Vrij en vrijwillig samen?


De kerk... Wat is daar al veel over gesproken en geschreven. Wat is de kerk? Waar is de kerk? Naar welke kerkvergadering moet ik me laten roepen? Hoe moeten we zien naar andere kerkgenootschappen? Hoe moeten we omgaan met onze oecumenische roeping?

Als we het hebben over ware en valse kerk, dan worden die begrippen al gauw genuanceerd. Soms gerelativeerd. Het gebruik van die woorden roept ook af en toe wrevel op. En we willen elkaar toch niet kwetsen? We willen toch geen afstand creëren tot hen met wie we ons verbonden voelen? We willen toch juist die verbinding zóeken? We willen toch voor elkaar aantrekkelijk zijn?

Als je het wel wilt hebben over ware en valse kerk, over de betekenis en de consequentie van art. 27, 28 en 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, dan loop je het gevaar beschuldigd te worden van radicalisme...

Denominatie

Waar komt die aarzeling, die afstandelijkheid t.o.v. het profetisch Schriftuurlijk spreken over de kerk vandaan?

En, een tweede belangrijke vraag: wordt die aarzeling, die relativering ook onder ons gevonden? Onbewust misschien?

In dat verband willen we graag iets vertellen over het zogenaamde denominationalisme. En de invloed van die denkwijze.

Het begrip denominationalisme is afgeleid van het woord denominatie. Denominatie betekent tegenwoordig: een religieuze groep met een eigen identiteit en traditie. Het wordt in de praktijk vooral gebruikt voor protestantse groepen en kerkgenootschappen.

In Nederland zijn er tientallen, wereldwijd honderden denominaties te vinden.

En wat is dan denominationalisme? Dat is de denk-richting, de geestelijke instelling, die meent dat al die denominaties deel uitmaken van de ene wereldwijde kerk van Christus. Al die kerkgenootschappen en religieuze groeperingen hebben zo hun eigen geschiedenis, hun eigen cultuur, hun eigen tradities, hun eigen opvattingen. Maar... alle samen zijn ze de kerk.

Herkenbaar?

Nieuwe wereld

Het denominationalisme is 'opgegroeid' in Amerika, in de Verenigde Staten vooral. Dat is historisch wel verklaarbaar. Het heeft te maken met de heel eigen Amerikaanse geschiedenis. De Verenigde Staten, en ook Canada, zijn echte immigratielanden. In de negentiende en twintigste eeuw zijn miljoenen mensen uit allerlei landen naar Amerika getrokken. Uit Europa zeer velen, ja, de meesten, die lid waren van een kerkgenootschap. Die kerkelijke achtergrond namen ze mee. In de 'nieuwe wereld' institueerden ze opnieuw gemeenten. Dat leidde tot een heel grote variatie aan kerkgenootschappen, die als het ware samen binnenkwamen. Naast elkaar. Tegelijkertijd.

Daar kwam bij dat heel veel immigranten uit een situatie kwamen van discriminatie, achterstelling en verdrukking. Denk maar aan de afgescheidenen die naar Amerika trokken.

Dat alles leidde ertoe dat veel mensen het anders wilden doen dan in de 'oude wereld' (Europa). Anders en beter. Dus niet meer de nadruk leggen op kerkelijke verschillen. Dat had immers tot heel veel ellende geleid? Tot vervol-ging en achterstelling? Nee, dat moest anders. Veel meer vreedzaam naast elkaar leven. En ze hadden elkaar toch nodig? Samen bouwend aan de nieuwe wereld?

Zo werd de Amerikaanse samenleving gekenmerkt door een grote kerkelijke tolerantie.

Zo groeide het kerkelijk leven in Amerika in een heel andere context, op een heel andere manier dan in Europa.

