Trouw, wil ik dat?


Trouw, een veel gebruikt en gehoord woord. Te pas en te onpas.

Maar wat betekent dat woord eigenlijk?

In ons spraakgebruik van alledag heeft het de betekenis van zich houden aan een band. Een persoonlijke band. Of een band overeenkomstig de goede zeden, dat betreft dan de opvatting van wat goed is of kwaad is. Ook betekent het zich houden aan een aangegaan verbond, verplichting, verbintenis, en dan met name ten opzichte van iemand die men dient of aan wie men door vriendschap of kameraadschap verbonden is. Trouw is dus ook volharden bij hetgeen men aangenomen heeft of eenmaal begonnen is, bijvoorbeeld door een gegeven woord. Het woord trouw wordt ook gebruikt om een karaktereigenschap aan te geven.

De vraag komt op: trouw zijn, moet dat? En zo ja, waarom getuig ik daarvan?

Het motief om trouw te getuigen

In onze dagen zijn er niet zoveel mensen meer die eraan herinnerd willen worden dat ze trouw moeten zijn. En daarom is het juist vandaag de dag zo belangrijk om aan je naasten te vertellen dat er een keer een moment in het leven komt dat God een rechtvaardig oordeel zal uitspreken. Je buren, collega´s worden niet graag opgeschrikt uit een valse, onterechte, gerustheid. Ze houden er ook niet van om wakker geschud te worden door een heldere verkondiging van de toorn van de Here over een leven in ontrouw en een terzijde schuiven van Hem, ook al gaat dat langzaam en in de weg van geleidelijkheid. Dat geldt ook voor veel familie en goede kennissen die wel het Woord van de Here kennen en zich toch niet meer wenden tot Hem en Zijn evangelie in de volle rijkdom die nog steeds gratis verkrijgbaar is.

We weten het. Als er van een waar geloof gesproken moet kunnen worden, dan is de Here God de Enige die dat kan bewerken. Dat geldt voor onze huidige kring van naasten en dus in het bijzonder voor de jongeren die opgroeien tot volwassenheid.

We houden wel eens ons hart vast voor datgene wat de toekomst zal brengen als we alleen al letten op de snelle ontwikkelingen in de samenleving en de digitale mogelijkheden. Wat staat ons, ons nageslacht, en onze familie en bekenden te wachten?

Ook getuigen behoort tot een trouw leven in het verbond dat de HERE met ons is aangegaan. We zullen ons gedrongen voelen om te blijven getuigen en te waarschuwen tegen vervorming van de blijde boodschap. En daarom naar vermogen blijven getuigen van het ware geloof en de oproep om daaraan trouw te zijn.

Dat willen in het onderstaande nagaan.

Wat drijft ons tot getuigen?

Ten eerste de eer van de HERE God.

De HERE kwam de mensheid te hulp toen deze van Hem wegliep. Daarom zullen we ons niet inhouden om van Hem te getuigen. Want als onze bevolking zich niet schaamt voor haar koning, Willem-Alexander, en koningin, Maxima, zouden wij ons dan wel mogen schamen voor de Grote Koning? De Almachtige, Schepper van hemel en aarde en de Heer van alle heren, koningen en machthebbers van deze wereld?

God is het waard, dat men voor Hem opkomt. De dienst aan Hem is een liefdedienst.

Ten tweede onze roeping tot spreken.

We zullen onze roeping blijven vervullen. Hij sprak immers: Gij zult mijn getuigen zijn (Hand. 1:8). De HERE schakelt onze activiteiten in bij het verbreiden van de blijde boodschap.

