Onderwijs en de kerkenraad


Onderwijs geven aan de kinderen. Dat is een opdracht van God. Daar is Gods Woord duidelijk in.

Maar wie moeten dat doen?

De ouders natuurlijk. Het gaat om hun kinderen en die zijn uit henzelf voortgekomen.

Gelovige ouders erkennen dat ook. Zij brengen hun kindje zo spoedig als dat mogelijk is naar het huis van de HERE. Daar vragen zij om een zichtbare bevestiging dat de grote, alomtegenwoordige en almachtige God met hun eigen kind echt een verbond heeft opgericht. En bij die bevestiging komt de HERE naar hen toe. God de Vader belooft en God de Zoon belooft en God de Heilige Geest belooft. Zij hebben een verbond met dat éne bijzondere kindje dat daar door de ouders ten doop wordt gehouden. En dan beloven de ouders ook. Natuurlijk. Je eigen kindje zal maar zulke grote beloften ontvangen. Dan wil je jezelf ook inzetten. Zij beloven onder andere om hun kind te onderwijzen en te laten onderwijzen in de volkomen leer van de zaligheid, zoals die in de kerk geleerd wordt.

Maar die eredienst waarin de doop bediend wordt is uitgeschreven door de kerkenraad. Die is ervoor verantwoordelijk dat de bediening van de doop kan plaatsvinden. De kerkenraad maakt het mogelijk dat de ouders de beloften van God kunnen ontvangen en hun eigen belofte kunnen geven.

De kerkenraad is dus nadrukkelijk betrokken.

Welke verantwoordelijkheid rust er op de schouders van de kerkenraad met betrekking tot het onderwijs dat het pasgedoopte kindje behoort te ontvangen?

Onderwijs over de onderwijs-opdracht

De ouders krijgen tot taak om hun kinderen alles te vertellen wat zij moeten weten van de HERE en zijn werk. Van de schepping van hemel en aarde. Van het verbond dat Hij met zijn volk gesloten heeft. En dat nu juist hun kind ook een volwaardig lid is van dat verbond.

Dat is zeker, de bevestiging daarvan hebben zij zelf gezien. En die bevestiging van dat verbond van de grote God is alleen mogelijk omdat de Here Jezus alle zonden en tekortkomingen op Zich genomen heeft van iedereen die in Hem gelooft. Zij zullen dat aan hun kind heel betrokken bijbrengen. Die opdracht hebben de ouders. En ook de grootouders, het gaat immers om hun kleinkinderen, daar hebben ook zij een speciale band mee. Ieder op hun eigen plaats (Deut. 4:9-10 en 6:7).

Vragen beantwoorden

Dat onderwijs van ouders en grootouders zal vragen oproepen bij het kind. Dat is dan een prachtige mogelijkheid om te vertellen van de grote daden van de HERE. Hoe Hij altijd maar weer zijn volk bewaard heeft. Wat er ook gebeurde. Hoe ellendig zijn volk er ook aan toe was. Dat is altijd weer gebleken. De feiten bewijzen het. De verlossing uit de slavernij van Egypte en de uittocht uit dat land van verschrikking. Een illustratie van onze verlossing van zonde en de uittocht uit deze zondige wereld naar het volmaakte koninkrijk van de HERE, waar wij eens in volmaakt geluk en vrijheid zullen leven. De HERE wil dat we dicht bij Hem blijven, en dat doen we als we leven zoals Hij dat vraagt. Hij maakt dat zelfs mogelijk.

Dat blijkt uit het teken van het verbond (Deut. 6:20-25). Dat blijkt de hele geschiedenis door. De HERE gaf de Reformatie van de kerk in 1517. En verder in ons land gaf de HERE de mogelijkheid om te leven zoals Hij vraagt, in de Afscheiding van 1834, en in de Vrijmaking van 1944, hield deze mogelijkheid tot trouw in stand door de aanval van eigenwilligheid te keren in 1967, en gaf weer reformatie in 2003/2004 en in 2012 vereniging met een gemeente die in 2010 tot vrijmaking gekomen was.

De ouders bepalen het onderwijs

De eerste verantwoordelijkheid voor het onderwijs dat kinderen ontvangen ligt, in een normale situatie, bij de ouders. Dat houdt in dat in de ideale situatie de scholen door de ouders gesticht worden. Dan hebben zij maximaal in de hand wat de kwaliteit van het onderwijs is dat hun kind ontvangt. Heel belangrijk. Want in het proces van ontwikkeling en vorming is het juist zo belangrijk dat de kinderen gewezen wordt op het werk van de Here God. Wat Hij gedaan heeft en nog steeds doet voor al zijn kinderen.

Bij het volk Israël hadden de ouders de verantwoordelijk-heid voor het onderwijs van hun kinderen (Deut. 6:7). Dat was ook zo in de Griekse en Romeinse rijken. Maar in de middeleeuwen kwam het onderwijs in handen van de kerk. Onderwijs was een prima middel in de kerstening van de wereld. Karel de Grote begreep dat ook, hij heeft in zijn rijk de oprichting van scholen bevorderd. Zowel kerkelijke scholen als staatsscholen. Later gingen, bij de opkomst van de steden, plaatselijke overheden stadsscholen oprichten.

