Op weg naar het beloofde land


De Israëlieten zijn door God bevrijd maar vergeten Hem al snel. Als ze honger en dorst hebben is hun dankbaarheid en hun vertrouwen alweer weg. Maar ondanks hun gemopper blijft de HEERE voor hen zorgen. Hij stuurt kwakkels zodat de Israëlieten vlees kunnen eten. Ook zorgt Hij voor manna elke morgen en voor water uit de rots. De HEERE laat Zijn verbondsvolk niet los. Hij zorgt voor hen zoals Hij beloofd heeft in Zijn verbond met Abraham, Isaäk en Jakob.

Vechten met de staf omhoog


De Israëlieten zijn nog in Rafidim en worden verrast door een vijand. Namelijk het volk Amalek. De Amalekieten zijn familie van Ezau. De Israëlieten moeten vechten met deze vijanden. Ze vechten met als aanvoerder een jonge man die Jozua heet. Mozes moet van God op een berg gaan staan met zijn staf omhoog. Jozua vecht samen met het volk tegen de Amalekieten en ze lijken te winnen. De HEERE helpt hun. Maar even later lijken ze te gaan verliezen. Wat is er aan de hand? Er is niets veranderd, alleen Mozes krijgt vermoeide armen en heeft zijn staf naar beneden gedaan. Nu gaat het volk verliezen. Als de Israëlieten dat door krijgen bedenken ze een plan zodat Mozes zijn handen omhoog kan houden. Mozes gaat zitten op een grote steen en Aäron en Hur ondersteunen zijn beide armen zodat zijn staf steeds omhoog blijft wijzen. Zolang Mozes dit doet gaan de Israëlieten winnen. En uiteindelijk winnen ze omdat de HEERE hun helpt. Mozes bouwt hierna een altaar om de HEERE te danken voor deze overwinning.

De Sinaï


Na een reis van drie maanden vanuit Egypte komt het volk aan bij de plaats waar Mozes eens de brandende braamstruik heeft gezien. Hier heeft God hem geroepen voor dit werk. Mozes durfde eerst niet, maar nu zoveel jaar later loopt hij hier met het volk. God heeft Zijn volk echt bevrijd. Op deze plaats, bij de Sinaï, blijven ze een hele poos dus de tenten mogen worden opgezet. De HEERE roept Mozes op de berg. De HEERE vertelt aan Mozes dat Hij het volk heeft uitgekozen niet omdat het volk zo groot of zo goed is, de HEERE heeft dit volk gekozen omdat Hij dat beloofd heeft aan Abraham, Isaäk en Jakob. Ook zegt de HEERE dat zolang de Israëlieten doen wat Hij zegt, Hij voor ze zal blijven zorgen. En dat Hij ze zal brengen in het beloofde land. Als Mozes dit heeft gehoord mag hij naar beneden en roept hij het volk bij zich. Hij vertelt wat God heeft gezegd. De Israëlieten beloven naar God te luisteren.
Over een paar dagen zal God Zelf komen op de berg Sinaï. Alleen Mozes mag dan op de berg komen. Alle Israëlieten moeten zich wassen en mogen niet op de berg komen. Er komen paaltjes omheen zodat iedereen weet dat ze niet naar boven mogen.

De verbondswoorden


Na een aantal dagen roept de Here God Mozes weer naar boven. Een donkere wolk bedekt de top van de berg. Het onweert heel erg, en er komt rook en vuur uit de wolk. De berg begint te trillen, het lijkt wel een aardbeving. De mensen horen het geluid van een bazuin, een soort trompet. De HEERE is Zelf op de berg gekomen!
En dan geeft de HEERE Zijn wet aan Mozes. Hieronder zie je de wet staan. Vul de geboden aan. Als hulp kun je uit de Bijbel Exodus 20 of Deuteronomium 5 erbij gebruiken.
De wet.



Ik ben de HEERE uw God die u uit het .............. ...uit het ............. geleid heb.

1e gebod
Gij zult geen andere goden................................hebben.

2e gebod
Gij zult u geen ........................maken nog enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, nog van wat onder de wateren in de aarde is. Gij zult u voor die......................nog hen dienen; want Ik, de HEERE uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid van de vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht van hen die Mij haten, en die barmhartigheid doe aan duizenden van hen die Mij liefhebben en Mijn..................................

3e gebod
Gij zult de naam van de HEERE uw God niet ijdel gebruiken, want de HEERE zal niet onschuldig houden.............................................

