Lichaam


De kerk is het lichaam Van Christus. Zo geloven en belijden we. In de artikelen over de kerk, in de Nederlandse Geloofsbelijdenis, vinden we niet precies deze woorden terug. Ook niet in Zondag 21 van de Heidelbergse Catechismus. Maar de zaak wel. “Samengevoegd en verenigd in eenzelfde Geest, door de kracht van het geloof” (art. 27 NGB). Eén lichaam. De leden van dat lichaam worden vergaderd door de Zoon van God (HC Zondag 21, antw. 54). En we belijden in antw. 55 “dat de gelovigen allen samen en ieder persoonlijk als leden gemeenschap hebben met de Here Christus”. Verenigd. Leden van. De kerk is het líchaam van Christus.

Hoofd en leden


Ja, zo spreekt de Bijbel. Bijvoorbeeld in Romeinen 12, vers 4 en 5:
”Want, gelijk wij in één lichaam vele leden hebben, en de leden niet alle dezelfde werkzaamheden hebben, zo zijn wij, hoewel velen, één lichaam in Christus, maar ieder afzonderlijk leden ten opzichte van elkander”.

En in I Korintiërs 12, dat bekende hoofdstuk over de gemeenschap der heiligen, lezen we in vers 12 en 13:
Want gelijk het lichaam één is en vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele ook, één lichaam vormen, zo ook Christus; want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn wij met één Geest gedrenkt.”

En als we het Heilig Avondmaal vieren en Christus’ offer aan het kruis gedenken, dan horen we het ook steeds weer:
“Door die Geest, die in Hem als in het Hoofd en in ons als zijn leden woont, doet Hij ons in zijn gemeenschap leven en geeft Hij ons deel aan al zijn schatten: het eeuwige leven, de gerechtigheid en heerlijkheid.
Ook verbindt Hij ons onderling door dezelfde Geest als leden van één lichaam in ware broederlijke liefde. Want de apostel Paulus zegt: Omdat het één brood is, zijn wij, hoe velen ook, één lichaam; wij hebben immers allen deel aan het ene brood (1 Kor. 10:17). Daarom zullen wij allen, die door waar geloof in Christus ingelijfd zijn, samen één lichaam zijn. Omdat Christus, onze geliefde Heiland, ons eerst zo uitnemend heeft liefgehad, moeten wij ook elkaar liefde bewijzen en dat niet alleen met woorden, maar ook door onze daden.”

Door het werk van de Heilige Geest zijn de gelovigen in Christus. En Christus in ons. Hij, onze Here, het Hoofd. Wij, de leden van de gemeente, het lichaam.
”En Hij heeft alles onder zijn voeten gesteld en Hem als hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente, die zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles in allen volmaakt.”


Gemeenschap


Het is goed om daar eens over na te denken wanneer we het hebben over ons belijden van de kerk. De kerk: niet maar een groep mensen die elkaar gevonden hebben, op een bepaalde overtuiging. Of in een bepaalde ligging, een bepaalde levenshouding. Nee, we hebben al eerder gezien dat die mensen, die de kerk vormen, geroepen en gekomen zijn door het Woord van God. En dat zij alleen kerk kunnen zijn en blijven als ze aan dat Woord vasthouden. Eenvoudig. Volkomen. Zonder er iets aan toe of af te doen.
Dat betekent vasthouden aan het Hoofd Christus. Wie zich niet houdt aan het Hoofd, die verliest ook de gemeenschap met het lichaam. Die stelt zich buiten het lichaam. Die is geen “lid” meer; die maakt geen deel meer uit van de gemeenschap der heiligen.
We moeten dat goed zien. Juist in deze tijd. Dat begrip “gemeenschap” wordt maar al te gauw opgerekt. Maar zonder eenheid in geloof, dat is eenheid in de waarheid van Gods Woord, is er geen echte gemeenschap. Dan is er geen sprake van samen behoren tot het lichaam van Christus. Dan is er ten diepste geen sprake van samen verbonden zijn met het Hoofd Christus.

