Vrouw in het ambt in de GKv?


Uitglijder of structureel verval?

De onlangs gestarte generale synode van Ede 2014 van de GKv zal het deputatenrapport M/V in de kerk moeten behandelen. Velen wachten dit met spanning af, want sinds de publicatie ervan is er een storm van uiteenlopende reacties binnen en buiten de GKv losgekomen. De synode ontving ook bezwaarschriften van tien kerkenraden en van maar liefst zes buitenlandse zusterkerken. Daarnaast ook een appelschrift getekend door ruim 1500 kerkleden, waarin naast bezwaren tegen deze zaak ook andere bezwaren zijn opgenomen.

Vanwege onze grote zorg om de vrijgemaakte kerken en ons meeleven met de verontrusten, is het goed om nogmaals aandacht aan de inhoud van het rapport te besteden. Daarnaast gaan we verder in op de vraag of het een uitglijder is of dat het getuigt van een structureel en algemeen verval.

Aanloop

Al op de GS Amersfoort van 2005 werd een deputaatschap vrouwen in de kerk ingesteld. Het rapport van dit deputaatschap aan de GS Zwolle-Zuid 2008 propageerde toen al een hermeneutische (uitlegkundige) lijn die de Bijbelse boodschap tijdgebonden verklaart, naast een meer Schriftgetrouwe hermeneutische lijn.

Een citaat uit dit rapport via het boekje van dr. H.J.C.C.J. Wilschut uit 2010, Vrouw en kerkelijk Ambt; een bijbelse verkenning:

Beide lijnen zijn het er over eens, dat de Bijbelschrijvers zelf geworteld waren in de cultuur van hun tijd. Dat tekent bijvoorbeeld de manier waarop zij dingen als vanzelfsprekend aannemen (en dus in de beschrijving kunnen weglaten) of juist als opvallend optekenen. De vraag is in hoeverre die cultuur doorwerkt in het gezag van de teksten voor vandaag. Als Bijbelschrijvers iets doorgeven als een boodschap van God, dan zit daar al een zekere culturele verwerking in, en dat erkennen beide partijen ook, maar zou dat ook kunnen betekenen dat de boodschap van God als het ware schuilgaat onder die culturele laag? Zodat het christelijke fijngevoeligheid vereist om door die laag heen te kijken en zicht te krijgen op de boodschap voor vandaag? Zou het zelfs zo kunnen zijn dat de Geest zich met opzet verborgen houdt achter die culturele laag om ons uit te dagen onze christelijke vrijheid in wijsheid te gebruiken? Zodat we door de Geest geleid min of meer kunnen uitgroeien boven uitspraken van het Nieuwe Testament, in die zin dat we daar niet meer aan gebonden zijn? Zijn die uitspraken zó verweven met de concrete situatie waarin ze gegeven zijn, dat een rechtstreekse toepassing vandaag niet kan, mogelijk zelfs in strijd komt met Gods bedoeling?

Zeer aanvechtbare woorden, die rechtstreeks het Schriftgezag raken. De synode van Zwolle-Zuid 2008 wees deze lijn van de nieuwe uitlegkunde niet af, maar gaf de TU te Kampen opdracht een wetenschappelijke bezinning uit te voeren betreffende hermeneutische en theologische vragen. Nu ligt er dan in opdracht van de synode van Harderwijk 2011 een rapport M/V waarin de lijn van de Schriftuurlijke uitleg slechts vertegenwoordigd is door één deputaat, D. Slump, die daarin zijn verantwoording geeft waarom hij zich niet achter het rapport heeft gesteld.

Spanningsveld

Het rapport ziet als haar opgave de oplossing van een probleem (!):

hoe lezen wij de Bijbel, mede ingegeven door sociaal-culturele verschuivingen en veranderingen in denk- en leefwijzen van kerkleden.