Desondanks kan het gebeuren dat de HERE soms het licht van de kandelaar terughoudt. Zoals eens Jesaja de opdracht kreeg om de wet te verzegelen onder zijn leerlingen (Jes. 8:16). Omdat het volk niet meer rekende met Gods belofte en vreesde voor aardse machten, en redding verwachtte van menselijke hulp (Jes. 8:11). Zover kan het komen, dat het evangelie een gesloten boek zal worden voor degenen die gaandeweg kiezen voor hun eigen wil in het geloof en zich daarin verharden, en dat de blijde boodschap alleen nog zal aangenomen worden door hen die door de Heilige Geest verlicht worden (Jes. 29:11, Joh. 6:44,45,64-66).

Wij zullen blijven spreken en getuigen, niemand mag zich eigenmachtig aan deze roeping onttrekken. Alleen God Zelf kan ons van de opdracht tot spreken en getuigen ontslaan.

Daarbij valt eraan te denken dat we degenen te mijden hebben die afwijken van het Bijbels onderwijs en onenig-heden en verleidingen veroorzaken (Rom. 16:17).

Ten derde de liefde van God voor Zijn volk.

De redding van de ziel van de mens weegt ons zwaar op ons hart. Hoe blij zijn we als we Gods volk in waarheid zien buigen voor God! Het is een voorrecht om daaraan te mogen meewerken.

Dat is ook van belang in de ouder-kind-relatie, het oproepen om de weg van de zonde te verlaten, en de Here te zoeken van ganser harte. De liefde zal ons aanzetten tot spreken.

Hoe komt het dan, dat het zo vaak anders gaat? Omdat de eer van de Here niet zwaar genoeg weegt? Omdat de liefde verkilt? Er wordt zo vaak niet uit het geloof gewerkt, maar met het oog op succes. Dan verflauwt de inzet en worden de handen slap. Maar, de landman heeft geduld, na het zaaien wacht hij geduldig op de vruchten van het land (Jac. 5:7). En ook zal hij zich de gelegenheid ten nutte maken (Ef. 5:16). Ook van een christelijke levensstijl gaat een prediking uit. Dat zijn aanmoedigingen om sterk te zijn; God zal het hart versterken. De Here kan het trouw getuigenis van de martelaren gebruiken als het zaad voor de kerk (Hebr. 11:34-38).

Voor ons geldt het gebod: trouw in woorden en daden, de uitkomst is voor de Here.

God sprak direct

Direct na de val in zonde van de mens zocht God de mens op en sprak met hen. Direct beloofde Hij de verlossing van de zonde (Gen. 3:15). Dat betekende dat de HERE trouw is en Zijn gegeven woord zal vervullen. Hij beloofde aan Abraham een groot nageslacht te geven (Gen. 15:4, 17:4). De HERE houdt Zich aan Zijn woord. Hij doet wat Hij belooft, ook al lijkt dat voor ons mensenverstand een onmogelijkheid. Een mooi voorbeeld van de trouw van de HERE is de reis van Elimelech om een vrouw voor Izaäk te halen. Elimelech zag en erkende de trouw van de HERE aan Zijn belofte en getuigde van de goedertierenheid en trouw van de HERE, de God van Abraham (Gen. 24:27). Rebecca ging mee en Izaäk kreeg haar lief (Gen. 24:67). De HERE gaf de basisvoorwaarde voor een gelukkig huwelijk, ook daaruit blijkt de juistheid van het getuigenis van Elimelech.

In het tweede gebod verbiedt God het ons om Hem te dienen op een andere manier dan Hij geboden heeft (Exod. 20:4-6). Hij wil dat wij Hem dienen zoals Hij dat waardig is. Want als we de HERE op onze eigen manier gaan dienen, sluipt daar zonde in omdat ons hart van nature zondig is. Dat weet de HERE ook wel, daarom waarschuwt Hij ons ervoor om het karakter van de zonde niet te onderschatten. Dat geldt voor ons, maar ook voor ons nageslacht. Het geven van een verkeerd voorbeeld wordt maar o zo gemakkelijk nagevolgd door ons nageslacht. Dat is nu eenmaal de menselijke natuur. Hele geslachten kunnen daardoor tot ongeloof komen (Exod. 20:5). Maar, gelukkig mogen we altijd weer tot de HERE gaan, ook al zijn we gevallen in de zonde van de eigenwilligheid. Als wij of onze kinderen, kleinkinderen zich bekeren, wordt de straf verminderd. Boetvaardigheid is de weg tot herstel van het onzerzijds verbroken verbond.