Revolutionair

Dat kerkelijk leven ontwikkelde zich ook in het klimaat van de Amerikaanse grondwet. Van die grondwet is veel goeds te zeggen. Maar vanuit christelijk oogpunt is er ook serieuze kritiek te oefenen. De opstellers van die grondwet waren sterk beïnvloed door de zeventiende-eeuwse filosoof John Locke. Deze John Locke was een voorloper van de Verlichting en de grondlegger van de gedachte van de 'volkssoevereiniteit'. Dat wil zeggen dat het gezag van staat en overheid niet berust op goddelijk gezag maar op vrijwilligheid. Burgers gaan op vrijwillige basis een overeenkomst aan om zich maatschappelijk te organiseren. Op basis van vrijwilligheid aanvaarden ze een staatsvorm en een regering. Deze gedachte was een van de pijlers onder de latere Franse Revolutie. Een van de pijlers ook onder de Amerikaanse Revolutie waarbij de Verenigde Staten onafhankelijk werden van Groot-Brittannië. (En van onze eigen staatsinrichting!)

Kenmerkend voor de gedachte van de volkssoevereiniteit is dus dat mensen niet een hoger gezag erkennen om hun samenleven naar te richten. Ze maken zelf een keuze. Vrijwillig. Ze kunnen daar dus ook weer op terugkomen.

Wel, John Locke paste dat principe ook toe op de kerk. Op het instituut, de instelling van de kerk.

In een artikelenserie in de Clarion (blad van de CanRC, de Canadese zusterkerken van de GKv), in 1978, wijst wijlen ds. Cl. Stam de invloed van John Locke ook aan. John Locke verwoordde het zo:

'The Church is a free and voluntary society.' (Geciteerd via de Clarion.)

De kerk is een vrije en vrijwillige gemeenschap. Als we die gedachte goed doordenken is duidelijk dat het gehoorzaam volgen van de roepstem van de Heere bij John Locke geen rol speelt. Kerklidmaatschap is helemaal een zaak van vrijwillig aansluiten bij een kerkelijke gemeenschap, naar eigen keus.

Ja, dat is revolutionair, het niet erkennen van God als enige bron van gezag, ook voor het kerklidmaatschap.

Vrij en vrijwillig

Die gedachte van vrijheid en vrijwilligheid doortrok de hele Amerikaanse samenleving. En doet dat nog altijd. Vrij en vrijwillig. Dat betekende een open deur voor het individualisme. En we weten wel dat het individualisme misschien wel een van de belangrijkste kenmerken is geworden van de Amerikaanse samenleving. Ieder voor zich! Alles uit eigen kracht! Je kunt succes hebben in het leven, maar dan moet je het zelf doen!

Dat gedachtengoed heeft ook de Amerikaanse kerkelijke wereld grotendeels veroverd.

De lijnen komen bij elkaar.

We doen het in de nieuwe wereld anders. Niet tegen elkaar, maar vreedzaam naast elkaar. Ja, waar dat nuttig is, samenwerkend. Niet omdat ons dat geboden wordt, maar omdat we het zelf zo willen.

Denominationalisme

Toegepast op het kerkelijk leven leidde dat dus tot het denominationalisme. Gelovigen organiseren zich vrijwillig in kerkgemeenschappen. Naar eigen keuze. Geen van die gemeenschappen kan exclusief aanspraak maken op de status van ware kerk van Christus. Nee, al die kerken samen zijn de kerk.

We citeren een artikel van drs. B.P. Hagens uit Nader Bekeken, juni 2010:

'Dit wijst niet op ouderwetse interkerkelijkheid, maar wel op (Amerikaans) denominationalisme. De kerk is een 'keuzekerk' geworden, waarvoor je zelf kiest en die je (samen met gelijkgestemden) in eigen beheer hebt. Dit geldt niet alleen de denominaties die het product zijn van particulier initiatief. Deze visie wint ook terrein binnen traditionele kerkgenootschappen. De 'geprivatiseerde' kerk (denominatie) is een private aangelegenheid, zonder publiek-godsdienstige functie. Zo'n keuzekerk past in onze geïndividualiseerde samenleving. De persoonlijke keus als uiting van zelfexpressie is vandaag enorm belangrijk.'

