Uitverkiezing


Uitverkiezing, je zag het al in de titel staan. En wat dacht je toen? Vind je het een lastig onderwerp? Het is vaak een onderwerp dat we vermijden omdat het te moeilijk is. Maar in dit artikel willen we toch stilstaan bij de uitverkiezing. We gaan zien wat uitverkiezing inhoudt, dat we het alleen hebben verkregen in Christus en wat een wonder het is uitverkoren te mogen zijn.

Wat is uitverkiezing?

Om antwoord te krijgen op deze vraag kijken we naar artikel 7 uit het eerste hoofdstuk van de Dordtse Leerregels. Daarin staat dat de uitverkiezing een voornemen van God is dat niet te veranderen is. Een voornemen waardoor Hij, vóórdat de wereld bestond, een vast aantal mensen heeft uitgekozen tot het eeuwige leven. De Dordtse Leerregels spreken over het wonder van de uitverkiezing. Alle mensen hadden God de rug toegekeerd en toch heeft God een groot aantal van deze mensen weer naar Zich toe gehaald. God kiest deze mensen niet uit omdat ze beter zijn dan andere mensen of omdat er al iets goeds in die mensen aanwezig was. Integendeel, Hij verkiest deze mensen juist om geloof en gehoorzaamheid in hen te bewerken. De uitverkiezing is dus de bron van al het goede voor ons behoud.

Oneerlijk!?

Nu denk je misschien, ja maar er worden dus ook mensen niet uitverkoren, is dat niet oneerlijk? Die mensen kunnen er toch niets aan doen dat ze niet geloven als God ze niet verkiest. Deze vraag wordt ook in Romeinen 9 gesteld vanaf vers 14. En het antwoord van Paulus is dan: volstrekt niet! En Paulus wijst erop hoe God Zichzelf heeft bekendgemaakt aan Mozes. De God die Zich zal ontfermen over wie Hij Zich ontfermt. God zei dit toen Israël tegen Hem had gezondigd met het gouden kalf. Het volk Israël koos tégen God en zijn geboden. En toch vernietigt Hij het volk Israël niet, maar Hij gaat verder met dit volk. Geen enkele aanspraak kan een mens maken op Gods ontferming, het is alleen zijn wil. God is zijn ontferming aan niemand verplicht. Nooit mogen wij dan God van ons ongeloof de schuld geven. Aan dat ongeloof is de mens zelf schuldig, want de mens heeft zichzelf in de ellende gestort bij de zondeval. Als God de mens verwerpt, betekent dat dat Hij die mens in zijn eigen zonde laat. Het is dus een ongelofelijk wonder als God je niet maar in die ellende laat liggen, maar je daar uithaalt. Wij mogen dan ook nooit opstandig spreken over het feit dat God sommigen uitkiest en anderen niet. Lees maar eens artikel 18 uit hoofdstuk 1 van de Dordtse Leerregels. Laten wij juist dankbaar zijn, dat God ons in Christus tot zijn kinderen heeft aangenomen.

Alleen in Christus

Want alleen in Hem, in Christus, zijn wij uitverkoren. Dat kunnen we lezen in Efeziërs 1:3 en 4.

Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus. Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht.

En wat wil dat nu zeggen dat wij in Hem uitverkoren zijn? Dat betekent dat wij onze uitverkiezing nooit los mogen maken van Christus. Toen God ons voor het begin van hemel en aarde uitkoos, toen besloot Hij tegelijk dat Hij zijn Zoon voor ons in de dood zou overgeven. Hij stelde niet alleen vast welke mensen Hij zou verlossen, maar Hij stelde ook de Weg vast waarlangs dit zou moeten gebeuren. Hij kon mensen uitverkiezen door zijn Zoon te geven. Spreken over de uitverkiezing is dus spreken over het onbegrijpelijke wonder dat God zijn Zoon voor ons overhad. Voor mensen aan wie Hij niets verplicht was. Dat is het wonder van de liefde van God. Daarin ligt voor ons de zekerheid van onze uitverkiezing. De Here geeft ons geen briefje met namen erop van wie uitverkoren zijn, maar wat Hij wel laat zien is de Weg waarlangs Hij zijn besluit uitvoert. Door het geloof in Jezus Christus mag je zeker zijn van je eigen verkiezing. En dat is alle zekerheid die je nodig hebt.

Wat een wonder!

Word je dan niet blij? God was helemaal niet verplicht om Zich over jou te ontfermen, maar toch deed Hij het. Helemaal vrij heeft Hij jou, om Christus, genade willen verlenen. Praten we nu dan nog over onrecht van God? Nee, we kunnen dan niets anders meer doen dan eerbiedig voor God neerknielen en Hem aanbidden. En samen met Paulus zeggen:

O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen! Want: wie heeft de zin des Heren gekend? Of wie is Hem tot raadsman geweest?

Of wie heeft Hem eerst iets gegeven, waarvoor hij vergoeding ontvangen moet? Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen. (Romeinen 11:33-36).