De Dordtse Leerregels III/IV (1)


Onvoorstelbaar heerlijk was de mens in het paradijs. Maar diep is hij gevallen. Verdorven. Hoe kan hij dan toch behouden worden? Vandaag het eerste deel van de verdorvenheid van de mens en zijn bekering tot God waar hoofdstuk III/IV van de Dordtse Leerregels over gaan.

Camouflage

We willen wat sneller door de Dordtse Leerregels (vanaf nu DL). Dat zou voor ons een reden kunnen zijn om twee hoofdstukken tegelijk te behandelen. In dit geval is dat niet zo. Het heeft namelijk een andere reden, een belangrijke reden, bedacht door de opstellers van de DL. Lees je artikel III van de Remonstranten dan zie je geen dwalingen. Maar lees je het samen met hun vierde artikel dan krijgt een aantal woorden ineens een andere betekenis. Daarom hebben de theologen in Dordrecht bedacht om art. III en IV samen te bestrijden, omdat alleen door artikel IV de ware bedoeling van artikel III kon worden doorzien.

Voor de lezer in de 17e eeuw is het zeer verleidelijk geweest om de Remonstranten te volgen, omdat die de leer omschreven met vrome woorden. Ze camoufleerden hun eigen bedoelingen. Op een listige manier hebben de Remonstranten zo veel volgers kunnen krijgen. Probeer de dwaling in de volgende zin maar eens te vinden: Wij geloven dat de mens het zaligmakend geloof van zichzelf niet heeft, nog uit de kracht van zijn vrije wil. Dit is een kort stukje van het derde artikel van de Remonstranten. Dat klinkt heel vroom, en lijkt heel erg op wat wij nu leren. Laten we de verschillende artikelen bij langs gaan om zo hun dwaalleer verder te ontmaskeren.

Naar zijn beeld, gevallen en verloren

De Remonstrant zegt: de mens is geschapen in neutrale toestand, dat wil zeggen: hij was niet goed en niet kwaad. Hij had de mogelijkheid om zich goed te maken. Die vrijheid had hij nu eenmaal. En toen kwam de zondeval, maar de mens was neutraal en volkomen vrij, dus kon hij niets verliezen. Daardoor is ook na de zondeval die vrijheid en die wil in mindere mate aanwezig in de mens. De wil wordt namelijk gehinderd door de duisternis van het verstand en wispelturigheid van de gevoelens (Veroordeling van de dwalingen art. 3). Maar de wil is niet aangetast en als de belemmeringen worden weggenomen, kan hij zijn vrije aangeboren kracht weer uitoefenen. Dit was het betoog van de Remonstrant over de zondeval. De Remonstranten krijgen een duidelijk maar minder vrolijk antwoord van de DL. De mens wordt als beeld van God geprezen. Adam is geschapen naar zijn beeld. Dat beeld bestaat in kennis, gerechtigheid en heiligheid. Adam kent God door de kennis. Hij weet goed en kwaad te onderscheiden door de gerechtigheid. Alles wat Adam doet is zuiver, hij is heilig. De mens was goed. Hij voldeed aan het doel waar God hem voor heeft geschapen, namelijk het dienen van de Schepper met zijn gaven. Het begin van artikel 1 is een loflied op de heerlijkheid van de mens als beeld van God. Dan verleidt de duivel in het paradijs de mens en valt hij uit vrije wil naar beneden uit zijn verheerlijkte hoge positie. Door zijn val is hij het beeld van God voor het grootste deel verloren. Hij is blind en volledig verduisterd. Hij kan niet meer oordelen wat goed of slecht is, weg is de kennis. Zijn hart en wil zijn boos en hardnekkig, weg is de gerechtigheid. Alles wat de mens doet is onzuiver, weg is de heiligheid. Van zijn hoge positie gevallen is er nu niets meer te verheerlijken, alles aan de mens is zondig geworden. Hij is verdorven. De wil van de mens is er nog wel, maar functioneert alleen nog verdorven.

Verdorven nageslacht

De verdorvenheid van de mens gaat niet weg. Ook de kinderen die hij voortbrengt, zijn verdorven. De gevallen mens brengt ook gevallen kinderen voort. Zo is, naar Gods rechtvaardig oordeel, het beeld van God bij alle nakomelingen van Adam niet meer op dezelfde manier aanwezig. De DL heeft dit gehaald uit Romeinen 5:12, waar staat: Daarom, gelijk door één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door de zonde de dood, zo is ook de dood tot alle mensen doorgegaan, omdat allen gezondigd hebben. Alle mensen hebben dus deel aan de erfzonde. We zijn allemaal schuldig voor het feit dat de zonde de wereld in is gekomen. De Remonstranten spraken van erfsmet. Maar van schuld spraken ze niet, wat ze geërfd hadden was volgens hen enkel een verzwakking van de vrije wil. De zonde kan volgens hen namelijk niet worden overgedragen omdat iedereen neutraal wordt geboren. Zonde doe je namelijk en daden kunnen niet geërfd worden, zeggen ze.