Gods genade is groter dan de zonde van de eigenwillig-heid (Ps. 103:8-14, Rom. 5:20). De bekering van Paulus getuigt daarvan (Hand. 9).

Trouw moet blijken

De Schriftgeleerden en Farizeeën gaven tienden van hun kleinste bezit, èn verwaarloosden tegelijkertijd het rechtvaardig handelen naar Gods wil. Zij traden niet op tegen degenen die recht en billijkheid met voeten traden. Zij verdrukten armen en weduwen. Zij toonden geen barmhartigheid en weldadigheid aan arme en behoeftige broeders en zusters. Uit hun optreden bleek dat zij in hun daden niet trouw getuigden van hun woorden en beloften (Matth. 23:23). Het is het bederf van het geloof en geloofsleven als eigen bedachte plechtigheden en stellingen meer in acht worden genomen dan het voor betrouwbaar houden van datgene wat God ons in Zijn Woord geopenbaard heeft (HC v/a 21) en daarvan te getuigen in leer en leven.

Het geestelijk leven, dat ontspringt aan de Geest van Christus, zal vreugde brengen die uit de liefde voortvloeit. De vruchten van de Geest zijn de werken die Gods Geest in de gelovige mensen werkt en waaruit het geloof blijkt. Geloven is ook trouw zijn in de gedane beloften, dat is voor ieder kerklid de bediening van het ambt van alle gelovigen: trouw getuigen in woorden en daden in overeenstemming met een waar geloof.

Gelukkig mogen we weten waar we de moed, kracht en wijsheid kunnen krijgen om aan deze roeping te voldoen. Want we mogen weten dat trouw ontspringt uit de trouw van God, Die Zichzelf niet verloochenen kan (2 Tim. 2:13).

Een hulpmiddel om trouw te zijn

De Here gaf een mooi hulpmiddel aan Zijn volk om trouw te kunnen blijven getuigen. Hij gaf aan Zijn kerk de Nederlandse Geloofsbelijdenis. In de artikelen 27 tot en met 32 belijden wij ons geloof omtrent de kerk, dat is het lichaam van Christus.

Artikel 27 gaat over de katholieke of algemene kerk. De kerk is een heilige kerk, verbreid en verstrooid over heel de wereld. Toch is zij met hart en wil samengevoegd en verenigd in eenzelfde Geest, door de kracht van het geloof.

Artikel 28 gaat over dezelfde kerk als artikel 27. En dat men zich bij de kerk van God moet voegen en de noodzaak daarvan. En dat er buiten die kerk geen heil is. Die kerk is, met het geloofsoog, gemakkelijk te kennen. Artikel 29 geeft daarvoor hèt kenmerk, en dat is de trouw aan het Woord van God, die tot uiting komt in het zuiver bewaren van Gods Woord, het zuiver bedienen van de sacramenten en het zuiver bedienen van de kerkelijke tucht.

In onze belijdenis getuigen wij dat Gods Geest en kerk geheel bij elkaar behoren.

 

Artikel 28 gaat over de kerk op aarde die Christus plaat-selijk, zichtbaar vergadert. Het adres kan aangewezen worden. Bijvoorbeeld in Bergentheim/Bruchterveld e.o., waar De Gereformeerde Kerk diensten belegt in het kerkgebouw Rehoboth, Anerweg Noord 70 te Lutten. Een brief schrijven aan de kerk van Christus is ook mogelijk. Informatie omtrent de kerk en haar adres is te vinden op de website www.dgk-bergentheim-bruchterveld-eo.nl.