Dat is denominationalisme. Na de Tweede Wereldoorlog kwam dit Amerikaanse gedachtengoed naar Europa. In Nederland sloot het aan bij al bestaande ideeën, zoals de leer van de pluriformiteit. En langzamerhand heeft het de kerkelijke wereld veroverd. Zelfs 'Rome' lijkt een beetje mee te doen.

De kerk is van de Heere? Nee, van onszelf.

Bepalend is de persoonlijke band aan de Heere, zoals de gelovige die ervaart. En niet het instituut, niet de georganiseerde gemeenschap waartoe je behoort.

Samenwerken is op grote schaal mogelijk. En nooit zal er een oordeel uitgesproken worden over een ander kerkgenootschap.

Belijdenis

In de wereld van het denominationalisme heeft ook de belijdenis een andere betekenis. Het is een document waarmee de eigen identiteit wordt verwoord. Maar het heeft niet meer zo sterk de functie van 'formulier van eenheid'. Het is veel minder bindend.

Veel presbyteriaanse en gereformeerde kerken in Amerika gaan dan ook anders om met de belijdenisgeschriften. Niet alle. Maar wel heel veel. Ruimer. Voor meer interpretaties vatbaar.

Het betekent dat daardoor Schriftuurlijke barrières tegen onschriftuurlijk spreken en handelen verzwakken en/of wegvallen. Het betekent dat kerken elkaar minder of zelfs helemaal niet kunnen aanspreken op hun belijdenis.

Wie dat wel doet, wie wel bezwaar maakt tegen denominationalisme, zo toonde ds. Stam in 1978 al aan, die wordt niet serieus genomen. Zó tolerant is het denominationalisme nu ook weer niet. Wie hiertegen waarschuwt, wie zich verzet, wie oordeelt over andere kerkgenootschappen, wie het wil hebben over ware en valse kerk, over kenmerken, over het houden van de belijdenis, die zet zichzelf buiten het gesprek. Die wordt beschuldigt van sektarisme.

Westminster Confessie

De meeste Engelstalige kerkgenootschappen hebben niet dezelfde belijdenisgeschriften als onze kerken. Over het algemeen hebben ze de Westminster Standards aanvaard. En daarbinnen neemt de Westminster Confession een belangrijke plaats in. Vergelijkbaar met onze Neder-landse Geloofsbelijdenis. Die Westminster Confessie spreekt voor een heel groot deel de Schrift na. Vandaar ook dat bijv. de GKv veel contacten hadden en zochten met Engelstalige presbyteriaanse en gereformeerde kerken wereldwijd. Toch zijn op enkele punten de artikelen van de Westminster Confession niet goed. Dan hebben we het in dit verband over het belijden van de kerk. Art. 25 van de Westminster Confession geeft ruimte voor een opvatting die niet naar de Schrift is. Die ook anders is dan wij belijden in de NGB. Zo wordt er gesproken over onzichtbaarheid van de kerk, maar ook over meer en minder zuiver.

Dat dit zo is neergeschreven in de tijd (1647) dat de Westminster tot stand kwam is begrijpelijk. De Engelse kerk was staatskerk. De opvatting van de koning en van het parlement waren zeer sterk wegend. Nationale eenheid, ook op kerkelijk terrein, werd gezien als een politieke noodzaak. Koning en parlement bemoeiden zich veel meer met de kerk, en met de vergadering die de Westminster opstelde, dan bijv. onze Staten-Generaal tijdens de Nationale Synode van Dordrecht.