Geboren in ongerechtigheid

In artikel 3 wordt nog een keer de lage staat van de mens aangekaart. Alle kinderen worden als zondaren geboren. En ze willen en kunnen niet terug naar Hem. De mens is verloren. Hij is gevallen van een grote hoogte en het is onmogelijk om terug te komen. Het is zelfs zo erg dat er geen wil is om weer terug te gaan. Zelfs dat kleine babytje dat net op de wereld is gekomen, is een zondaar. Bedekt met zonden, van top tot teentjes. De eerste zin van het doopformulier spreekt daar al over: Wij en onze kinderen zijn in zonde ontvangen en geboren. Daarom rust Gods toorn op ons, zodat wij in het rijk van God niet kunnen komen, of wij moeten opnieuw geboren worden. Dat laatste staat ook in artikel 3 van de DL. De oplossing voor al die zeer bedroevende dingen waar we het net over hebben gehad: de wedergeboorte door de genade van de Heilige Geest!

Licht in de duisternis?

We zijn Gods beeld niet meer, maar er zijn nog resten overgebleven. Net zoals wrakhout dat ronddobbert op de zee, het overblijfsel is van een schip. Er is dan toch nog wat behouden gebleven van het beeld van God. Dat noemen we het licht der natuur. Het zorgt voor orde en we kunnen ermee onderscheiden wat fatsoenlijk is en wat niet.

Dat is toch nog helemaal zo slecht nog niet? Dat lijkt misschien zo, maar er is nog meer over geopenbaard in de Bijbel. Want dat we in het bezit zijn van dit licht der natuur is één ding, maar het goed gebruiken is een tweede. En dat gebruik valt tegen, heel erg tegen. We gebruiken het volgens onze eigen normen, en de normen van Gods Woord laten we buiten beschouwing. Ook al lijkt het werk van ongelovigen soms nog zo goed, het is in wezen dwaasheid voor God. Met het licht der natuur, de overblijfselen van Gods beeld, kan niemand zelf voor zijn behoud zorgen. Het is wel een groot voorrecht dat God ons heeft geschonken, maar het zal het gericht op de jongste dag verzwaren. Want je kunt dan niet meer zeggen: ik wist niet dat God bestaat. Het licht is voldoende om al je onschuld weg te nemen. Het licht der natuur is daarom niet de genade die voor ons behoud kan zorgen, zoals de Remonstranten leren.

Maar de DL hebben tot nu toe in dit hoofdstuk nog niet uitgewerkt hoe het dan wel precies zit met ons behoud. We moeten wedergeboren worden door de Heilige Geest, maar hoe dan? Zou de wet of de Tien Geboden daaraan bij kunnen dragen?

Waaruit kent u uw ellende?

Uit de wet van God. Deze vraag en antwoord uit de Catechismus kennen we heel goed.

Wat we zojuist van het overblijfsel van het beeld van God hebben gezegd, kunnen we ook van de Tien Geboden zeggen. De wet houdt je een spiegel voor waardoor je zonden worden blootgelegd. Ook overtuigen de geboden je van de schuld voor God. De schuld nadat de mens is gevallen. Maar het is niet de redder uit de nood. De weg naar de verlossing wijst de wet je niet. Voor de zondeval had de mens de wet in zijn hart geschreven, hij deed ernaar en volbracht hem volledig. Na de zondeval is dit niet meer het geval, de mens kan de wet niet meer volbrengen.

Geest en Woord maken zalig!

In de eerste vijf artikelen is belijdenis van onze diepe nood en verdorvenheid afgelegd. Daar beleden we ook dat de Wet en het licht der natuur daar niets aan veranderen. En dan komt het woord over hoe wij, dode zondaren, levend worden: Wat dan het licht der natuur en de wet niet tot stand kunnen brengen, dat doet God door de kracht van de Heilige Geest en door (...) het evangelie van de Messias. (DL hfdst. 3/4 art. 6).

Het Woord en de Geest worden beide genoemd. Deze kunnen we niet scheiden. De Heilige Geest is namelijk de Geest van het Woord! Hij heeft de schrijvers geïnspireerd. Die Geest zou nooit zijn Woord negeren en zich daarvan afwenden. Daarom, als het Woord recht bediend wordt in de kerkdienst, dan kunnen we de werking van de Heilige Geest verwachten. In het oude en in het nieuwe verbond worden de gelovigen op deze manier behouden.

Soeverein

In het Oude Testament heeft God Zich aan weinigen geopenbaard, schrijft artikel 7. Alleen aan het volk Israël. Op de Pinksterdag heeft hij het onderscheid tussen de volken opgeheven.

De reden voor dit verschil moet niet gezocht worden in het onderscheid tussen volken. Zoals Israël in het Oude Testament niet méér was dan de andere volken, zo is nu het ene volk ook niet beter dan het andere volk. Ook is het zogenaamd beter gebruiken van het licht der natuur geen onderscheidende vaardigheid, zoals de Remonstranten beweren. Nee, het is het soevereine welbehagen en de onverdiende liefde van God! De mensen die de genade ontvangen, worden niet hoogmoedig, want die genade verdienen ze niet. Je hebt dan een nederig en dankbaar hart, waarmee je erkent dat God jou de genade om niet heeft geschonken. En hoe moet je dan staan tegenover hen die de genade niet ontvangen? Waarom ik wel en zij niet? Dit is het oordeel van God en daar moeten we niet nieuwsgierig over na willen denken. Zoals de apostel Paulus zegt: O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen! (Rom. 11:33).

Gods welbehagen

De volgende keer (nummer 46) zullen we verder schrijven over Gods welbehagen en zijn roep door het evangelie. Wil je het vorige artikel in deze serie lezen? Ga dan naar de site van De Bazuin of kijk in nummer 40 van vorig jaar.