk.
3. De ontrouwe voorganger in de kerk of aan de theologische universiteit, hij wil de wetenschap en de Bijbel met elkaar ‘verzoenen’, met elkaar in overeenstemming brengen.
Dat doet hij als volgt: je erkent de oerknal, de miljoenen jaren, de tijdperken i.p.v. dagen, en dat de mens voortkomt uit de aap. En daarna zeg je, dat God de Schepper is. God zou de ‘evolutie der dingen’ gebruikt hebben om tot zijn schepping te komen.

Zo zien we drie mogelijkheden: alles door God alleen, niets door Hem en van beiden wat, waarbij God z’n toevlucht nam tot de evolutie.
In het laatste geval, waarbij de HEERE de evolutie gebruikt zou hebben, mag je terecht vragen welk godsbeeld zo’n ontrouwe ‘menger van standpunten’ heeft. De Almachtige God die slechts behoeft te ‘spreken’ en het is er, met die God heeft hij in ieder geval afgerekend.
Hij kent God als Iemand op afstand, Iemand die er niet veel aan doet, die evolutie nodig heeft om de dingen voor elkaar te krijgen. Wij noemen iemand die zo over God spreekt, een ‘theïst’. En omdat hij tegelijk een ‘evolutionist’ is, past het om hem een “theïstisch evolutionist” te noemen. Dit is ook de naam die volgens velen een prof. Douma toekomt.
Bezwaarden in de kring van de vrijgemaakten geven de volgende samenvatting van de meningen van deze professor:
Hij noemt degenen die de oerknaltheorie afwijst met een beroep op de Schrift: fundamentalisten.
Hij acht het spreken over scheppingsdagen als perioden van miljarden jaren legitiem.
Aan de schepping van de mens is mogelijk een evolutionair proces voorafgegaan. Deze gedachte is o.m. te gronden op de constatering dat de bouwstenen van de mens grotendeels overeen komen met de mensaap.
Genesis 1 ziet hij niet als een feitelijke weergave van een schepping in zes dagen, het is vooral een geloofsgetuigenis en een vertelling.
De volgorde van de scheppingsdagen moet niet letterlijk genomen worden.
Dit overzicht kunt u vinden op: www.synodezwollezuid.nl
Verdrietig dat deze ons zo bekende voorganger zover afgedwaald is en zelfs spreekt van ‘aap’ en ‘vertelling’.

Het laatste nieuws


De gemoederen in de kringen van de E.O. zijn de laatste maanden hoog opgelopen, toen Andries Knevel zijn inzichten over schepping en evolutie openbaar maakte. Voor het oog van kijkend Nederland ondertekende hij een document, waarin hij openlijk afstand nam van zijn Schriftgelovig standpunt over de ‘dagen’ van de Schepping.
Hij bekende dat hij velen misleid had, waaronder ook zijn kinderen, door vast te houden aan de letterlijke opvatting over scheppingsdagen van 24 uur.
Hij huldigt nu het standpunt dat wij eerder toeschreven aan de ‘ongelovige voorganger”.
Hij verklaart dat hij beiden wenst serieus te nemen, zowel de Bijbel als het betrouwbare Woord van God, als ook de “feiten” van de wetenschap.
Genesis 1 is een vertelling, zegt hij. En deze vertelling is van een andere orde dan berichten die controleerbaar zijn, zoals bijv. de evangelieverhalen in het Nieuwe Testament.
Opnieuw iemand die het woord ‘vertelling’ gebruikt i.p.v ‘geschiedenis’.
En zo viel het ‘boegbeeld’ van de EO van zijn voetstuk. Een diepe vertrouwensbreuk ontstond tussen deze charismatische spreker en de ‘evangelische’ achterban van de E.O.
Het zij zo. Maar alle commotie had ook nog een ‘staartje’. Want in een interview met het RD, het Reformatorisch Dagblad, verontschuldigde Knevel zich met de opmerking: “dat Augustinus en Calvijn ook ruimte zouden laten voor een niet-letterlijke uitleg van Genesis 1”.
En toen kwam er protest!

Vals beroep.


