De weg tot en in een huwelijk in de Here (11)


Het huwelijkse leven onder Gods zegen (2)



In Psalm 128 : 3 en 4 staat vervolgens:
Uw vrouw zal zijn als een vruchtbare wijnstok binnen uw huis: uw zonen als olijfscheuten rondom uw dis. Zie, zo zal de man gezegend worden, die de Here vreest.


Kinderen krijgen onder Gods zegen


De Here geeft zijn zegen door een leven met Hem in deze maatschappij. Dat geldt ook het leven in de intieme gemeenschap van het huwelijk. Voor wie de Here vrezen wordt ook die intieme gemeenschap tussen man en vrouw juist bepaald door de gemeenschap met God en met Christus.
In de tijd van Israël betekende het huwelijk: bouwen aan het volk Israël, de kerk van het Oude Testament. Leven met God en voor God, in Zijn Koninkrijk. En zo meewerken aan de komst van de Messias. Daartoe waren de huwelijken en de gezinnen bedoeld.
Maar is dat nu dan anders? Ook nu mogen jullie d.m.v. je gezin toch bouwen aan de kerk, aan de bruidsgemeenschap van je Heiland? Ook nu mogen jullie je in het geloof toch opgenomen weten in het volk van de Here? Als verloste kinderen, die op weg zijn naar de eeuwige heerlijkheid, de eeuwige bruiloft van het Lam?
Zo op weg, ga je toch graag de wegen van de Here. Dan krijgen jullie als man en vrouw al wat nodig is om Hem te zoeken en te vinden. Samen in je huwelijk. En in de goede verhoudingen, die de Here je voorhoudt. In liefde en zorg voor elkaar. Dan is het de ware liefde die jullie samenbindt. Dan is er de huwelijksband waarin de band aan de Here is opgenomen. Dan mogen jullie daarvan Gods zegen ook zien, wanneer de Here je kinderen wil geven.

In het Oude Testament werd ook deze kinderzegen heel concreet ervaren. Dat was ook ter onderwijzing. Kinderen krijgen betekende bouwen aan de Kerk. Zo wordt in deze Psalm de vrouw voorgesteld als een wijnstok die prachtige druiven voortbrengt. En de kinderen als olijfscheuten die krachtig doorschieten. Beelden van welvaart en geluk. Van het goede, dat de Here in het land Kanaän aan zijn volk wilde geven aan voorspoed.
Dat moeten jullie ook nu verwachten als je de Here blijft vrezen.

Dan kan het ook zijn dat de Here jullie géén kinderen geeft. Dat geeft pijn en verdriet. Het is ook een gevolg van de zonde. Niet persoonlijk gezien, maar algemeen, als uiting van de straf van de Here. En daardoor is het een beproeving, die in het geloof volharding mag uitwerken.
Maar toch mag er ook voor gelovige kinderloze gehuwden in Christus rijke zegen zijn in het huwelijk. De rijkste zegen is ook nu: het leven met de Here in zijn kerk. En voor alle kerkleden, waaronder ook kinderloze echtparen, mag gelden: de jeugd van de kerk is ook hùn jeugd. Als kerk krijg je kinderen. Kinderloze echtparen hebben daarom in de kerk toch ook kinderen. Ook zij bouwen mee aan de kerk van de toekomst. Daarin ligt ook voor hen, zegen van het huwelijk. Ook in die zegen komt een opgave mee voor deze echtparen.

En als de Here jullie wèl kinderen geeft, dan heb je ze niet ‘genomen’. Maar dan ontvang je ze als zegen uit de hand van je Schepper en Verlosser. Dat blijkt heel duidelijk uit deze Psalm 128, maar ook b.v. uit Psalm 127:3:
Zie, zonen zijn een erfdeel des Heren, een beloning is de vrucht van de schoot.

Ook deze Psalm 127 legt er de nadruk op dat alles in huwelijk en gezin gezien moet worden als genadige zegen van de Here. Met deze zegenrijke gave komt ook de opgave om je kinderen op te voeden in de vreze van Gods Naam. Om hen dan ook te doen wandelen op de wegen van de Here. Dáár is het de Here om te doen. Om zijn kerk als Zijn volk te vermeerderen, te bouwen en te bewaren.
De zegen die de Here geeft in deze Psalm staat niet los van de zegen die Hij in het Paradijs gegeven heeft aan Adam en Eva. De zegen die Hij in Gen 1:28 tot hen spreekt: En God zegende hen en God zei tot hen:
Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen, de vogels en het kruipend gedierte.

Die zegen geldt tot aan de wederkomst.