Over de achtergrond van dit probleem lezen we het volgende: Vergeleken met vroeger nemen steeds meer vrouwen voluit deel aan het brede maatschappelijke leven. Meisjes kunnen nu studeren en werken. Vrouwen geven leiding en dragen verantwoordelijkheden. Binnen de GKv vervullen vrouwen ook steeds meer leidinggevende en onderwijzende taken. Ze geven catechisatie, zijn scriba of notulist van de kerkenraad, functioneren als kerkelijk of pastoraal werker, doen diaconaal werk, nemen deel aan het beheer van kerkelijke goederen, en zijn deel van allerlei commissies, waaronder beroepingscommissies die preken en ander ambtswerk van een predikant beoordelen. Ook, zo meldt het rapport, hebben vrouwen sinds de synode van Ommen (1993) de mogelijkheid om deel te nemen aan het kiezen van ouderlingen, diakenen en predikanten.

Het rapport ziet de kerkleden daardoor in een spannings-veld komen tussen de mogelijkheden voor vrouwen in het maatschappelijke leven en de in vergelijking daarmee beperkte ruimte voor vrouwen in het kerkelijke leven. Maar daardoor ook het spanningsveld tussen de leer, dat wil zeggen het officiële standpunt aangaande de geslotenheid van de ambten voor vrouwen, en het leven, dat wil zeggen de manier waarop vrouwen momenteel in de kerken hun gaven inzetten en daarbij ook leidinggevend en onderwijzend optreden.

Gebruik van de Schrift

Voor de oplossing van het zogenoemde probleem worden nu de bekende Bijbelteksten over de rol van de vrouw op de wijze van de nieuwe hermeneutiek uitgelegd: vertaal de boodschap van de tekst die in een oude leefwereld is ontstaan, naar de huidige leefwereld toe, zodat deze geloofwaardig en aanvaardbaar wordt voor nu.

De gezagsverhouding tussen man en vrouw in teksten als 1 Kor. 11:3-16, 1 Kor. 14:34-35, 1 Tim. 2:11-14, Ef. 5:21-33 wordt niet helemaal ontkend, maar betrokken op de getrapte samenleving van díe dagen. Paulus zou zich daarbij hebben aangesloten bij de gangbare morele standaard van zijn tijd. Daarbij gebruikte Paulus in zijn argumentatie typisch christelijke noties, zoals ontzag voor God en voor Christus, verwijzingen naar het Oude Testament (schepping, zondeval en wetgeving) en het voorkómen van onnodige kritiek van buitenstaanders.

De kern van deze Schriftpassages is volgens het rapport, dat Paulus bij de onderschikking van de vrouw zich heeft willen aanpassen aan de cultuur van zijn dagen ter wille van de voortgang van het evangelie. Dat is daarom de boodschap ervan voor ons vandaag. Het waren richtlijnen om voor buitenstaanders geen onnodige belemmeringen op te werpen om het evangelie te kunnen aanvaarden en toe te treden tot de kerk.

Terwijl Paulus hier waarschuwt voor dominant gedrag van vrouwen ten opzichte van mannen, wordt in onze cultuur meestal gewaarschuwd voor dominant gedrag van mannen ten opzichte van vrouwen.

De christelijke houding mag daarom niet onnodig uit de pas lopen met de cultuur waarin wij leven.

Tot zover het rapport.

Gods scheppingsorde en ons probleem

Maar leert de Schrift ergens dat God zijn eigen instellingen en ordeningen gaat aanpassen aan de wereld? Heeft God dan geen vijandschap gezet tussen vrouwenzaad en slangenzaad (Gen. 3:15)? Betreft dat ook niet juist het gehoorzaam uitvoeren van zijn wil en instellingen? Ja, de Here God is lankmoedig juist ook naar de wereld toe. Hij wil dat niemand van de door Hem uitverkorenen verloren gaat. Maar daarbij handhaaft Hij toch juist zijn recht op zijn scheppingsorde en verbondseisen tegenover wereldgelijkvormigheid? Zie, hoe juist de Here Jezus Zelf voor de verhouding tussen man en vrouw terugverwees naar de instelling van God in het begin, waar de mens van af moet blijven (Matt. 19:4-6)! Uit Rom. 1 weten we hoezeer God gruwt van mensen die zijn scheppingsordeningen omkeren en Hem ook daarin niet eren.

