De ambten in de kerk van Christus – Visie of openbaring


De kern van de deformatie van de kerk vandaag, welke wij jarenlang hebben aangewezen en bestreden en waarvan wij ons moesten vrijmaken, is de aanpassing aan de geest van de tijd, aan de wereld en aan de ontwikkelingen in de samenleving. Deze geest werkte in de kerken onder meer door in de verandering van opvattingen en praktijk op het gebied van huwelijk en echtscheiding, liturgie, de belijdenis inzake ware en valse kerk, de beoordeling van homoseksualiteit en in de laatste tijd over het ambt. Over dat laatste gaat het in dit hoofdartikel.
Uiteraard werd die aanpassing goedgepraat en tot vandaag met telkens weer nieuwe namen bedekt: soepel ermee omgaan, de context in rekening brengen, flexibel zijn, een ander paradigma kiezen enzovoort.
Over heel de linie heeft dit verontrustende zich aanpassen aan de wereld zich steeds verder uitgebreid. Ten diepste ging het altijd over eigen visie of het zich onderwerpen aan de openbaring van de HEERE.
Dat willen we nu aanwijzen met betrekking tot de ambten in de kerk van Christus.


Een brede poging tot overeenstemming


De moderne visie op het ambt komt niet alleen van de kant van vrijzinnige theologen en kerkleiders, maar ook uit de kringen waaruit wij het niet zouden verwachten, namelijk van de zogenaamde vrije kerken.
Dat is duidelijk uit een onlangs verschenen boek onder de titelGezag in beweging met de ondertitel Kerkelijk leiderschap tussen tekst en context. Het komt namelijk uit de kring van de zogenaamde vrije kerken en uit de reformatorische hoek. Het bestaat uit zeventien korte bijdragen van docenten aan de Evangelische Theologische Faculteit (ETF) te Leuven en de Academie voor Theologie van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). Deze bijdragen zijn verdeeld over vijf hoofdstukken die alle handelen over een bepaald aspect van het ambt, zoals het karakter, de legitimatie, de leiderschapsstructuren, de context, de invulling.
Die poging om tot een consensus inzake het ambt te komen betreft niet alleen de linker- en rechterflank in de kerkgemeenschappen maar zelfs het brede verband van de Wereldraad van Kerken. Daar verscheen namelijk in 1982 een studie onder de titelDoop, Avondmaal, Ambt (Baptism, Eucharist, Ministry – afgekort BEM). De inhoud en de ontvangst van deze verklaring wordt in dit boek besproken.

Tussen tekst en context


De Bijbel heeft veel gegevens over allerlei ambten. In het Oude Testament ten tijde van Israël, de profeten, de oudsten, de rechters, de koning; ten tijde van de eerste christelijke gemeenten; in de Evangeliën en apostolische brieven.
Volgens de medewerkers aan dit boek moeten die voorschriften echter bezien worden als gegeven in de context van die tijd. Want de grote vraag is volgens hen: wat is de waarde van de tekst van de Schrift over het ambt in de huidige context? Zij geven in deze bundel daar een eerste antwoord op en zijn van plan om in een vervolgbundel daar verder op in te gaan en dan met name rekening te houden met een snel veranderend kerkelijk landschap, zoals zij dat noemen. Daarbij noemen zij zichzelf bruggenbouwers.
Bij de presentatie van dit boek heeft dr. M. te Velde, als hoogleraar in het vak gemeenteopbouw, met betrekking tot die vervolgstudie een aanbeveling gedaan, die ons interesseert omdat wij de ontwikkelingen binnen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt met aandacht volgen. Volgens het verslag zowel in het Nederlands Dagblad als het Reformatorisch Dagblad merkte hij op dat het daarbij nodig was meer los te komen van de dominante invloed van de reformator Calvijn op de invulling van de ambten. Hij stelt zelfs dat de visie van Calvijn vragen oproept omdat de predikant in zijn opvattingen geen duidelijke figuur is. Volgens hem kan hetzelfde gezegd worden van Calvijns bespreking van de ambten van ouderling en diaken.
Van Calvijn was het te begrijpen dat deze zijn ambtsopvattingen zo formuleerde, omdat hij moest strijden tegen de roomse deformatie van het ambt. Maar, aldus te Velde, nu hebben wij behoefte aan meer flexibiliteit. Hij noemt dan als voorbeeld, in onderscheid van wat hij noemt de kernambten van predikant, ouderling en diaken, allerlei andere ambten in de kerk: kerkelijk werkers, catecheten, wijkassistenten, jeugdleiders, liturgieleiders. Hij vindt dan ook dat de hbo-theoloog op allerlei manieren inzetbaar is in de kerk en dat de kerkelijk werker daarom een hartelijk welkom verdient binnen de kerken.
In een volgend artikel hoop ik op deze visie van te Velde op Calvijn, die ook verder in deze bundel te vinden is, nader in te gaan in het kader van het Calvijnjaar.
Hier wordt al iets meer duidelijk van de bedoeling van het in rekening brengen van die zogenaamde context.