Trouw in de kerkkeus

In artikel 28 gaat het over déze zaak, dat niemand zich buiten de kerk van Christus houden mag. Niemand mag zeggen: ik heb de kerk niet nodig, ik red me wel, ik kan op mijn eentje God wel dienen, ik zoek die gemeenschap op waar ik me het prettigste bij voel. Tegen deze mensen richt zich artikel 28 en roept hen op, zich bij de kerk te voegen.

Ze zijn dat verplicht. Buiten die kerk, die de HERE vergadert van het begin der wereld aan, is geen heil te vinden.

Dáár moet men zich bij voegen. Want in de ware of trouwe kerk wordt zuiver getuigd van het evangelie. Zonder eigenwillige toevoegingen die altijd verduisteringen zijn, waardoor het evangelie niet helder schijnt zoals de Here het ons geeft.

De eenheid van de kerk ligt in het vasthouden van het getrouwe getuigenis van de waarheid.

Gods bevel

Artikel 28 roept op om ook in de kerkkeus de Here trouw te zijn.

Wil dat zeggen dat die mensen die ongehoorzaam zijn inzake de kerkvergadering van de Here Christus, niet behouden kunnen worden? Maar dat is de conclusie van artikel 28 niet. Dit artikel spreekt geen oordeel uit over het al dan niet zalig worden van mensen in verband met hun kerkkeus.

Wèl staat er: Daarom handelen allen die zich van haar afzonderen of zich niet bij haar voegen, in strijd met Gods bevel (Hand. 2:40; Rom. 16:17).

Dat bevel is zo sterk omdat in een ontrouwe gemeen-schap tekort wordt gedaan aan de eer van God. Alle schapen die zich vergaderen in een ontrouwe kudde, lopen het gevaar van meegaan, dat kan hun zaligheid in gevaar brengen.

Dat is de waarschuwing waarvan we in artikel 28 getuigenis afleggen.

Onze taak

We hebben naar de mensen die in een ontrouwe kerk terecht gekomen zijn, een verantwoordelijkheid.

Deze verantwoordelijkheid klemt des te meer nu in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt openlijk geschreven mag worden dat `nu wij contextueel en cultureel gevoelig zijn geworden, ervaren veel gereformeerden de suggestie uit die Open Brief als eigenlijk behoorlijk terzake.´ (ND 9 april 2016). Zie hierover verder Persschouw 1 in De Bazuin van 4 mei jl.

Van die Open Brief deed de Generale Synode van Amersfoort-West in 1967 de uitspraak dat er `een onaanvaardbare tegenstrijdigheid bestaat tussen enerzijds de instemming met de belijdenis van de kerk en anderzijds de inhoud van de Open Brief´. (Acta art. 16).

Wat betreft onze verantwoordelijkheid gaan onze gedachten speciaal uit naar de leidinggevenden in deze kerkengroep, de predikanten, ouderlingen en diakenen (Titus 1:9), en natuurlijk naar onze familieleden, vrienden en bekenden die tot op heden zich laten voeden in een gemeenschap waar in strijd gehandeld mag worden met de belijdenis van de kerk.

De belijdenis getuigt van het Woord van God en behoort tot het fundament van de kerk.

Houdt goede moed

We zullen er rekening mee moeten houden dat ons getuigenis ons niet in dank wordt afgenomen. Want er zullen vele valse profeten opstaan en velen zullen zij verleiden. En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen (Matth. 24:12). Die verkilling betreft de liefde tot de waarheid van het evangelie en tot de naaste.

Christus spreekt ons onmiddellijk moed in en zegt:

`Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden.´ (Matth. 24:13).

Trouw zijn in getuigen, waarom behoor ik dat te doen?

De Schrift wekt ons op tot trouw in ons getuigen en tot onderlinge liefde midden in de beproevingen die ons overkomen:

`Daarom dan, laten ook wij, nu wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, afleggen alle last en zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die vóór ons ligt.´ (Hebr. 12:1).