Reformatie in de kerk dus ook van onderwijs

Onze voorouders volgden deze onderwijsinstellingen bij de reformatie in de zestiende eeuw. Reformatie van de kerk betekent echter dat er ook reformatie moet komen in het onderwijs. Daar gingen onze voorouders op aandringen. Zij sloegen de handen ineen. Dat had tot gevolg dat het geven van onderwijs in de kerkelijke vergaderingen behandeld werd. Heel vanzelfsprekend. Want de Here Zelf geeft aan de ouders de opdracht om hun kinderen onderwijs te geven in zijn Woord. En dat moet zuiver gebeuren.

Al direct tijdens de eerste bijeenkomst van de gereformeerde kerken na de grote hervorming kwam het onderwijs aan de verbondskinderen ter sprake. Dat was in 1568 tijdens het Convent van Wezel. De daaropvolgende bijeenkomst, dat was de synode te Emden in 1571, werd weer over het onderwijs gesproken. Maatregelen konden nog niet genomen worden, omdat ons vaderland toen nog bezet was door de Spaanse vijand. Maar in 1572 begon de vrijheid te dagen. Een drietal classisvergaderingen vroegen aan de synode van 1574 om tot reformatie van het onderwijs te komen. Dit was een vraag vanuit het grondvlak van de kerken. Dat houdt in dat deze vraag van de ouders zelf kwam. Zij gedachten hun beloften bij de doop gegeven. En de kerkenraden erkenden hun verantwoordelijkheid in het onderwijs van de kinderen van de kerk. Zij brachten deze vraag op de gezamenlijke vergadertafel. De synode van 1578, gehouden in Dordrecht, bepaalde dat er gewerkt moest worden aan het overal oprichten van scholen. De kinderen moeten niet alleen leren lezen, schrijven, rekenen en andere vakken, maar moeten vooral onderwezen worden in de christelijke leer en heengeleid worden naar de prediking van het Woord. Onze voorouders vonden het onderwijs in de christelijke religie het belangrijkste dat er is.

De synode van Dordrecht 1618/1619 nam definitief een artikel in de kerkorde op waarin de kerkenraden de taak krijgen om erop toe te zien dat er goede schoolmeesters zijn, die naast het onderwijs in lezen en schrijven ook de leer van de godzaligheid onderwijzen.

Deformatie en schoolstrijd

Na de tijd van de grote hervorming kwam er een inzinking in de kerken. De overheidsscholen werden toen een gevaar voor de jeugd. De revolutie werd er aangeleerd.

Weer verstonden de kerken hun plicht en hielden zich toen weer bezig met het onderwijs aan de jeugd van de kerk. De ouders werden door de kerkenraden opgewekt om te zorgen voor christelijk onderwijs, overeenkomstig hun doopbelofte. De ouders richtten vrije verenigingen op, die vrije scholen stichtten.

Dat riep verzet op. De duivel laat zich niet zomaar het propageren van de revolutie afpakken.

De kerken bleven hun roeping zien. De synode van Leeuwarden (1920) sprak daar uitvoerig over. Deze synode sprak uit dat het schoolonderwijs geen zaak van de kerk was maar dat de kerk toch groot belang heeft bij goed christelijk onderwijs aan de jeugd waarmee de almachtige God een verbond heeft. Een eeuwigdurend verbond. En dat het daarom wel degelijk de roeping van de kerkenraad is om erop toe te zien dat er christelijk onderwijs gegeven wordt aan de jeugd van de kerk. De kerkenraden zullen daarop niet zelf bij de overheid aandringen maar de ouders wijzen op hun plicht die zij hebben ten aanzien van het onderwijs dat aan hun kinderen gegeven wordt.

Dat stimuleren van de ouders is een grote verantwoorde-lijkheid voor de kerkenraad.

Weer deformatie, weer schoolstrijd

Deformatie kreeg de overhand in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw bij de synodaal-gereformeerde kerken, en vervolgens ook in het onderwijs.

Gelukkig gaf de Here ouders, grootouders en andere gemeenteleden die hun roeping verstonden en weer eigen schoolverenigingen gingen oprichten. Kerkenraden die de geest van hun tijd verstonden, moedigden onze ouders en grootouders aan om gehoorzaam te zijn aan hun doopbelofte. Een belangrijke stimulans.

Veel vrijgemaakt-gereformeerde scholen kwamen tot stand. Tot zegen voor de verbondskinderen, de gemeenten en ons land.

En nu leven we weer leven in een situatie van een ontstellend geestelijk verval in ons land. We zien dat aan de achteruitgang in het kerkbezoek in veel kerkgemeenschappen, of groepen die daarvoor doorgaan. Een grote toename van vrijzinnigheid en eigenwilligheid. In de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt is een streven waarneembaar naar de ene grote algemene kerk waarin voor iedereen een plaatsje is. Daar is ook het aanprijzen van kerkelijke verdeeldheid als een uiting van verdraagzaamheid. Dit zijn de voorportalen naar de ene algemene kerk voor iedereen, maar dan wel zonder verdraagzaamheid voor de christenen die opkomen voor een waar geloof.