Kinderen krijgen in verantwoordelijkheid


De mogelijkheid van kinderzegen houdt tevens een opdracht in, een verbondseis: “Weest vruchtbaar”. Het is een opdracht voor het leven op deze aarde. Dat karakter van een levensopdracht is ook te lezen in 1 Tim. 2:15 en 1 Tim. 5:14, waar de vrouw wordt aangesproken in haar nieuwe leven met de Here naar zijn wil.
Zou er dan geen einde kunnen komen aan het talrijk worden? Onder druk van mensen die geboortebeperking i.v.m. gevreesde overbevolking bepleiten, zou in Gen. 1:28 niet persé van een continue opdracht sprake zijn. Maar dat klopt niet met de tekst. Want alle begrippen ‘vruchtbaar zijn’, en ‘talrijk worden’ en ‘vervullen en onderwerpen’ hangen met elkaar samen. Oorspronkelijk staan al deze opdrachten in een reeks van voorwaarde en doel, en zijn verbonden met het woordje “en”. Het één moet tot het volgende leiden. Het is dus oorspronkelijk: Weest vruchtbaar en wordt talrijk en vervult de aarde en onderwerpt haar. Het is een reeks die uitloopt op de ontplooiing van deze aarde tot eer van God. Het is ook een reeks die uitloopt op de schare die niemand tellen kan. Een schare die door genade en in geloofsgehoorzaamheid hier op aarde de Here heeft gediend. Die schare mag daarom door genade in eeuwige heerlijkheid de dienst aan de Here voortzetten op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. In dat perspectief mag en moet in ieder huwelijk gewerkt worden aan de vervulling van deze opdracht. Er mag niet mee worden gewacht om eerst toe te komen aan eigen ontplooiing of luxe!

Dat betekent niet dat er een gebod is tot ongelimiteerde vermenigvuldiging tot een maximaal kindertal. De mens wordt door de Here, zijn God en Vader, aangesproken in verantwoordelijkheid. Verantwoordelijkheid om mensen van God op te voeden in de vreze des Heren. Die opdracht is gekoppeld aan de opdracht van het verwekken van kinderen. Er is wel gewezen op het verschil tussen de uitspraak van de Here over de dieren: weest vruchtbaar (Gen. 1:22) en het toespreken van de mens.
De mens zal met de gaven van God ook verantwoordelijk moeten omgaan. Dat betreft het kindertal, maar daaraan verbonden ook de sexualiteit.
Man en vrouw zullen de middelen die ze krijgen om hun kinderen op te voeden in de vreze des Heren moeten gebruiken. Maar dat vereist ook inzet en energie. Daarom zullen ze zich niet alleen maar op kindertal mogen concentreren. Met de gave van elk kind komt de opgave van de opvoeding verwoord in de doopsbelofte. In het Oude Testament waren er daarom ook vaak rustpauzes tussen de kinderen door de langdurige zoogtijd. Nu dat anders ligt, is het de vraag welke wegen goed zijn voor een verantwoorde gezinsvorming. Dat vraagt een goede afweging voor het aangezicht van de Here.

Aan een bepaald aspect mag daarbij niet worden voorbijgegaan. Deze tijd is de tijd van ongeremde seks. En aan die invloed staan wij ook bloot. Niet alleen buiten het huwelijk maar ook binnen het huwelijk. Ook in je huwelijk mag het bij de seksualiteit nooit gaan om uitleven van je lusten. Je zult altijd ook de ander op het oog moeten hebben. De verantwoordelijkheid m.b.t. gezinsvorming ligt daarom ook in de matiging van je lusten. De Here vraagt niet voor niets in je huwelijk ook ingetogenheid, kuisheid, en zelfbeheersing (Lev. 12: 1-8;15: 18,19v; Gal. 5:22; 1 Tess. 4:3v) .

Toch moeten we ook geen absolute koppeling leggen tussen seksualiteit en voortplanting. Het is niet zo dat de Here alleen man en vrouw heeft samengevoegd ter wille van het kinderen krijgen. De eenheid is er om beeld van God te zijn. Daarbinnen mag van elkaar worden genoten. De Schrift wijst erop dat je dat elkaar ook niet langere tijd moet onthouden (1 Kor.7:1-9). Ook dat zal bij een verantwoorde afweging in rekening moeten worden gebracht.
Belangrijkste is dat je voortdurend het belang van de Here voorop laat gaan. En niet het feit of jij wel aan je trekken komt.

