Van gereformeerde naar verwereldlijkte kerken? (2)


We vervolgen de bespreking van het boekje van prof. dr. G. Dekker over de ontwikkelingen van de vrijgemaakte kerken. In de eerste aflevering hebben we gezien wat zijn vraagstelling was voor het beschreven onderzoek. Die ging terug op de reeds in 1994 door hem uitgesproken verwachting dat de vrijgemaakte kerken eenzelfde ontwikkeling zouden gaan vertonen als de synodale kerken dat deden in de periode 1950-1990. Deze veronderstelling wilde hij nu gaan bewijzen aan de hand van gegevens uit de jaarlijkse handboekjes en andere literatuur over de GKv over de periode 1970-2010.

Het was opvallend dat deze hoogleraar in 1994 al de vinger heeft gelegd bij de nieuwe openheid naar buiten toe als kenmerkend voor belangrijke verschuivingen binnen de kerken.

Doorgaande reformatie

Dekker beschrijft vervolgens de uitgangssituatie van zijn onderzoek: de GKv in de jaren zeventig. Deze jaren werden gekenmerkt door stabilisatie na het vertrek van de buitenverbanders (waaruit de Nederlands Gereformeerde Kerken zijn ontstaan). Er was in die jaren sprake van een hechte eenheid en een grote mate van eensgezindheid betreffende het kerkbegrip en de zogenaamde doorgaande reformatie.

Dat kerkbegrip hield in dat men de ware kerk herkende in de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, maar niet in andere kerken, zoals de synodale kerken, waarvan zich men had moeten vrijmaken. Daarmee hing samen de visie die men had over de wijze waarop dat kerkbegrip ook zijn uitwerking moest hebben in het samenwerken met anderen op het gebied van school, krant, politiek en maatschappij. Deze visie was die van de doorgaande reformatie.

Dekker beschrijft dit als de al vanaf de Vrijmaking van 1944 bestaande idee, dat de reformatie van de kerk bevruchtend door moest dringen op het gezinsleven, schoolwezen, en het brede veld van de politiek en sociaal-economisch terrein.

Het kerkbegrip en de daarmee samenhangende doorgaande reformatie beschouwt Dekker als een vorm van radicalisering van de Vrijmaking (pag. 23). De Vrijmaking van 1944 was er namelijk oorzaak van dat men een ethisch conflict had gekregen met de synodalen.

Hoe kun je samenwerken onder Schriftuurlijke grondslag, als je niet samen één bent, ja, als je door de synodalen geschorst en uitgeworpen bent?

We zouden dit echter geen radicalisering willen noemen, maar gewoon trouw aan de Schrift en de belijdenis van de kerk in leer en leven. Het is niet anders dan een consequente houding van de geloofsovertuiging dat de Here de Zijnen roept naar Zijn kerk (de ware kerk) en wegroept uit de valse kerk en de vele secten, die de naam van kerk misbruiken (art. 28 en 29 NGB). Maar kerk ben je niet alleen op zondag, maar ook door de week. Op verenigingen e.d. met de grondslag van Schrift en belijdenis moet van die grondslag niets worden afgedaan m.b.t. de leer van de kerk of de leer van het verbond of welk onderdeel van de leer ook. Doorgaande reformatie is dus terugkeer naar en gehoorzaamheid aan Gods Woord ook m.b.t. (de bezinning op) het leven in de samenleving (zie bv. wat art. 29 NGB zegt over de kenmerken van hen die bij de kerk horen). Een consequente houding op het gebied van leer en leven van de kerk en haar leden.

Deze doorgaande reformatie leidde, zo stelt Dekker vast, al direct tot een soort isolement t.o.v. de synodalen. De kerken hadden een eigen krant (Gereformeerd Gezins-blad), eigen scholen, eigen verenigingen op politiek (GPV), maatschappelijk (GMV) en ander terrein (GSEV, GOV).

Niet iedereen wilde zich daaraan conformeren. Al direct na de Vrijmaking kwam de zogenaamde Bos-actie, die leidde tot een terugkeer van 10 predikanten en ongeveer 2500 kerkleden naar de synodale kerken (pag. 23). Ook daarna was er een groeiende groep die een ander, breder kerkbegrip had en het isolement niet wenste dat de doorgaande reformatie met zich meebracht. Dat leidde tot het uittreden van de zogenaamde buitenverbanders aan het einde van de zestiger jaren.

Ondanks de pijn over deze scheuring bracht ze met zich mee dat er binnen de GKv meer eensgezindheid dan tevoren was en er een rustige tijd van opbouw en bloei aanbrak.