4e gebod
Gedenk de sabbatdag,dat gij die heiligt ; zes dagen zult gij.....................
................;maar de zevende dag is de................van de HEERE, uw God; dan zult gij geen..................... Gij noch uw zoon nog uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, nog uw......, nog de vreemdeling ............. Want in zes dagen.......................................... en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag; daarom zegende de HEERE de sabbatdag en heiligde die.

5e gebod
Eer uw ...........en uw ............., opdat uw dagen verlengd worden in het land, dat de HEERE, ..............u geven zal.

6e gebod
Gij zult niet ................

7e gebod
Gij zult niet................

8e gebod
Gij zult niet................

9e gebod
Gij zult geen valse getuigenis............tegen uw...........

10e gebod
Gij zult niet begeren...............van uw naaste, gij zult niet begeren............
van uw naaste, noch zijn dienstknecht, nog zijn dienstmaagd, noch zijn......
nog zijn ........., noch iets dat van uw naaste is.


Mozes op de berg


Mozes krijgt allerlei wetten en regels van God. De HEERE wil dat de Israëlieten zich aan een aantal regels houden voor hun eigen bestwil. God zegt ook dat Hij wil dat de Israëlieten ene tent voor Hem maken. Alle regels geeft Hij daarvoor. Ook regels voor de priesters die mogen werken in de tabernakel. De HEERE geeft verder regels voor het omgaan met elkaar en het zorgen voor zieken. De regels worden op stenen tafelen geschreven. Zo kan Mozes ze goed onthouden en aan de Israëlieten voorlezen. Na veertig dagen zegt God tegen Mozes dat hij weer naar beneden moet gaan naar de Israëlieten.

Het gouden kalf


Als Mozes naar beneden loopt wordt hij heel erg boos. Wat hebben de Israëlieten nu gedaan! Wat hebben ze gemaakt nu Mozes boven op de Sinaï was? Mozes ziet een gouden kalf en hij ziet het volk erom heen dansen en het beeld aanbidden.
In de tijd dat Mozes weg was wilden de Israëlieten hun God zien. Net als de Egyptenaren wilden ze een zichtbare god, geen God die in de hemel is en niet te zien is. Ze hebben aan Aäron gevraagd een beeld te maken voor hen. Aäron wil dit eerst niet maar gaf toch toe. Hij verzamelde allemaal gouden voorwerpen zoals kettingen ringen en armbanden. Dit goud smolt hij en hij maakte er een gouden kalf van. Toen het kalf klaar was danste het volk erom heen. Zo blij waren ze met dit beeld. Nu zagen ze eindelijk de ‘god’ die hun had verlost en hen naar het beloofde land zou brengen.
Mozes wordt erg kwaad als hij dit allemaal ziet. Een paar week geleden hebben de Israëlieten beloofd de HEERE te gehoorzamen en nu even later, hebben ze hun belofte al gebroken. Mozes heeft de stenen tafelen met de wet erop nog vast en gooit ze op de grond van boosheid. Dan loopt hij naar het gouden kalf en gooit het in het vuur! Hij maakt het beeld kapot, gooit de resten in het water en laat het de Israëlieten drinken!

Straf


Mozes vraagt aan het volk een keuze te maken. Wie voor de HEERE is mag bij hem komen staan. En dan moeten deze mensen de anderen doden die niet voor de HEERE zijn. Ze krijgen dus een moeilijke taak, ze moeten hun eigen broeders vermoorden.
De volgende dag gaat Mozes weer naar boven naar God toe. Hij vraagt om vergeving en vraagt of de HEERE hem wil straffen in plaats van het volk. De HEERE wil dit niet, Hij straft wie het heeft verdiend. Mozes gaat op de knieën en vraagt om vergeving voor het volk. Wat moet het volk zonder hun God? Mozes krijgt opnieuw twee stenen tafelen van de HEERE met de geboden. Dit keer gaat het goed. Het volk blijft rustig wachten en doen geen rare dingen.
Hierna moet Mozes met het volk verder trekken naar het beloofde land. De HEERE zal bij hen zijn en blijven.

Zoek de twee stukjes van de zinnen bij elkaar.
Psalm 106:8


Zij hebben...
...een kalf van goud.

Zij maakte zich...
...en God verraden.

een afgodsbeeld...
...niet op God vertrouwd.

Zij hebben voor een ...
...helper was geweest.

hun eer geruild...
...grazend beest.

die steeds hun...
...dat zij aanbaden.