Mystiek, niet alles goud wat er blinkt


Wanneer wij bij Rudolf van Reest in de leer gaan en zijn boek “Gebondenen” lezen, dan komen we over ‘mystiek’ heel wat wonderlijke dingen te weten.
Op bladzijde 92 wordt in het Zeeuwse dialect een gesprek weergegeven.
Meutje Aote zegt daar al zuchtend tot het ‘gezelschap’ dat bij haar aan huis de wekelijkse bijeenkomst houdt:
“Het mot je van bove gegeven worre. As ik zoa op mien weggie terug zieë, dan mag ik zoa wel is bie tieë en oagenblikkies komme te zegge: Heere, waer hŕ ik toch an verdiend, dat Joe noe mit Joe grote goedheid op een zondig schepsel as ik bin, heit neer gezieë.


Moeder Ate


Meutje Aote is een van de hoofdpersonen van de “Gebondenen”. Zij vervolgt haar verhaal aldus:
“Want vroeger minsch, ik hŕ d’r van mien eiges nooit naer om gekeke. Ik keeke meer naar pronk en prael, dan naer het goeie. Tot het lieve Wezentje mien d’r krachtdaedig bie bepaald heit, dat al wat stof is neemt een end, door d’n tied die alles schendt en dat onze ziele voor eeuwig mot geborge weze, zal het niet op een groate rampzaeligheid uutloape. Ik hŕ toen wat beleefd. ’t Is gebeurd, dat as ik de keuë ging voere, ik door de stalle gekrope bin, ik zou joe de plekkies nog an kenne wieze. D’r ligge wat traentjes van mien en al zeg ik zelvers, ’t is nog mar bie tieë en oagenblikkies da’k er bie leve magge, want het ken soms wel gebeure, as d’n domenie ’t zoa nae an’t harte komt te legge, da ‘k bie mien eiges komt te dienke: Aote! Aote! Is het noe wel goed mit joe, vergis joe je nog niet. Want het ken ver gaen mit een minsch. Je ziet ’t maer an een koning Saul, hie was oak bie d’n profete, maer ’t end is toch mar geweest dat-ie zoa naer de helle ging ......”
Uit dit citaat kunnen we enkele bijzondere momenten halen, die alles met mystiek te maken hebben. Zo spreekt moeder Ate over “mien weggie”, over haar persoonlijke belevenissen toen God tot haar ziel kwam. Verder is het wonderlijk dat ze voor de Here de naam “het lieve Wezentje” gebruikt, en Hij heeft haar op een “krachtdaedige” manier tot bekering gebracht.
Maar “o wee, bie tieë.....”bij tijden en ogenblikken is zij ook zo maar weer alle zekerheid kwijt.
Deze en soortgelijke gezegden hebben alles te maken met mystiek en in het vervolg willen we nagaan of het hier gaat om een gezonde of om een ziekelijke variant.

Gezonde mystiek


Het woord ‘mystiek’ geeft letterlijk aan, dat het gaat over ‘verborgen’ of ‘toegesloten’ zaken, het bespreekt ‘geheimen’ of ‘mysteries’.
Het klinkt wat geheimzinnig maar het is een zaak waar ook wij allen dagelijks mee te maken hebben.
Wanneer wij uit de Bijbel lezen of naar een preek luisteren, dan komen er zaken naar ons toe, die ons verheugen, waardoor we in het geloof opgebouwd worden.
Wat er dan precies met ons gebeurt, dat weten we niet, dat is een geheim, dat is toegesloten, maar wij veranderen er door. Wij worden blij met de verlossende woorden van het Evangelie, of we worden bezorgd, wanneer het niet goed met ons is en de waarschuwingen uit de prediking ons terecht raken.
Mystiek is hier dan een begrip of een ander woord dat staat voor, ‘verborgen godsdienstig leven’ of zo u wilt voor ‘innerlijke vroomheid’.
Een hele mooie zaak dus.
In het boek, “Tussen Ja en Neen”, beschrijft professor K. Schilder, toen nog ds. Schilder, op de pagina’s 167 tot 232 “de ware en valse Mystiek”.
Hij geeft aan, dat de gezond-mystieke mens ‘hongert en dorst naar de gerechtigheid’. (blz.168). Wie eenmaal geproefd heeft van het vertroostende Evangelie, die wil er meer van smaken. Dit alles is heel mooi en positief, reddend en zaligmakend.
Over de dingen die met de gelovige gebeuren tijdens de prediking zegt hij: “de wedergeboren mens neemt door de werking van de Heilige Geest, met zijn ganse persoonlijkheid het Evangelie aan. (blz.176)
Wij zouden zeggen, tijdens de preek staan we geheel open voor de troost van het evangelie.
Dit is de gezonde mystiek, een zaak die voor ons allen van het grootste belang is.