Door de snel voortwoekerende deformatie in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt kunnen we er niet meer van op aan dat onze kinderen een rechtzinnige schoolopleiding krijgen in de leer van de kerk waarin zij gedoopt zijn. Onzekerheid voor de ouders is het gevolg. Waakzaamheid is geboden.

En de bereidheid om een schoolstrijd te strijden om de doopbelofte na te komen.

Het betekent dat onze ouders vandaag weer moeten op-komen voor hun kinderen, die de kinderen van de kerk zijn.

Schoolstrijd. Dat kost moeite, verdriet, inspanning, vol-harding, geld, veel geld en vraagt geloof en samenwerking van de gelovigen.

Alleen behoud bij het Woord van God

Dat geldt voor het basisonderwijs, en ook voor het voortgezet onderwijs.

In het basisonderwijs zijn de verhalen die juf vertelt zo belangrijk. De ontvankelijke kindergeest neemt deze aan. Jona zat echt drie dagen in de vis. Een wereld die in zonde leeft, wordt echt gespaard als zij zich bekeert. Denk maar aan Ninevé. De HERE zei tegen Jona: Zou Ik dan Ninevé niet sparen, de grote stad, waarin meer dan honderdtwintigduizend mensen zijn, die het onderscheid niet kennen tussen hun rechterhand en linkerhand, benevens veel vee? (Jona 4:11); ňf de HERE betrokken is bij het welzijn van kleine kinderen!

Het is zo belangrijk dat onze kinderen dit verteld krijgen.

En ook dat de Here Jezus echt heeft bestaan. Hij heeft echt zijn eigen leven gegeven om ons te redden. Hij was helemaal gehoorzaam aan zijn Vader. Daarom is Hij nu in de hemel. Daar wil Hij zo graag een plaats voor ons reserveren.

En het voortgezet onderwijs. Net zo belangrijk. Onze jeugd die naar zelfstandig denken en doen toegroeit bijbrengen dat de ware vrijheid alleen te krijgen is door te leven volgens het Woord van God. En dat echte zelfstandigheid is het welbewust kiezen voor een verloochening van jezelf en een toevertrouwen van jezelf aan je Heer en Meester. Dat is de beste garantie voor een zinvolle ontwikkeling van je eigen persoonlijkheid.

De taak van de kerkenraad

De gezamenlijke kerken begrijpen dit. Bij de herziening van de kerkenorde door de Generale Synode van Groningen Zuid in 1978 is dat vastgelegd in artikel 57: De kerkenraden zullen erop toezien dat de ouders, zoveel zij kunnen, hun kinderen onderwijs laten volgen dat in overeenstemming is met de leer van de kerk, zoals zij dit bij de doop beloofd hebben. (pagina 602 van uw kerkboek).

Uitvoering van de taak door de kerkenraad

De kerkenraden zullen zich verdiepen in de kwaliteit van het schoolonderwijs, want zij kunnen van de ouders de vraag verwachten welke school nu de beste is voor hun kind. En wat een goede manier is voor het geven van getuigenis bij de bestaande onderwijsinstellingen: aan schoolbesturen en leerkrachten.

Bij het basisonderwijs hebben de ouders met onze Bijbelscholen een eerste aanzet om hun doopbelofte na te komen.

Ook bij het voortgezet onderwijs behoren de kerkenraden de ouders te wijzen op het godsdienstonderwijs en de sfeer van de betreffende onderwijsinstelling: hoe is het daar gesteld met de eerbied voor het Woord van God en het leven naar zijn geboden? Ook hier zal een start met eigen aanvullend onderwijs een goede eerste stap zijn.

Schriftuurlijk verantwoord onderwijs en uitbreiding daarvan is nodig, voor het basisonderwijs en voor het voortgezet onderwijs.

Naast godsdienstonderwijs kan gedacht worden aan vakken zoals kerkgeschiedenis, aardrijkskunde, algemene geschiedenis, biologie, natuurkunde, enz.

De kerkenraden hebben tot taak om bij de ouders onderwijs te stimuleren dat in overeenstemming is met de leer van de kerk. Zij zullen daarbij de grootouders en overige gemeenteleden willen betrekken. Het gaat om de jeugd van de kerk, de toekomst van de kerk.

David, de zwaar beproefde bestuurder van Israël, leerde het bondsvolk: Brengt offers naar de eis en vertrouwt op de HERE (Ps. 4:6). Dat zijn offers gebracht vanuit een oprecht geloof, onmisbaar voor het voortbestaan.

Tot Jeremia, de zwaar beproefde profeet, sprak de HERE:

Zie, Ik, de HERE, ben de God van al wat leeft; zou voor mij iets te wonderlijk zijn? (Jer. 32:27).