Zouden deze grote mannen, die eeuwen vóór Darwin hebben geleefd, ook al verkapte evolutionisten zijn geweest? Ongelofelijk. Hoe kwam Knevel erbij? Wel, hij zal het in CV Koers gelezen hebben, want daarin zijn al eerder deze suggesties opgeworpen.
Het RD wilde het zo maar niet geloven, dat deze grote mannen uit de kerkgeschiedenis in feite vrijzinnig zouden zijn geweest. Toen heeft het RD ‘kenners’ van Augustinus en Calvijn opgeroepen om de waarheid boven tafel te halen.
En zo heeft prof. dr. B.A. Zuiddam uit Zuid-Afrika in het RD van 15 april over Augustinus z’n licht laten schijnen. Hij vertelt dat Augustinus niet vaag was over de ouderdom van de aarde en haalt daarbij de volgende uitspraak van hem aan:
“En dat God de wereld heeft gemaakt kunnen wij op niemands gezag veiliger geloven dan op dat van God zelf. Waar hebben wij Hem gehoord? In de Heilige Schrift, waar zijn profeet gezegd heeft: “In het begin schiep God de hemel en de aarde.” Maar was die profeet er dan bij, toen God de hemel en de aarde schiep? Neen, maar de Wijsheid van God was er wel bij, door wie alles geschapen is.”

En op een andere plaats schrijft Augustinus:
“Ze worden nog op een dwaalspoor gebracht door bepaalde leugenachtige geschriften die volgens hen beweren de geschiedenis van de tijden vele duizenden jaren te laten duren, terwijl wij toch uit de Heilige Schrift kunnen berekenen dat er sinds de schepping van de mens nog niet helemaal zesduizend jaren zijn verlopen”.

Augustinus spreekt hier van ‘leugenachtige geschriften’ die ruimte geven voor vele duizenden jaren. Daar kunnen de ‘geleerden-gereformeerden’ van vandaag, die zelfs over vele miljoenen jaren beginnen te spreken, het mee doen.
En degenen die zich voor hun standpunten beriepen op Augustinus, hadden dat beter niet kunnen doen. Bovengenoemde citaten ondersteunen hun suggesties bepaald niet.
En dan het beroep op Calvijn, was dat terecht?
Om deze vraag te beantwoorden liet het RD in zijn blad van 17 april de Calvijnkenner drs. A. Huijgen aan het woord.
Hij geeft aan dat de discussie in de tijd van Calvijn geheel omgekeerd verliep. Toen meende men dat God door zijn ‘krachtig spreken’ de wereld wel ‘in één moment’ tot aanzijn geroepen zou kunnen hebben.
Op zichzelf een eerbiedig standpunt, men eert Gods’ alvermogen. Maar het was niet naar de Schrift. En dan schrijft Calvijn over de Schepper:
“willende zijn werken regelen naar de bevatting der mensen, een tijdvak van zes dagen voor zich genomen heeft.”

Zes dagen i.p.v. één moment. En daarom ook zes dagen i.p.v. tijdperken van miljoenen jaren. Duidelijke taal voor Koers en Knevel, ook Calvijn is tevergeefs opgeroepen.

Geen kader-hypthese


Interessant is dat met de zojuist aangehaalde uitspraak ook de zg. “kader-hypothese” wordt tegengesproken.
Volgens deze hypothese, deze theorie, moest Mozes in zijn vertelling over de schepping voor de Israëlieten van die tijd, begrijpelijke taal spreken. Zij kenden de week van 7 dagen en daarom laat Mozes zijn verhaal ook in 7 dagen gebeuren.
Maar, zegt drs. Huijgen:
“Calvijn schrijft in zijn commentaar op Genesis 1 : 5, dus niet dat God Zich in Zijn wóórden heeft aangepast aan de bevatting der mensen. Nee, Hij heeft Zijn wérken willen regelen naar de bevatting der mensen. Calvijn ziet de dagen wel degelijk als dagen.”

Het RD heeft een goed werk gedaan door deze getuigen van de waarheid ruimte te geven in haar kolommen en zo onjuist beroep op de kerkgeschiedenis te ontzenuwen.

De Waarheid van de Heilige Schrift


We hebben dr. van Gurp beluisterd en werden gesterkt in onze Schriftuurlijke opvattingen.
Wij hoorden prof. Douma en hebben geschrokken zijn ongeloofsvisie afgewezen.
Koers en Knevel probeerden opnieuw ons geloof aan de waarheid van Gods Woord te doen wankelen.
Het RD heeft hun argumenten ontzenuwd en Schriftgetrouwe theologen hebben ons verblijd met hun kennis, door ons de gelovige standpunten van Augustinus en Calvijn mee te delen.

Wij bidden de Here, dat Hij ons blijft bewaren bij de Waarheid van zijn Woord, zodat wij tot in lengte van dagen naar Hem op mogen zien als tot de Schepper van hemel en aarde, de Almachtige, Die zegt en het is er.
Wij bidden de HEERE, dat wij de Schriften zullen blijven aanvaarden als het door Hem gesproken Woord. Alles van Genesis 1 tot en met Openbaring 22, van schepping tot wederkomst, alles als volkomen betrouwbaar aannemend.