De achtergrond van de Westminster is dus het bestaan van één nationale kerk. In die context is het spreken over meer en minder zuiver te begrijpen. Maar in een situatie van het bestaan van meerdere kerkgenootschappen die alle de Westminster Standards hebben aanvaard, de situatie in de 'nieuwe wereld', Amerika, wordt dat anders. We moeten dan vaststellen dat art. 25 van de Westminster Confession gelegenheid geeft om van de Bijbelse leer over de kerk af te wijken. En veel presbyteriaanse en gereformeerde kerken zijn op dat punt ook afgeweken. Artikel 25 van de Westminster geeft rúimte juist voor het denominationalisme. Dat zeer aantrekkelijke denominationalisme.

En daardoor tot een verkeerde oecumene. Het speelt een belangrijke rol in onze verhouding tot de CanRC. Het speelde een belangrijke rol in het ontstaan van onze zusterkerk te Abbotsford. Ook de CanRC zijn, o.a. door het volledig erkennen van de Westminster Standards, op het spoor van het denominationalisme terechtgekomen. (Zie artikelenserie 'Onze zusterkerk in Abbotsford', door M. Vermeer, mei/juni 2016; zie acta GS Emmen, 2009/2010; zie Studierapport GS Groningen, 2015, Acta pag. 264-300.)

Onzichtbaar, meer of minder zuiver

Het gaat m.n. om artikel 25, lid 1 en 4 van de Westminster Confessie. We laten hier het hele artikel volgen, in de vertaling van ds. G. van Rongen (De Vuurbaak, 1986):

25-1 De katholieke of universele kerk, die onzichtbaar is, bestaat uit het volle aantal uitverkorenen, die tot één vergaderd werden, worden of zullen worden onder Christus haar Hoofd. Zij is zijn vrouw en zijn lichaam, vervuld met Hem, die alles in allen volmaakt.

25-2 De zichtbare kerk, die onder het evangelie eveneens katholiek of universeel is (niet tot één natie beperkt, zoals vroeger onder de wet), bestaat uit allen die over de hele wereld de ware godsdienst belijden, samen met hun kinderen. Zij is het Koninkrijk van de Here Jezus Christus, het huisgezin van God. En buiten haar is er geen normale mogelijkheid om behouden te worden.

25-3 Aan deze katholieke, zichtbare kerk heeft Christus gegeven de evangeliebediening, de woorden Gods en zijn instellingen, voor de vergadering en volmaking van de heiligen in dit leven, tot aan het einde van de wereld. Door zijn tegenwoordigheid en door zijn Geest maakt Hij deze daartoe krachtig, naar zijn belofte.

25-4 Deze katholieke kerk is soms meer soms minder zichtbaar geweest. En afzonderlijke kerken, die leden ervan zijn, zijn meer of minder zuiver, al naardat de leer van het evangelie gepredikt en omhelsd wordt, de Goddelijke instellingen worden bediend en de openbare eredienst meer of minder zuiver in haar uitgeoefend wordt.

25-5 De zuiverste kerken die er onder de hemel zijn staan nog bloot aan verwarring en dwaling. En sommige kerken zijn zo verbasterd dat ze geen kerken van Christus meer zijn maar synagogen van Satan. Toch zal er altijd op aarde een kerk zijn die God overeenkomstig zijn wil zal vereren.

25-6 Er is geen ander Hoofd van de kerk dan de Here Jezus Christus. De paus van Rome kan dus in geen enkel opzicht het hoofd ervan zijn, maar hij is de antichrist, die mens der zonde en zoon des verderfs die zichzelf in de kerk tegen Christus verheft en tegen al wat God heet.

Het spreken over onzichtbaar en meer of minder zuiver leidt tot verwarring en verschillende interpretaties. Je kunt deze begrippen Schriftuurlijk toepassen. Maar ook denominationalistisch.

De NGB is in deze zaken duidelijker.

Naar buiten

Het denominationalisme heeft grote betekenis voor de manier waarop kerkleden naar buiten treden. Je bent dan in de maatschappij werkzaam als gelovige, zeg maar als christen, maar níet als kèrklid! Het denominationalisme maakt het kerk-zijn los van het christen-zijn. Je doet je dagelijks werk als gelovige, dat is uiteindelijk wijzend op, voorlevend, het van Christus zijn. Maar je wijst niet op Zijn lichaam. Je wijst niet op de kerk.