Aanpassing


Het woord context is de laatste tien, vijftien jaar steeds meer in zwang gekomen. Evenals andere moderne termen zoals flexibel, paradigma.
Het loont altijd de moeite om in een woordenboek ( zoals bijvoorbeeld de 'dikke van Dalen') even na te kijken wat de eigenlijke betekenis van zo´n modewoord is.
Bij context vonden wij als omschrijving: het verband waarin iets zich voordoet.
Het wordt zo duidelijk wat er bedoeld wordt. De redenering wordt vaak gevolgd: dat heeft Paulus geschreven onder meer over de ambten. Daarin sloot hij zich aan bij de toenmalige heersende opvattingen – maar........ dat ligt nu wel anders.
In een bijdrage heet het: het Nieuwe Testament geeft ons, in aansluiting bij het Oude Testament, inzake gezagsstructuren in Gods gemeente wel een oriëntatiepunt voor alle tijden, maar geen blauwdruk voor alle tijden. Geen fotokopie van de nieuwtestamentische gemeente. Dat Bijbelse getuigenis aangaande de christelijke gemeente moet in onze eigen situatie opnieuw vorm krijgen, "maar dan toegesneden naar de van Godswege in het heden geëiste vorm en mogelijkheden", pagina 290. Daarbij wordt een beroep gedaan op wat zowel Bucer als Calvijn genoemd hebben de necessitas temporum, de noodzakelijkheid der tijden.
Wij kregen indertijd op onze bezwaren steeds als tegenwerping: de antwoorden van vroeger kun je vandaag niet meer gebruiken. Met die argumentatie probeerde men goed te praten de enorme ommezwaai in alle gemeenschappen, voor wat ons betreft in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt.
Die ommezwaai werd dertig jaar geleden ingezet met een artikel in het Nederlands Dagblad onder de titel Samen aan het ene front, waarin de noodzaak werd gesteld om samen met buitenkerkelijken op te trekken vanwege de voortgaande secularisatie. Dat is het begin geweest van de afbraak van de gereformeerde organisaties.
Daaruit moest wel volgen dat de belijdenis inzake de ware en valse kerk steeds meer werd losgelaten. De normen voor huwelijkstrouw en de verruiming van de gronden voor echtscheiding en zoveel meer zijn eveneens aangepast en dat alles onder de noemer van de context.