Er kan in het huwelijk een moment komen waarop je samen tot de conclusie komt: op dit moment is het niet verantwoord dat er meer kinderen komen. Op dit moment, dat hoort bij een dergelijke afweging erbij. Daarbij laat ik nu bijzondere gezondheidsproblemen met een definitief karkater buiten beschouwing. Zo’n conclusie mag niet lichtvaardig worden genomen. Er zal altijd in ogenschouw genomen moeten blijven dat de Here wel met Zijn opdracht komt. Er zullen daarom bij overbelasting binnen het gezin pogingen moeten zijn ondernomen tot lastenverlichting in het huishouden. Bijvoorbeeld door een beroep te doen op hulp van anderen binnen de gemeenschap der heiligen. Er zal ook bij financiële nood een beroep gedaan moeten zijn op diaconale ondersteuning. Van alle kanten zal bekeken moeten zijn of de Here mogelijkheden wil geven tot het uitvoeren van zijn opdracht gelegen in de kinderzegen. Als er dan toch geen mogelijkheid wordt gezien, dan zal dat als een stuk verdriet door onvermogen moeten worden gezien en zó de Here in gebed worden beleden en voorgelegd. Er zal dan ook gebeden mogen worden voor uitkomst uit dit onvermogen. Zó zal er dan tevens vrijmoedigheid mogen zijn om de gezinsvorming tijdelijk te regelen. Tijdelijk, want ook dan blijft het de opdracht voor het ouderpaar om na verloop van tijd opnieuw te heroverwegen of de Here nieuwe mogelijkheden heeft gegeven. Ik ga hier niet in op de methoden die gebruikt kunnen worden. Het zal – uitzonderingen daargelaten – een tijdelijke beslissing moeten zijn. Een beslissing die ook afgebeden is. En waarvoor herhaald gebed nodig blijft.

Bouwen aan de Kerk onder Gods zegen


We gaan deze aflevering eindigen met Ps. 128:5:
De Here zegene u uit Sion, opdat gij het goede van Jeruzalem moogt zien al uw levensdagen, en opdat gij uw kindskinderen moogt zien. Vrede zij over Israël.

De hier bedoelde zegen heeft betrekking op de gemeenschap met God. Met het leven met Hem. Het eeuwige leven dat hier al mag beginnen. Die zegen mag naar ons toekomen uit Sion. Sion, dat staat voor de kerkstad, Jeruzalem. Die zegen krijgt Gods volk, Zijn gemeente. Het is de zegen die van God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest naar ons toekomt. Die we samen mogen delen in de kerk. Die zegen is geen individuele zegen. Die zegen die verbindt Gods kinderen aan elkaar. Daarom komt die zegen in de kerk niet alleen naar ons toe als kerkleden los van elkaar. Maar die zegen betreft juist ook speciaal de onderlinge gemeenschap, de gemeenschap der heiligen. De Here Jezus Christus vergadert zich een kerk. En daar mogen we een levend lid van zijn. Daaraan mogen we meebouwen onder zijn zegen. Zo samen het gezin van de Here mogen vormen. Zijn familie. Aan wie Hij zijn zegen, het goede geeft: “Opdat gij het goede van Jeruzalem moogt zien al uw levensdagen”. Het is de kerk waar ik lid van mag zijn en heel mijn leven lid van mag blijven. Zo krijgen wij het ware geluk, de zegen van de Here. De zegen ook van de Woordverkondiging waarin alle schatten die Christus heeft verdiend voor zijn kerk worden uitgestald: De vergeving van de zonden, de onderlinge gemeenschap, de opstanding van het vlees, en het eeuwige leven.

Wat betekent de opgave die met deze zegen meekomt nu concreet voor je?
Dat je in je doelstelling, je tijdsbesteding, je energie, je geldbesteding de kerk als levensgemeenschap met God voor ogen blijft houden. Dat je beseft dat je bouwsteen bent als gezin. Dat je beschikbaar bent voor functies of ambt. Dat je meedoet in verenigingsleven. Dat je je dienend opstelt in de gemeenschap der heiligen. Omziet naar anderen. Je niet terugtrekt in je eigen gezin. Dat je ruimhartig bijdraagt aan de VVB en andere fondsen, en vooral ook de diaconie. Dat je ook in die dingen voor en met de Here leeft.
Zo mag je dan leven in vrede met de Here. Vrede, verkregen door onze Here Christus, die ook de huwelijken mag doortrékken.

Bespreekpunten


Wat vind je van de volgende stelling: Je mag pas trouwen als je ook kinderen kunt opvoeden? In welke gevallen moet je daarvoor je huwelijk “uitstellen”?
Wat mag je tot je troost weten uit Psalm 139 m.b.t. een (eventuele)
miskraam?
3. Wanneer kan je zeggen dat een kind “gewenst” is?
4. Bespreek 1 Tim 2:15 “doch zij zal behouden worden, kinderen ter

wereld brengend”. Wat betekent dit, rekening houdend met de
context van de voorafgaande verzen?
5. Hoe zien jullie het buitenshuis werken van de moeder in het licht van haar Bijbelse opdracht m.b.t. de opvoeding van de kinderen?
6. Mag je zeggen wij streven naar een “optimaal” (in plaats van een
biologisch maximaal) kindertal? Welke criteria gebruik je daarvoor?
Wat zou daar op tegen kunnen zijn?
7. Is een kinderloos huwelijk een mislukt huwelijk? Licht je antwoord toe.
8. Hoever mag je gaan om kinderen te krijgen bij onvruchtbaarheid?

(wordt vervolgd)