Dat gaat ver. Daardoor o.a. kon in Nederland het GPV opgaan in de ChristenUnie: je hoeft geen lid te zijn van de Gereformeerde Kerk maar je moet een 'levend christen' zijn. Ook rooms-katholieken kunnen nu meedoen...

Daardoor konden de gereformeerde scholen hun grond-slag veranderen. Daardoor konden veel gereformeerde organisaties overgaan op een open toelatingsbeleid.

Daardoor werd interkerkelijke samenwerking mogelijk.

En wat te denken van de zogenaamde Nationale Synode?

Wat te denken van kanselruil tussen CGK, NGK en GKv? Zonder dat er sprake is van werkelijke eenheid?

Gevolgen

Het denominationalisme is bezig de kerkelijke wereld te veroveren, als die al niet veroverd is. En dat leidt ertoe dat de roep tot bekering en reformatie verstomt. Dat leidt ertoe dat dominees van verschillende kerken samen kunnen optreden bij (nu nog) bijzondere gelegenheden. In Amerika komt dit zeer veel voor, soms zelfs samen met de pastoor.

Het leidt ertoe dat verschillende kerken samen evangeli-satie-projecten kunnen opzetten. En maatschappelijke projecten.

Het leidt ertoe dat heel verschillende kerken toch samen hulp kunnen verlenen aan kerken in het buitenland.

Het leidt ertoe dat je gerust een prominent lid van een ander kerkgenootschap voorlichting kunt laten geven in je eigen gemeente.

Het leidt tot vormen van open avondmaal.

Nogmaals, herkenbaar?

Tolerant, samen kerk, op basis van persoonlijk geloof, vrij en vrijwillig. Scheiding tussen Christus en Christus' lichaam!

Actueel

De vraag naar de invloed van het denominationalisme is ook voor ons actueel.

Durven we ook vandaag nog vrijmoedig te spreken over ware en valse kerk, naar de belijdenis?

Durven we nog uit te spreken dat we geloven dat Christus in Nederland roept naar DGK?

Of zijn we onbewust ook onder de invloed van het denominationalisme, een van de goden van deze tijd?

Hoe zien we de HHK (Hersteld Hervormde Kerk)? Willen we het in dat verband nog hebben over 'waar' (dat is: wettig, naar Christus' roeping)? En de Christelijke Gereformeerde Kerken?

Wat te denken van de gedachte van de onzichtbare kerk, die Kuyper leerde, en zoals die ook in de GKv wel wordt aangehangen? En, daarmee verband houdend, de pluriformiteit van de kerk, die daar opnieuw gepropageerd en gepraktiseerd wordt?

Hoe moeten we spreken met onze voormalige zuster-kerken in Canada, voor wie ons erkennen van de LRC te Abbotsford een belemmering is?

We menen dat dit vragen zijn waarop de kerken en de kerkleden zich moeten bezinnen. Laten we vooral dankbaar zijn voor de Nederlandse Geloofsbelijdenis, die over deze zaken helder, in overeenstemming met de Schrift spreekt. Laten we altijd, in alle bestaande en mogelijk toekomstige contacten met andere kerkgenoot-schappen en losse gemeenten, het belijden van de kerk goed voor ogen houden. Om ons te hoeden voor het gevaar, hoe gering het soms ook lijkt, van het denominationalisme.

Het gaat om de kerk. Om de 'Kerk' met een hoofdletter. Om de Kerk van Christus. Ja, het gaat om Zijn recht en Zijn eer.

Vrij en vrijwillig samen?

Of gehoorzaam ons onderwerpend aan het juk van Jezus Christus (art. 28 NGB)?

Wat zijn onze antwoorden?