Eigen visie of Schriftgezag


Wat is ten diepste de achtergrond van deze ommezwaai?
Het is een gegeven dat wij niet zonder meer allerlei voorschriften, wetten en regelingen uit de tijd van Mozes en de koningen en profeten vandaag letterlijk kunnen toepassen. Vele daarvan behoorden tot de tijd van de oudtestamentische bedéling. Zo spraken wij daar vroegen over, toen wij het woord context alleen gebruikten als wij bedoelden het tekstverband, de betekenis van een tekst in het geheel van een hoofdstuk, van het boek, van de hele Schrift. Maar wat dan wel of niet van die oude regelingen van kracht blijft bij de voortgang van Gods heilswerk maken wij zelf niet uit, maar dat leert ons de Heilige Schrift. Want arglistig is het hart van de mens - ze hebben vele vonden gezocht - om maar af te komen van het gezag van Gods geboden.
Maar deze aanpassing is duidelijk het gevolg van de eigenwaan van de zondige mens, van de autonomie - zichzelf tot een wet zijn, zelf bepalen wat goed en kwaad is, zoals dat in het paradijs is begonnen.
Daar gaat men praten over visie, opvatting, in plaats van te geloven dat Gods Woord alleen gezag heeft over ons denken en handelen. Niet de visie van Paulus, zijn denken, zijn zogenaamde aansluiting bij de toenmalige opvattingen worden ons in de Schrift voorgehouden - maar wat de Geest tot de gemeenten zegt. De Heilige Geest sprak immers bij monde van de Bijbelse schrijvers. En de HEERE, voor Wie duizend jaar zijn als één dag en één dag als duizend jaar, heeft van tevoren voorzien wat er in allerlei tijden aan de orde zou komen en welke dwalingen zich zouden voordoen en Hij heeft in Zijn Woord van tevoren daarmee gerekend en ons in dat alles de weg gewezen.
Het kwaad zit in de wijze waarop theologen en in hun voetspoor kerkleden de Schrift lezen en opvatten, in hun weigering de Schrift integraal te aanvaarden als het onfeilbare Woord van God. In de besproken bundels zijn daar helaas steeds weer voorbeelden van te vinden.

Schriftstudie


Het boek bevat verschillende mooie studies over de tekst van de Bijbel, welke op zichzelf, zonder de 'toepassing' op de zogenaamde context, waardevol zijn voor onze Schriftstudie.
Te noemen zijn de volgende studies:
Deut.16:18 -18:22 over rechters en opzieners de koning (inclusief de koningswet), priesters en levieten, profeten; de boeken van Samuel: van richters naar koningen, Ezra: de reformatie van Gods volk; Nehemia als gouverneur; de bouw van de muren van Jeruzalem; de plaats van de oudsten in Lucas en Handelingen; de leiding van Israël volgens Ezechiël; de werking van het ambt in de gemeente van Korinthe; over de wijsheid in de Schrift, met name in Spreuken.

