Als onze kinderen de HERE vrezen


Van Obadja, de hofmeester van Achab, zegt de Bijbel: Obadja was iemand die de HERE zeer vreesde, want toen Izébel de profeten van Jahwéh uitroeide, nam Obadja honderd profeten en verborg ze vijftig bij vijftig in een grot en onderhield hen daar (1 Koningen 18). Volgens zijn bekentenis aan Elia vreesde deze hoge ambtenaar van de koning de HERE van zijn jeugd af aan. Dat hij het nu opnam voor de bloedig vervolgde profeten van de HERE was eigenlijk niets anders dan de volharding van zijn levenswandel in de vreze des HEREN. De vreze des HEREN bepaalde zijn levensgedrag, ook als het er om ging spannen en hij moest vrezen voor zijn leven omdat hij tegen het bevel van Izébel in ging. Er was vastheid van geloof in de Almachtige, er was trouw aan de Verbondsgod en daardoor flinkheid van handelen.

Maar Izébel wist ook wat zij wilde. Zij wilde beslist de Baälsdienst invoeren in Israël. Tussen deze twee besliste mensen stond Achab en de grote massa van Israël. Zij hinkten op twee gedachten. Baäl dienen was eigenlijk niet in orde, maar Jahwéh dienen was gevaarlijk vanwege Izébel en ook laten we dat niet vergeten of onderschatten wat ouderwets. De grote massa was ruim van opvatting. Laat ieder in zijn waarde en scheld de (af-)goden van een buurman niet uit. De meeste Israëlieten vonden het allang goed. Twee gouden kalveren in plaats van de dienst aan de HERE in Jeruzalem? Het ging er toch maar om dat ze offerden? En het was toch voor de HERE? U weet wat ervan gekomen is; oorlog, bezetting, dood, verderf en ballingschap

En vandaag?

Zulke besliste mensen als Izébel en haar priesters leven nu ook in onze westerse beschaving. Mensen die overtuigd zijn van eigen gelijk in wetenschap, sport en godsdienst. Mensen die heel zeker weten dat wat zij doen goed is. Een groot deel van de mensen bekommert zich niet om God. Maar er zijn ook veel zogenaamde godsdienstige mensen die verstrikt zijn in eigenwillige godsdienst. Er zijn zelfs veel christenen die geregeld naar de kerk gaan en die blijven hinken op twee gedachten. Zij dienen de HERE, maar toch ook de tijdgeest. Zij zien wel wat in de Bijbel, maar we moeten andere godsdiensten ook in hun waarde laten. Zij geloven in de Bijbel, maar geven de wetenschap met hun Schriftkritiek ook een grote plaats in hun denken.

Ook de twijfelvragen: Ben ik wel wedergeboren? en: Is mijn bevinding wel echt? doen iemand op twee gedachten hinken.

Laten wij de HERE bidden dat er veel jonge mensen komen die overtuigd de HERE vrezen. Er zijn veel mensen die zich laten meevoeren met de grote stroom van mensen die offeren aan tijdgeest en wetenschap. Die hinken op twee gedachten en niet de besliste keuze voor de HERE maken. Denken zij dat God ongevaarlijk is?

Het verbond

Het vrezen van de HERE doet onze kinderen niet conclusies trekken over zichzelf en redeneren over het geloof, maar het doet hen opmerkzaam luisteren naar wat de HERE vraagt in zijn Woord. Zij geloven dat Christus zalig maakt eenieder die in Hem gelooft. Zij zijn bang voor de toorn van God en vragen om vergeving.

Zo mogen we onze kinderen leren van jongs-af de toevlucht te nemen tot God. Aan allen die met een oprecht hart Hem zoeken, geeft Hij zijn genade om niet. En we mogen hen vanaf hun geboorte leren dat de HERE een eeuwig verbond met hen heeft gesloten. Ook al is een kind te klein om het te weten, toch zal de HERE aan hen zijn Woord vervullen. Bij het opgroeien in het geloof zal het kind steeds meer leren vertrouwen op het Woord van de HERE; dus ook op al de beloften van het verbond over hen die de HERE Christus aannemen.

Alleen door het geloof is er de zekerheid, dat ik Christus eigendom ben en dat de vloek van het verbond niet over mij zal komen. Laten wij deze weg van het geloof van onze kinderen niet versperren door iets anders.