Van gereformeerde naar verwereldlijkte kerken? (5)


We vervolgen de bespreking van De doorgaande revolutie van prof. dr. G. Dekker over de ontwikkelingen van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) in de periode 1970-2010.

De eerste 4 artikelen betroffen met name de openheid (lees interkerkelijkheid) van de vrijgemaakte Gereformeerde Kerken die zich vanaf de tachtiger jaren heeft voltrokken, met de daarmee gepaard gaande tolerantie. Vervolgens toont prof. Dekker een reeks gevolgen hiervan aan. Hij wijdt daar drie hoofdstukken aan: het kerkelijk leven (5), leer en belijdenis (6) en ethische kwesties (7). Een en ander komt terug in het daaropvolgende hoofdstuk, waarin hij uit het geheel zijn conclusies trekt. We zullen hier niet op alles ingaan. Bij enkele hoofdzaken staan we stil. We beginnen bij de basis: leer en belijdenis (6).

Leer en tucht

Prof. Dekker ziet over de tijd een verschuiving van de leer (orthodoxie) naar het leven (het ethische). Hij merkt dat in allerlei andere kerkelijke groeperingen op en ziet dat proces over de jaren niet alleen in de synodale kerken maar nu ook in de vrijgemaakte. Terwijl lange tijd binnen de GKv is gezegd dat men het eens bleef op gebied van kerk, Schrift en belijdenis, voltrok zich een stilzwijgende verandering die zelfs door deputaten Dienst en Kerk in 2008 niet langer te ontkennen was (pag. 89).

Als voorbeeld noemt Dekker de klassieke verzoeningsleer. De aantasting daarvan door dr. Wiersinga binnen de synodale kerken was in de zeventiger jaren nog fel bestreden door de vrijgemaakte kerken. Maar als de vrijgemaakte prof. dr. G. Harinck in 2008 de verzoeningsleer bekritiseert (en daarnaast sympathiserend spreekt over o.a. de rooms-katholieke mis, de vrouw in het ambt en homoseksualiteit), volgt er onder kerkleden wel opschudding maar wordt dit bezworen door een gezamenlijke verklaring met het curatorium. Daarin zou een en ander verduidelijkt en opgehelderd zijn. Er wordt echter niets teruggenomen, er volgt geen berisping, laat staan schorsing.

Dekker stelt vast dat dit getuigt van een relativering van de leer van de Schrift (pag. 90):

Hier proeven we evenals dat in een bepaalde periode van de synodaal-Gereformeerde Kerken het geval is geweest duidelijk een relativering van de betekenis van de leer met het oog op de beleving van de geloofsgemeenschap of de kerkelijke eenheid. En hier kan volgens Dekker ook gezegd worden wat Plomp destijds over de afhandeling van leerkwesties in de synodaal-Gereformeerde Kerken zei:

Niet alleen in 1926, maar ook nog vele jaren daarna zou dit onmogelijk zijn geweest: een dergelijke afwijking van de belijdenis constateren zonder er correctieve maatregelen aan te verbinden.

Volgens Dekker is in de vrijgemaakte kerken net als voorheen in de synodale kerken, de leer op het tweede plan gekomen (pag. 91).

Een dergelijke parallel ziet hij ook voor de kerkelijke tucht, die in de tachtiger jaren in de praktijk van het kerkelijk leven van de synodaal-Gereformeerde Kerken vrijwel was verdwenen (pag. 91) .

Belijdenis en Schrift

Ten aanzien van de belijdenis signaleert Dekker ook een verschuiving. Hij verwijst naar uitspraken van o.a. prof.dr. E.A. de Boer, die in 2004 bij de verschijning van het derde deel van Vuur en Vlam al sprak over de historische en theologische bepaaldheid van de confessies. Prof. Dekker overweegt daarbij voor de praktijk de mogelijkheid dat men gemakkelijk tot het doen van belijdenis overgaat, omdat men beseft dat het niet meer om instemming met de letterlijke tekst van de geschriften gaat (pag. 92).

Ook hierbij toont hij een overeenkomst aan met het beeld dat de synodale kerken destijds vertoonden. De belijdenis was daar ook niet veranderd, maar er was enerzijds een grotere vrijheid in de hantering en interpretatie, en anderzijds nam de belijdenis een minder belangrijke plaats in het leven van de kerken in.