Een vals dilemma


Uitvoerig wordt in deze bundel ingegaan op de vraag of het ambt nu van boven komt of van beneden. In de sfeer van de vrije kerken is het immers zo, dat er nauwelijks sprake is van bepaalde ambten. De profetie komt daar op uit het volk, zegt men. Dat gaat nog terug op de tijd van de grote Reformatie, toen er gebroken werd met de Roomse hiërarchie, dat is dat de geestelijkheid regeert en het gewone volk, de leken, volledig buitenspel worden gezet. Uit reactie daartegen wilden de sekten niets weten van gezagsdragers. Wie uit het gewone volk zich als profeet en leider opwierp, werd al spoedig geaccepteerd.
Waar komt de ambtelijke bevoegdheid dan vandaan? Is het zo dat de kerkgemeenschap een soort democratie is, waar uiteindelijk de gemeente het voor het zeggen heeft?
Zo is het wel geregeld in de zogenaamde congregationalistische kerken in Engeland. Daar is de zogenaamde gemeentevergadering het hoogste gezagsorgaan Dat wordt laagkerkelijk genoemd.
Daartegenover staat het zogenaamde episcopale systeem, dat betekent dat de kerkelijke macht toch weer geconcentreerd wordt bij bisschoppen onder leiding van een aartsbisschop. Dat vinden wij in de Church of England. Ook de Lutherse kerken kennen een bisschoppelijke leiding van de kerk. Dat wordt hoogkerkelijk genoemd.
Van wie heeft dus een voorganger zijn gezag? Krijgt hij dat van de gemeente die hem verkozen heeft? Of van een hogere geestelijke? Waar komt zijn roeping vandaan?
De Schriftuurlijke, gereformeerde inrichting van de kerk spot met dat dilemma. Een predikant staat in dienst van de kerkenraad, tegelijk is hij voorzitter van dat college, geeft hij er leiding aan en heeft er stemrecht. Ouderlingen en diakenen worden door de gemeente verkozen, toch zijn zij geen uitvoerders van de wil van de gemeente of van de meerderheid van de gemeente. Het kan zelfs gebeuren dat een kerkenraad besluiten moet nemen en uitvoeren, waar een deel van de gemeente of zelfs een meerderheid van de gemeente, niet mee instemt.
In feite kennen wij dan ook niet een gemeentevergadering, al wordt die naam wel gebruikt. Maar in feite is het een vergadering van de kerkeraad met de gemeente.
Het lijkt tegenstrijdig: door de gemeente verkozen en toch in de beleidsvoering niet onderworpen aan de besluiten van de gemeente.
Ik herinner mij dat ik in Australië die bijzondere verhoudingen eens moest uitleggen aan een notaris. In verband met vermogensrechtelijke zaken (de aankoop van grond voor een kerkgebouw enzovoort) moest een soort reglement van de kerk worden opgesteld, dat moest voldoen aan bepaalde voorschriften in de wet gesteld. Daarin wordt dan ook beschreven de bevoegdheid van de kerkeraad. De notaris kon maar niet begrijpen dat de ambtsdragers door de gemeente werden gekozen, maar tegelijk de gemeente bestuurden in eigen verantwoordelijkheid.
De oplossing van die schijnbare tegenstrijdigheid ligt in het geheel aparte karakter van de kerk. Ambtsdragers verklaren bij hun bevestiging in het ambt dat zij door de gemeente en mitsdien door God Zelf geroepen zijn. De ambtsdragers zijn daarom allereerst verantwoording schuldig aan de HEERE. Zij zijn gaven van Christus die Hij door middel van Zijn gemeente aan haar schenkt.
Wij merken nu al op dat Calvijn zich niet alleen verzet heeft tegen de Roomse hiërarchie, maar ook tegen de vrijgevochtenheid van de sekten, waar mensen zich indringen in een leidende positie.
Deze Schriftuurlijke karakterisering van het leiden van de gemeente vinden wij in de bundel vrijwel niet terug. Overigens wordt er wel terzake van die leidende functie opgemerkt dat ook in de kerk de gezagscrisis doorwerkt.
Wij noemen het verder wel eenzijdig om het ambt alleen te bezien onder het aspect van het leiderschap, zoals in de titel van het boek gebeurt. Dat is wel een aspect van het leiderschap, namelijk dat ouderlingen moeten regeren, maar er is meer. Zij zijn namelijk in hun leiding bezig te dienen, de kudde te verzorgen, te voeden, te weiden, vooral ook te onderwijzen. Van ouderlingen wordt gevraagd dat zij bekwaam moeten zijn anderen te onderwijzen en dat zij de gave van het onderscheiden hebben.
In de studie van dr. Hoek komen die aspecten wel uitvoerig aan de orde. Terecht heeft Te Velde volgens het verslag in de krant er wel op gewezen dat de ouderlingen moeten oppassen niet te veel tijd te besteden aan beleidskwesties ten koste van het herderlijke werk. Een waarschuwing die onze ambtsdragers zeker in deze eerste tijd van opbouw en conflicten goed ter harte moeten nemen!
Van het eenvoudige Schriftuurlijke onderwijs, zoals dat voorkomt in het Formulier voor de bevestiging van ambtsdragers, zoals dat in de Gereformeerde Kerken in gebruik is, vinden we in de besproken bundel helaas weinig terug.

Tenslotte: zoals al eerder gezegd hoop ik over het onderwijs van Calvijn meer te schrijven, bijvoorbeeld over de vraag of een bisschop nodig is, wat handoplegging betekent, wat hij bedoelt met de uitdrukking de 'noodzakelijkheid van de tijden', wat tegenwoordig geheel tegen de bedoeling van Calvijn in gebruikt wordt om de aanpassing van de tijdgeest goed te praten.

Naar aanleiding van Gezag in beweging Kerkelijk leiderschap tussen tekst en context. Onder redactie van Pieter Boersema/JanHoek/ Mart-Jan Paul/ Maria Verhoeff. Uitg. Jongbloed. Pijs € 19,95