Eén


Veel mensen om ons heen willen daar niet echt aan. Ze menen dat er, ondanks “kerkelijke verdeeldheid” toch een zekere geloofseenheid kan zijn. En het is natuurlijk ook heel verleidelijk om zo te denken. Niemand die meent oprecht te geloven wil toch graag horen dat hij of zij niet echt verbonden is met Christus? Niet op de manier die de Here Christus vraagt? Want als je dat wel gelooft, dan moet je kiezen. Dan moet je je steeds weer afvragen wáár dat lichaam van Christus zich bevindt. Waar je je in gehoorzaamheid bij moet voegen om tot dat ene lichaam te behoren. En die vraag, die keuze, kan zo moeilijk zijn. Die kan zoveel offers vragen.
En toch is het de enige weg. Eén lichaam, zegt I Korintiërs 10: 17. Eén lichaam. Een eenheid. Niet verdeeld. Niet hier een stukje en daar een stukje. Nee, het lichaam van Christus kan niet verdeeld zijn. Dan zou het geen lichaam meer zijn maar een verzameling van losse ledematen. Maar de Schrift leert ons anders.
Niet voor niets worden tot het Heilig Avondmaal alleen die mensen toegelaten die lid zijn van de gemeente. Of van een zustergemeente. Want de dood van de Here verkondigen, het werk van ons enige Hoofd Christus belijden, dat doe je als zijn lichaam. Als één lichaam.

Broeders en zusters


Daarom is ook eigenlijk de aanspraak “broeders en zusters” alleen bestemd voor hen die met ons het lichaam van Christus vormen.
Al wie de wil Gods doet, die is mijn broeder en zuster en moeder. (Markus 3:35)

Wie de wil van God doet. Wie zich gehoorzaam laat roepen. Wie deel uitmaakt van dat ene lichaam. Ja, die kan ik aanspreken met “broeder”, met “zuster”. Met die heb ik een broederband. Met die ben ik één in het Hoofd Christus.

Hard? Sommigen menen van wel. En het is goed voor te stellen dat we heel gemakkelijk ook anderen nog aanspreken als broeders en zusters. Zeker als we nog maar zo kort geleden inderdaad één lichaam vormden en aan dezelfde avondmaalstafel zaten. Dan wil je niet meteen zo radicaal zijn. Dan wil je, wanneer je nog in gesprek bent en nog goede contacten met elkaar hebt, de ander die broedertitel nog niet onthouden. Als we ons nog zo heel erg sterk aan elkaar verwant voelen. Misschien is de breuk niet definitief? En elkaar geen broeder of zuster meer noemen, dat komt inderdaad hard aan. Dat is gevoelig. Dan is het net of we bij de ander geen geloof meer zien.
Laten we elkaar daar maar niet te hard over vallen. Als we maar wel scherp zien dat in feite de broederband verbroken is, als er geen eenheid meer is. Als we niet samen tot het ene lichaam behoren.

Rijk


Zo trekt de Schrift duidelijk de grens. Wie niet tot het lichaam van Christus behoort, die mag ook geen aanspraak maken op de verbondenheid met het Hoofd Christus. Die mag geen recht meer claimen op al Christus’ weldaden.
Maar aan de andere kant is het rijk en troostvol om de kerk te kennen als het lichaam van Christus. Hoofd en lichaam zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het Hoofd regeert. En de leden reageren gehoorzaam. Zij kunnen niet anders. Zij geven zich in vertrouwen over aan hun Hoofd Christus. Samen. Als één gemeente. Eén in Christus. Eén van geest. Dan kan er verschil van mening zijn. Dan kunnen hand en voet soms verschillende kanten op willen. Maar ze zijn ondanks verschillen samen dat ene lichaam, geleid door het ene Hoofd.
De kerk: lichaam van Christus, vast verbonden met onze Heiland, en dus met elkaar.