De doorgaande reformatie werd nu algemeen aanvaard, ook al moest er voortdurend op aangedrongen worden dat ieder zijn taak daarin bleef verstaan (pag. 24, 48).

Verandering in opstelling naar andere kerken

In hoofdstuk 4 beschrijft Dekker de positie van de vrijgemaakte kerken ten opzichte van andere kerken en de samenleving. Zijn aandacht gaat daarbij vooral uit naar de veranderingen die er plaatsvonden na de rustige periode van de zeventiger en begin tachtiger jaren. Daarbij zoekt hij ook naar parallellen met de synodale kerken.

Dekker beschouwt openheid en ruimte naar samenleving en kerken toe als de bron en de kern van waaruit de meeste andere veranderingen zijn voortgekomen. Mogelijk dat zijn sociologische achtergrond hem daar als vanzelfsprekend naartoe brengt, toch zijn we van mening dat Dekker de wezenlijke oorsprong van de revolutie die zich is gaan afspelen binnen de GKv hiermee trefzeker vaststelt. Het kost hem dan ook geen enkele moeite om vanaf het midden van de tachtiger jaren die ontwikkeling naar meer en meer openheid en ruimte aan te tonen op werkelijk vrijwel alle terreinen van de kerk, het kerkelijk leven en de daaraan verbonden gereformeerde organisaties.

Dekker laat met vele citaten zien dat deze ontwikkelingen gepaard gingen met een verandering in principiële overtuiging aangaande de ware kerk en haar taak en bemoeienis in deze wereld.

Oecumene

Na de Vrijmaking was t.a.v. de synodale kerken geen contact mogelijk gebleken, vanwege het in het midden laten van de waarheidsvraag m.b.t. 1944. Later, in 1971, stelde de GKv bovendien het bestaan van leervrijheid in deze kerken vast, vanwege het feitelijk ontbreken van leertucht. In 1989 moest men zelfs noteren dat de synodale kerken inmiddels het gereformeerde karakter hadden verloren (pag. 42).

Toch zou er vanwege de toenemende openheid die zich eerst na het begin van de negentiger jaren vooral richting CGK en NGK ging manifesteren, ook een toenadering ontstaan richting de PKN, waarin de synodale kerken in 2004 waren opgegaan. Dekker tekent daarbij aan dat de GKv in 2005 toegetreden waren tot de interkerkelijke Nederlandse Zendingsraad (pag. 47).

Wie op internet opzoekt waar deze zendingsraad voor staat en wie haar leden zijn, zal kunnen lezen dat onder de leus één in zending naast o.a. GKv, CGK en PKN ook de doopsgezinde broederschap, evangelischen, baptisten en pinkstergemeenten vertegenwoordigd zijn.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat prof. Dekker in dit kader ook beschrijft dat de laatste GKv-synode de deelname van prof. B. Kamphuis aan de Nationale Synode goedkeurde, en dat deze besloot mee te doen aan een eventueel nieuwe bijeenkomst. Daarbij wordt vermeld dat de synode ook besloot te onderzoeken of een associatie met de Raad van Kerken in Nederland mogelijk is. Deze raad van kerken, waarvan de CGK reeds kandidaat-lidkerk is, wordt gevormd door o.a. PKN, Rooms-Katholieke Kerk, Oud-Katholieke Kerk en Remonstrantse Broederschap!

Het verbaast ons dan ook niet dat de deputaten van de GKV van harte ingingen op de uitnodiging van de synode van de PKN in januari 2013, om met verschillende kerkgenootschappen om de tafel te zitten om over eenheid en getuige-zijn te spreken.

Wat een verandering, ja revolutie, is dit ten opzichte van het verleden! Maar vooral wat een jammerlijk verlies van Schriftuurlijk belijden en van de kenmerken van gereformeerd-zijn wordt hier openbaar! Want hoe verdraagt deze opstelling zich met de door de GKv aangenomen belijdenis dat men zich in alles zal richten tot het zuivere Woord van God en alles zal verwerpen wat daarmee in strijd is (art. 29 NGB)? Hoe kan men dit verantwoorden richting het enige Hoofd van de kerk?

Men heeft het vroeger heel anders uitgedragen en voorgeleefd, men kent toch zijn geschiedenis en zijn belijdenis? En men is toch indringend gewaarschuwd vanaf de negentiger jaren om toch alleen eenheid in waarheid na te streven en niet een valse oecumene?

Van doorgaande reformatie tot doorgaande revolutie moet dan toch wel de verdrietige conclusie zijn voor de ontwikkeling van deze kerken?

 

Deze bedroevende ontwikkeling had een begin. Een begin dat zichtbaar werd in de opstelling tegenover CGK en NGK. Daarover meer in de volgende aflevering.