Mystieke unie met Christus


Wij volgen de bespreking van prof. Schilder op de voet en zien dat over het “aannemen” van het Evangelie nog wel iets meer te zeggen valt.
Hij spreekt over doorléving van de heilsfeiten (blz. 182).
Wanneer wij naar de prediking luisteren, dan doet alles wat de Heiland overkomen is ons in eenzelfde richting gaan: wij weten ons met Hem gekruisigd, met Hem gedood, met Hem begraven, met Hem opgewekt en met Hem gezet in de hemel.
Het verlossende Evangelie trekt een spoor in ons leven, we worden er anders van.
Wij worden vlees van Zijn vlees en been van Zijn been.
Wij worden klaargemaakt om het Lam te volgen waarheen het ook gaat.
Wij gaan op de lijdensweg achter Christus aan, krijgen een eigen ‘doornenkroon’ te dragen, ervaren het “overblijfsel van Zijn lijden” en wij “voelen Zijn banden”.
De mystieke unie met Christus voltrekt zich.
Tot zover gaat alles goed, we merken hier niets van wat “moeder Ate” en de mensen van haar gezelschap zoeken en menen te vinden.
Maatgevend voor de ‘gezonde mystiek’ is het feit dat het Evangelie als genademiddel wordt ingezet. De gelovige schikt zich tot aandachtig luisteren en zo ontvangt hij de Evangeliewoorden, die vervolgens door de werking van de Heilige Geest hem tot leven wekken.
Bepalend is, dat er een middel wordt ingezet, een genademiddel, Woord of sacrament.

Valse mystiek


De mystiek in ‘het Zeeuwse’ is iets heel anders, daar loopt het proces van ‘bekering’ langs heel andere lijnen.
Prof. Schilder geeft aan, dat bij de valse mystiek het menselijk hart het “zalig middelpunt” is.
In de vijver van het hart werpt God woorden of teksten, en zo ontstaan er concentrische cirkels waarbij het zaligmakend geloof bezit neemt van de gehele persoon. (blz. 176)
Direct van boven werpt God naar binnen. Er komt geen middel aan te pas. Het wonder gebeurt krachtdadig op een bepaald moment, en onmiddellijk.
Niet tijdens de prediking, want middelen van genade komen er niet aan te pas.
Niet tijdens de kerkdienst, dorstend naar gerechtigheid, luisterend naar het Woord.
Nee, als ‘Moeder Ate’ de varkens voert en op de Here aanloopt met smeekbeden, wordt ze plotseling bepaald bij het feit ‘dat hier alles eindig is’ en dat je ziel geborgen moet zijn. En als ze dan haar leven overgeeft, meent ze dat ze eens en voor altijd bekeerd is.
Zij is er. Hoe breekbaar het nieuw ontvangen geluk ook is.
Dit is haar “weggie” en ze mag dikwijls in de kring van het ‘gezelschap’ getuigen van haar wonderbaarlijke bekering.
Moeder Ate wordt door Rudolf van Reest getekend als een sympathieke oude vrouw die zich niet bijzonder voorstaat op haar verworvenheden. Maar daar is ook ene “Krientje Boone” de lapjeskoopman, die met paard en wagen de boer op gaat. Hij kan met zijn preken z’n klanten tot wanhoop brengen en aangeven dat het begeerde heil niet voor een ieder beschikbaar is.
Zulke lieden zijn hooghartig, pedant, zij hebben een ‘zoet geheim’ en dat zoete geheim is alleen maar beschikbaar voor ingewijden en ingeleiden, en wordt slechts genoten door de uitverkoren enkeling. Het zijn de mensen die het voorrecht genieten, “stillekens te kunnen afsteken naar het binnenste kamertje van het zielehuisje”.
Veel woorden van deze ‘tale Kanaäns’ zijn verkleinwoorden. Dat is wel te begrijpen. Want het zijn niet de dingen die buiten blijven en daar hun eigen gestalte bewaren. Nee, het zijn de dingen die in de ziel vallen en daar dan ook ěn moeten passen.
Het ‘lieve Wezentje’ van Moeder Ate, hoe oneerbiedig dit ook overkomt, past prima in haar hartekamer.