Wanneer de apostel Paulus zich uitspreekt over de positie van de vrouw in de kerk, sluit hij aan bij de Schriftuurlijke positie van de vrouw tegenover de man. De vrouw is de heerlijkheid van de man, zoals de man de heerlijkheid van God is (1 Kor. 11:7). Als in Christus gelijkwaardige (Gal. 3:28), dient de vrouw onderdanig te zijn aan haar man die haar hoofd is, en haar zo in verantwoordelijkheid voorgaat (1 Kor. 11:3, Ef. 5:23). Paulus stelt de omgang tussen Christus en zijn gemeente ten voorbeeld voor de verhouding tussen man en vrouw gesteld (Ef. 5:22-33). Hij sluit daarbij het regeerambt uit voor de vrouw (1 Kor. 14:34; 2 Tim. 2:12). Dat is niet zijn interpretatie van Gods boodschap, want zijn woorden zijn geademd door God Zelf (2 Tim. 3:16; 2 Petr. 1:20,21). Dáárom sluit Paulus aan bij Gods onderwijs over zijn scheppinginstellingen, die universeel gelden voor de mens van deze aarde (2 Tim. 2:13, 1 Kor. 14:34). Zo is de boodschap van heel de Schrift over man en vrouw.

Bovendien waren Paulus woorden niet alleen bestemd voor de gemeente te Korinthe of voor Timotheüs. Ze gelden als goddelijke woorden ook de kerk van vandaag. God had daarbij óók al onze situatie op het oog, ons ten goede (Rom. 15:4 en 2 Tim. 3:16)! Zijn woorden waarschuwen óók ons om de emancipatiezucht van de wereld niet over te nemen.

Die emancipatiezucht was er bij Mannin, waardoor zij de scheppingsorde niet volgde bij de zondeval (1 Tim. 2:13,14). Die zucht was er ook in de dagen van Paulus en is terug te zien in de vrouw Izebel van Openb. 2:20 (zie K. Deddens, De dienst van de vrouw in de kerk, Vuurbaak 1978, pag. 49,50). Deze emancipatiezucht dringt zich nog brutaler op in onze dagen. Dat is ons echte probleem!

Het gezag van Gods Woord

Helaas komen deze dimensies in het rapport totaal niet in beeld. Men zegt wel steeds dat Gods Woord het eerste en laatste woord moet hebben, maar dringt aan dat Woord zijn eigen kader op van aanpassing aan de cultuur van de wereld. Omdat men er niet mee uit de voeten kan. Zo komt men tot een betekenis die haaks staat op het Schriftwoord, namelijk dat de vrouw tegenwoordig niet onderdanig (ondergeschikt) hoeft te zijn als het gaat om de vervulling van de ambten.

De gebruikte Bijbelse fundering van blijvende geldigheid van de onderdanigheid van de vrouw wordt afgedaan met de gedachte dat dit Paulus van pas kwam in zijn situatie. De schrijvers zeggen daar impliciet mee: maar ons komt deze Bijbelse fundering in onze situatie niet van pas.

Zo meent men de oplossing gevonden te hebben voor het door hen omschreven probleem en voor het spannings-veld tussen de leer en het leven. Men zegt dit gedaan te hebben onder aanhoudend gebed om de leiding van de Heilige Geest. Maar de vraag dringt zich sterk op of hier het woord van 2 Tim. 4:3,4 niet geldt, waar gesproken wordt over

een tijd dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen maar dat zij zullen zoeken wat het gehoor streelt, en voor zichzelf leraars zullen verzamelen overeenkomstig hun eigen begeerten. Zij zullen hun gehoor van de waarheid afkeren en zich keren tot verzinsels (HSV).