Ook m.b.t. de Bijbelopvatting treden binnen de GKv geleidelijk veranderingen op. Dekker noemt het gesprek over de voorzienigheid van God en de doorgaande discussie over het gezag van de Schrift.

Er komt meer aandacht voor de menselijke factor bij het ontstaan van de diverse Bijbelboeken en een grotere bewustheid van het feit dat het gezag van de bijbel zich niet laat verankeren in een theorie, maar ten diepste een geheim blijft.

Was er eerst nog afwijzing van elders beoefende Schriftkritiek, dat blijft later achterwege (pag. 96). Vorderingen van de literatuurwetenschappen bij het verstaan van de Bijbel worden verwelkomd. Was er eerst een uitgesproken afwijzing van de invloed van de tijdgeest bij de beslissing over het vrouwenkiesrecht (1978), nu beseft en erkent men dat de tijd waarin wij leven daarvoor wel degelijk een rol speelt (pag. 96).

Dekker concludeert dat men in de loop van de tijd anders tegen de Bijbel aankijkt en er ook anders mee omgaat.

Verzet

Dekker constateert ook dat deze verschuivingen verschillen veroorzaakten die de vroeger bestaande hechte eenheid en saamhorigheid deden aantasten. Hij schenkt daarbij heel kort aandacht aan de verontrusting over die verschuivingen die in het begin van de negentiger jaren duidelijker vorm kreeg in de oprichting van het blad Reformanda (pag. 100). En noemt vervolgens dat als gevolg van de grote veranderingen en vrijheden van de laatste jaren, groepjes van gemeenteleden zich van de vrijgemaakt-Gereformeerde Kerken hebben afgescheiden.

Dekkers beoordeling daarvan is dat de groeiende open-heid verzet opriep omdat men daardoor traditionele elementen van het gereformeerde kerkelijk leven moest laten.

Verder maakt hij een vergelijking met enerzijds de Voortgezette Gereformeerde Kerken (die hij abusievelijk Gereformeerde Kerken hersteld noemt) die het fusieproces tot de PKN niet wilden meemaken, met anderzijds de nieuwe Vrijmaking.

Hiermee duidt hij onze Vrijmaking van 2003 aan, met als grond dat ook wij de nieuwe ontwikkelingen niet konden meemaken (pag. 102).

Zelf vind ik dit wel een erg oppervlakkige vergelijking. De principiële gronden voor onze reformatie van een gedeformeerde kerk komen bij Dekker niet in het vizier. Onze vrijmaking is voor hem kennelijk een kwestie van vasthouden aan traditie in plaats van het kunnen meemaken van nieuwe ontwikkelingen.

Tussenbalans

Hoewel we nog meer hopen te schrijven, maken we hier even een tussenbalans op.

Hoewel prof. Dekker wel degelijk belangrijke verschuivingen aanduidt, komt veel ervan niet of te weinig aan de oppervlakte. Dat komt deels omdat prof. Dekker zijn informatie beperkt tot de serie Vuur en Vlam en de jaarlijkse handboekjes. Daardoor is hij beperkt en eenzijdig voorgelicht.

Maar deels komt dit ook omdat hij geen theologische analyse toepast door de maatstaf van Schrift, gereformeerde belijdenis en kerkorde te hanteren. Hieraan is men toch als Gereformeerde kerken aanspreekbaar en toetsbaar in leer en leven?

Door deze oppervlakkigheid en eenzijdigheid heeft Dekker de ware aard van de revolutie binnen de vrijgemaakte kerken (namelijk als revolutie tegen de Schrift en de Here van de kerk) niet ontmaskerd. Het blijft bij hem te veel steken in revolutie als proces van nieuwe ontwikkelingen tegenover eerdere (traditionele) uitgangspunten.

Maar ook komt de omvang van de revolutie zo niet goed uit de verf. Om een voorbeeld te noemen: hoezeer heeft de getolereerde èn gehanteerde Schriftkritiek en het veranderde omgaan met de Bijbel de geloofsinhoud en de geloofszekerheid aangetast? Daarover zou meer aan te wijzen zijn dan Dekker doet in zijn boek.

In de volgende aflevering willen we de hoofdstukken over kerkelijk leven en ethische kwesties bespreken, waarna we afsluiten met onze beschouwing over de conclusie en beoordeling van prof. Dekker.