Heilig Avondmaal


Als het heil alleen genoten wordt door de ingewijden en de ingeleiden, dan zal het Avondmaal ook alleen gevierd worden door deze kleine groep, alleen de enkelingen die zekerheid hebben aangeraakt te zijn door God, mogen aangaan.
Hier zien we iets van het trieste leven van de Oud Gereformeerden en van de Gereformeerde Gemeenten. De enkelingen worden gered maar de gemeente in z’n breedheid mag geen hoop koesteren. Als we dit juist taxeren dan is dit ‘bevindelijke’ leven, niet iets om naar te verlangen.
Hoe voorbeeldig de mensen uit deze kringen ook leven, en wij kunnen in dit opzicht veel van hen leren, hun geloofsopvatting heeft niets aantrekkelijks en berust ook op het grote misverstand van de valse mystiek.

Het zielehuis


Wonderlijk zijn de opvattingen en de belevenissen van de misleide mensen.
Wij vragen ons af of de kerkdiensten, de verkondiging en de Schrift dan helemaal geen plaats meer hebben in hun leven.
Naar de indruk van prof. Schilder moet de prediking in die kringen zeer eenzijdig zijn. De zogenaamde “bevindelijke” prediking kent maar één hoofdstuk, alleen van belang zijn “de gangen van Gods heilswerk tňt de ziel en ěn de ziel”. (blz. 208)
De prediking zal altijd uit dit hoofdstuk komen, en daarmee zeer versmald gebracht worden.
En de Schrift, welke functie heeft deze?
De ingewijden en de ingeleiden kennen in hun zielehuisje een zalig spel tussen God en de ziel (blz. 184), daar vindt de inwendige conversatie plaats met de hemelse Bruidegom, daar worden raadselen opgelost, dromen uitgelegd, en gezichten verstaan.
De produkten uit het zielehuis worden vervolgens vergeleken met teksten uit de Schrift.
De Schrift moet het sluitende bewijs leveren dat de activiteiten in de ziel iets goeds hebben voortgebracht, of niet. Kan men uit de Bijbel een en ander niet bewijzen, dan zal men het in zijn ‘getuigenis’ verder niet naar voren brengen.
Maar als het Evangelie zodoende achter de persoonlijke openbaring aankomt, dan blijft er van de eenheid en de zelfstandigheid van de Schriften weinig over. Prof. Schilder geeft aan dat voor deze mensen de Bijbel dan ook niet meer is dan een “teksten museum”. Losse teksten worden aangedragen, zij moeten de ziele-openbaring canoniseren.