Brede ontwikkeling

Hoe kon het zover komen? Br. Bruinius heeft er in zijn hoofdartikelen Doorgaande deformatie en Lees wat er staat, jg. 7 nrs. 33 en 35, al het een en ander over geschreven. Als aanvulling daarop willen we verschillende met elkaar samenhangende ontwikkelingslijnen binnen de GKv aanwijzen, die naar onze mening in dit rapport samenkomen. In willekeurige volgorde:

De eerste ontwikkelingslijn die we willen noemen, is die van de valse oecumene waardoor men nu hechte banden met de Nederlands Gereformeerde Kerken heeft en naar eenheid met hen streeft. Sinds kortere tijd bestaat er ook meer toenadering tot en samenwerking met de Protestantse Kerk in Nederland. In beide kerkgenootschappen heeft men de vrouw al meerdere jaren op de kansel staan. Ook daarvoor werd cultuurbepaaldheid van de Bijbelse gegevens aangevoerd.

Een tweede ontwikkelingslijn is de toenemende openheid naar de wereld toe, met de zucht naar aanpassing in o.a. liturgie, prediking en ethiek (zie onze artikelen over het boek van prof. G. Dekker, Doorgaande revolutie).

Een derde lijn is de overheersende gedachte van missionaire-kerk-zijn, waarbij ongereformeerde leringen van o.a. D. Bonhoeffer een leidende functie hebben. Men wil al veel langer geen kerk met muren meer zijn, maar een kerk naar open markt model.

De vierde ontwikkelingslijn is de ontwikkeling van de Schriftkritiek binnen de TU te Kampen sinds het verschijnen van het Schriftkritische boek Woord op schrift in 2002. Op allerlei onderdelen heeft men de Schrift intussen aangepast. We noemen de geschiedenis van de schepping, de wonderen in de Bijbel (Jozua), de zeggingskracht van Gods geboden (gemeente-ethiek) met o.a. een anders omgaan met zondagsrust, echtscheiding en homoseksualiteit.

De vijfde lijn het reeds genoemde besluit van GS Ommen 1993 om vrouwen stemrecht te geven. Dit betekende al ter wille van aanpassing aan de tijdsgeest een breuk met bijna 20 eeuwen kerk-zijn (zie Acta Mariënberg 2005, art. 25. A.). Het moest toen al worden gezien als het zich begeven op hellend vlak en een opmaat naar de vrouw in het ambt.

De zesde ontwikkelingslijn is de veranderde visie op de rol van man en vrouw binnen het huwelijk, zoals uitkwam in het nieuwe huwelijksformulier van Leusden 1999. Het hoofdaccent is daarin het samen doen geworden met nadruk op gelijkheid, waarbij het Bijbelse onderwijs m.b.t. verscheidenheid in taken en rangorde ontbreekt (zie Acta Mariënberg, art. 25.E.b.).

Brede reformatie nodig

De synode van Ede moet nog over het rapport vergaderen. Velen hopen op een afwijzing van deze stap voorbij de rode draad. Dan kan men orthodox blijven en opgelucht verder gaan.

Maar dit zou een grote vergissing zijn, gezien de brede afval waarbinnen dit rapport tot stand is gekomen. Alleen ware en brede bekering is de enige goede stap. Een bekering die veel meer vraagt dan alleen dit rapport resoluut af te wijzen. Zelfs als men daarbij voorkomt om via kleinere stappen toch verder te gaan op de weg van de vrouw in het ambt. Ware bekering betekent immers een radicale bekering van de vele wegen waarop men zich al zo ver van Gods Woord heeft verwijderd.

Daarbij zou veel meer te noemen zijn dan in dit artikel is aangestipt (zie daarvoor bv. alles wat de Australische kerken in zeven punten hebben aangeduid in hun vermaan-brief aan de GKv en wat GS Emmen 2009-2010 in een brief aan de GKv heeft geschreven).

Alleen als men weer terugkeert naar het zuivere Woord van God, en alles verwerpt wat daarmee in strijd is, zou er pas sprake van een echte reformatie zijn. Alleen zo zou de GKv weer ware kerk van Christus kunnen worden.

Voor verontrusten die dit zo breed zien, is er daarom nog meer de klem om tot de daad van werkelijke reformatie te komen en daartoe op te roepen. Moge de Here hen daarin bijstaan en geloofsmoed schenken.