De christen


Nu eenmaal het accent op de ziel ligt en de band met de Evangelieverkondiging lijkt doorgesneden, worden er heel veel geloofszaken anders en dikwijls ‘omgekeerd’ gezien.
Waar wij weten, dat God tot ons komt in de prediking en dat zodoende “mijn wil” door Hem bewogen wordt en zich gaat inzetten, daar geloven wij dat langs deze wegen “Christus in ons gestalte krijgt” en dat wij “tot Gods Sabbat ingaan”, waarbij alles tenslotte zijn doel vindt “in Hem”.
Zoniet bij de vals-mystieke gelovige.
Bij hem voltrekt zich het mysterie in de ziel, daar vindt “een stichtelijk spelevaren in de zalige kratermeertjes” plaats. (blz. 185)
Daar krijgt “de christen” gestalte in hem.
Daar gaat God in tot de sabbath van de mens.
Daar is het grote doel het rusten in de heerlijke dingen van de menselijke ziel.
Alles lijkt hier verkeerd te gaan en de arme gelovige lijdt grote schade aan zijn ziel. (blz. 194)
Over het algemeen is deze mystieke mens bang voor een gesprek, bijvoorbeeld met ambtsdragers, tenminste wanneer deze mysticist lid is van een gewone Gereformeerde Kerk.
De ambtsdrager heeft immers de Schrift waaruit hij spreekt, en daardoor wordt de vals-mystieke mens op veel punten schuldig bevonden.
Wanneer professor Schilder zijn eindbeoordeling geeft, dan spreekt hij van vermomd ongeloof, ongehoorzaamheid en zelfs van geestelijke hoererij.
Ongeloof, want eenzelfde praktijk vindt men in alle religies, daarvoor behoef je niet christelijk te zijn. Ook de Hindoe en wie al niet, kan vanuit de ziel dezelfde gevoelens opwekken. Het is een natuurlijk, alledaags psychologisch verschijnsel. (blz. 193)
Het is zelfdienst en afgodendienst, zelfzuchtige verliefdheid, dromen dromen i.p.v. profeteren, men behaagt zichzelf. Alles is immers door, voor en tot de Eigen Ziel.

Treurige afloop


Het teleurstellende in het leven van de vals-mystieke mens vormen de steeds weerkerende “pauzen van duister”. (blz. 191)
Want wie afhankelijk is van eigen ziel met er bij behorende gevoelens, die is dikwijls de troost van de eigen-liefde kwijt.
Wordt men depressief, en worstelt men met veel negatieve gevoelens, dan verdwijnt alle geluksgevoel en zal men alle houvast verliezen.
Diepe teleurstelling en zelfs radeloosheid kan het gevolg zijn.
Gemakkelijk is dit verschijnsel te verklaren: men heeft immers het “anker” in eigen schip uitgegooid? Men is in donkere tijden geheel aan zichzelf overgeleverd!

Meutje Aote heeft het geweten. Nadat dominee in z’n zondagvondpreek het “wee U, wee U” had benadrukt, is de arme vrouw ernstig bij zichzelf te rade gegaan.
Ze is ten prooi gevallen aan de grootste onzekerheid.
Maandagochtend miste men haar, en de buren vonden haar: voor de bedstee had ze zich opgehangen. Ten einde raad, kon ze niet verder leven. Hoe verschrikkelijk ook, het is wel eerlijk.
Krientje Boone, de zalver, zou die weg nooit gaan, hij maakte van de godsdienst een winstgevend bedrijf, en hij wist zich op te werken tot predikant en heeft nog vele jaren de mensen op dwaalsporen gebracht.

Bede


En wij, die voor deze gevaarlijke dwalingen bewaard zijn gebleven, ons past alleen maar bescheidenheid en dankbaarheid. Wat een wonder dat de Here ons geplaatst heeft in zijn Kerk, waar de dienst aan Hem rust op de gezonde basis van de Evangelie-prediking.
Het Woord, uitgezaaid in onze harten, is het genademiddel dat ‘innerlijke, verborgen vroomheid’ wil bewerken.
En mochten onze gevoelens door depressie of andere oorzaak achterblijven, dan zullen we opzien en afhankelijk blijven van de Here, die buiten ons en boven ons, zijn woonplaats heeft. Wij werpen het anker uit in de hemel en zullen niet beschaamd worden.
Geve de Here dat Zijn heerlijk Evangelie nog vele “gebondenen” mag vrijmaken.